Maatstaf. Jaargang 33(1985)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Koos Geerds Gedichten Medusa Ik aan de riemen, jij het roer - een slijtplek aan het gat. Om naderhand toch uit te varen? Wat een kort samenzijn aan leven heeft geschort: elk overweegbaar speelgenot stoot hier aan land. De golven zijn van stof met opgekrulde rand, geen zucht om met het doek wat aan te vangen. Het bleke licht kleeft aan de boorden vast. Nu ik weer durf te zien: je kleren zijn verdoft, een bruine as is in je haren komen hangen. Heb ik wel ooit je diepste gloed gezocht? Je ogen staan verkoold boven gebarsten wangen. Onwrikbaar ligt de koers voor alle tijden vast - verstard hou je het roer omklemd met beide handen. Harmonie Driemaal is scheepsrecht vertelt het land, de liquiditeit in haar clausuleringen geborgen, waarnaar men de ultieme data stelt van de levenskans. Aan flarden het nest op de grond, het struif in kielzog gestrand. Het ensemble wordt uit de restanten opgesteld. Kraaiezang toonzet lijstergefluit. Ra, ra, hoe vaak bergt de schorre krop het lokkend aas van de ijdeltuit. Hoezee, sla acht op de spreuk van mijn mond: het scheurt aan de grond, het schreeuwt dat het uitkomt. Vorige Volgende