re hand aan. Nieuwe bezoekers of eenmalige invités op deze avonden keken dikwijls wat raar aan tegen de procedurele gang. Daarover
heb ik jaren geleden in nrc Handelsblad eens een reeks artikelen geschreven onder de titel Afscheid van een bibliophiel. Weliswaar chargeerde ik hierin enigszins maar geheel bezijden de waarheid was het zeker niet!
Gerrit had bij Kleis zo ongeveer een vaste plek. Hij zat in een lage bank bij het achterraam rustig bier te drinken. Van de hapjes nam hij zelden iets. Hij behoorde tot de gasten die het laatste weggingen. Weer lijkt het alsof Komrij overleden is of tenminste van de aardbodem verdwenen. Het is niet waar zoals de lezers weten maar de avonden bij Kleis zijn in ieder geval voorbij, voorgoed voorbij. Hoe Kleis zich in het Utrechtse als gastgever zal ontwikkelen, is tot op heden niet bekend. Op een van de laatste Amsterdamse Kleis-soirees voerde Gerrit een actje op dat kenmerkend voor hem is. De op alle avonden aanwezige Amsterdams-Amerikaanse meesterbinder David Simaleavitch van binderij Phoenix reikte Gerrit een klein pakketje aan. De auteur pakte het voorzichtig uit, bladerde het boekje dat uit het pakpapier was gekomen, voorzichtig doch een weinig nonchalant door, besnuffelde de schitterende band, hield het dunne deeltje tenslotte lang vast en sprak: ‘Bou, ik neem aan dat je dit bezit. Bekijk het eens, het is een aardig exemplaar.’ Enige seconden later hield ik een van de allerzeldzaamste Rimbaud-drukken in handen. Nog nimmer had ik een exemplaar hiervan gezien, laat staan in de hand kunnen houden. ‘Niet onaardig, niet waar?’ sarde Gerrit zoet. Ik reageerde met: ‘Dat is heel aardig van je Ger. Dit cadeautje had ik werkelijk niet van je verwacht.’ ‘Ja, aardig, hè van mij,’ sprak Gerrit met een vage lach over de lippen. Geen moment eiste hij dit absolute collector's item terug. Hij wist dat ik het zelf zou teruggeven. De verdere avond heeft hij het op zijn knieën gehouden, af en toe pakte hij het uit het papier, hield het hoog voor zijn gelaat en bladerde het langzaam door terwijl hij zachtjes kreunde.
Een aantal malen heb ik met Gerrit en de immer aanwezige levensgezel een antiquariaat bezocht. Wat ik nog steeds moet leren, beheerst Gerrit al vele jaren: de rust die de waarachtige bibliofiel kenmerkt en écht maakt. Hij banjert ogenschijnlijk wat lusteloos rond in een boekenzaak. Laat zijn ogen, half geloken, langs de planken glijden en pakt dan op eens, uiterst traag, een boek van de plank. Dat boek zet hij terug. Hij vat een tweede boek bij de band. Laat de bladzijden - bijkans ongeïnteresseerd - door de vingers lopen en stapt na een paar minuten op de antiquaar af en vraagt of hij het apart wil leggen of betaalt het aan te werven boekwerk.
Voor zo ver bekend bestaan er van zijn eigen boeken bijna altijd luxe en soms zelf wel echt-bibliofiele exemplaren die speciaal gebonden zijn en meestal voorzien van de verrukkelijkste bijlagen. ‘Alsjeblieft, Bou, ik heb er nog maar eentje en die is voor jou. Niet direct naar Schumacher brengen,’ en op zo'n moment was ik dan weer in het bezit gesteld van een prachtig exemplaar. ‘De opdracht schrijven we er een andere keer in, kom, laten we gaan, anders zijn we er zo heel laat,’ en we gingen op weg naar een bibliofiel avondje of een exclusief gezelschap waarvoor we kleine voordrachten zouden houden. ‘Charles, let op maar je zult het wel gezien hebben dat daar een boom staat,’ de schrijver steekt een sigaar op (hij rookt evenveel sigaren als een beroepsroker per dag aan sigaretten consumeert), keert zich in de auto om - Gerrit zit steeds naast Charles, tijdens de autoritten waar ik aan deelnam zat ik altijd midden op de achterbank - en vraagt: ‘Zijn er nog dingen gebeurd die ik zou moeten weten?’
Komrij heeft onmiskenbaar niet alleen een boos oog in antiquariaten maar een goedgunstig ook. Na een bezoek aan Lissabon kwam hij met een aardige hoeveelheid rariteiten, kostbaarheden en unica terug. Ik vertrok een maand later naar de Portugese hoofdstad en kreeg van Gerrit een lijstje mee met de belangrijkste Lissabonse antiquariaten. Ik haalde deze winkels bijna binnenste buiten maar kon niet het geringste boekje van mijn gading vinden. Teruggekomen van mijn Iberische reis, deelde ik Gerrit mijn ver-