Maatstaf. Jaargang 32
(1984)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Deelstaat: Marxisme en mallepraat - Het travestieëncongres van de CPN
| |
[pagina 51]
| |
Internationaal bezien werden de belangrijkste herdenkingen van Marx in 1918 bepaald door Kautsky, de grondlegger van de eerste, Duitse, versie van het marxisme, en door Lenin, die in het kader van zijn strijd om de macht in het tsarenrijk een nog vereenvoudigder, Russische versie bedacht. Kautsky volstond met een ongewijzigde heruitgave van zijn tien jaar eerder verschenen Die historische Leistung von Karl Marx, terwijl Lenin in Moskou het eerste stenen monument oprichtte voor de denker die ooit twijfel als hoogste menselijke deugd zag, om vervolgens, onder het aanroepen van de aldus verstarde, te beginnen met de grootscheepse afschaffing van de particuliere eigendom van productiemiddelen ten gunste van een almachtig staatsapparaat dat de particuliere eigendom werd van de top van de bureaucratie van het meest totalitaire éénpartij bewind dat in de historie totnutoe tot stand werd gebracht. In het keizerlijke Duitse militaire hoofdkwartier kon men zich verheugen over het feit dat de oorlog aan het oostfront dankzij het ingrijpen van Lenin ten einde liep en bereidde men nieuwe offensieven aan het westfront voor. Maar in de zomermaanden kwam de economische en militaire onmacht van Duitsland tegenover de door de toetreding van de Verenigde Staten versterkte geallieerden onbarmhartig aan het licht en moest het Duitse militarisme zijn nederlaag erkennen. Van de legenden over socialistisch verraad van de Duitse nationale zaak en van de overwinningen van internationale socialistische verbroedering aan de fronten als oorzaken voor het beëindigen van de eerste wereldoorlog, hebben vooral Hitler en Stalin geprofiteerd. In 1933, toen de vijftigste sterfdag van Marx werd herdacht, zou men op grond van de ook vanuit marxistische gezichtspunten schokkende ervaringen van de eerste wereldoorlog en de ongekend diepe economische wereldcrisis die tien jaar daarna inzette, van de ondergang van de arbeidersbeweging en de democratische staatsvormen in Rusland en Duitsland na de machtsgrepen van Lenin en Hitler, enige herbezinning op enig leerstuk verwachten. Kautsky volstond in dat jaar echter met een volstrekt wereldvreemd jubilate amen over zijn marxisme en de daarop gebaseerde verwachtingen van een democratisch socialistisch Europa en gaf een derde druk uit van zijn Marx-geschrift uit 1908, ditmaal voorzien van het voorwoord: In diesen Tagen, in denen alles wankt, die bürgerlichen Klassen und Parteien an allem zweifeln, nicht zum Wenigsten an sich selbst, gibt der Marxismus für uns alle den einzig sicheren Boden ab, auf dem wir das Gebäude eines besseren Gemeinwesens aufbauen können, aufbauen werden. Daher kann ich vorliegende Schrift unverändert herausgeben. Anno 1933! In de Sowjet-Unie zette inmiddels de verheerlijking van Stalin in die alle voorgaande vormen van vergoddelijking verdrong. De belangrijkste kenner van Marx' oeuvre, Rjazanov, oprichter van het Marx-Engels-instituut in Moskou, een witte raaf van intellectuele tolerantie onder de bolsjewieken, verdween voor eens en voor altijd in het revolutionnaire schimmenrijk van de Goelag Archipel. Bij de honderdste sterfdag van Marx in 1983 was de afkeer van wat de Sowjetleiders als toepassing van het marxisme beschouwen dermate toegenomen, dat zij hun obligate internationale plechtigheden vanwege de inmiddels gebruikelijke diplomatieke verwikkelingen binnen de wereld van het wetenschappelijk socialisme naar Oost-Berlijn hebben moeten verplaatsen. Daar werd dit keer de ene Oosteuropese rozekrans van marxistisch-leninistische onzevaders en weesgegroetjes na de andere afgedraaid en elk dissident geluid elders vandaan zeer beleefd aangehoord en vervolgens zeer onbeleefd genegeerd. De verrassingen die het feitelijk verloop van de geschiedenis vele marxisten had voorgeschoteld bleven opnieuw buiten beschouwing of werden zonder meer schots en scheef bijgezet in vertrouwde schemata. Van enige serieuze heroverweging van de klassieke theorieën was geen sprake. In ons land belegde in dit laatste Marx-herdenkingsjaar alleen nog de Partij van de Arbeid een bijeenkomst. In het voormalige Huis van Bewaring in Amsterdam bracht de uit Groningen afkomstige partijvoorzitter Van den Berg een dunnetjes uitvallende feestrede uit, de inhoudelijker | |
[pagina 52]
| |
toespraken kwamen uit een forum bestaande uit twee Groningse hoogleraren in de filosofie en een in Groningen afgestudeerde socioloog die als criticus van het marxisme uit de toon viel. Harmsen, Nauta en Tromp hielden het algemeen anecdotisch, de enige die vanuit de zaal met het drietal in discussie ging was Den Uyl en niemand kon er van worden verdacht verband te ontdekken met de concrete problemen waarvoor arbeiders en boeren, ondernemers en bestuurders zich gesteld zien in het door werkloosheid geteisterde Groningen of in enige andere sector van de maatschappelijke realiteit. Nauta probeerde enige warmte aan de praktijk van het marxisme in het zonniger Zambia te ontlenen, maar dat was alleen al vanwege de beeldvorming in de doodkistzaal van De Balie onbegonnen werk. De cpn, waar men het marxisme driekwart eeuw als theoretische grondslag voor het politieke denken beschouwde, zag van herdenken af. Net nog voor het verstrijken van het Marx-jaar slaagde men erin de vernieuwingsoperaties die men na de verkiezingsnederlaag van 1977 doorvoerde op een congres over een nieuw beginselprogramma te bekronen met een travestieënspel waarin het marxisme in een feministische en het feminisme in een marxistische mode werd uitgedost, in de hoop dat het geheel niet alleen als theater maar ook als politieke formatie weer au sérieux wordt genomen. Alleen in de gedachtenwereld van protestanten die tegen het idee dat God dood is niets meer willen of weten in te brengen en in andere belevingen van het laatste stadium van het katholicisme in ons land, bleef Marx hier en daar nog als ziener van een zaligmakend hiernamaals te kunnen worden geëerd. In de sceptischer, van wetenschappelijke gezichtspunten uitgaande bespiegelingen vond men nauwelijks iets van de oude heilsleer terug. In het Marx-nummer van Socialisme en Democratie nam Den Uyl, mede onder de indruk van de nieuwe economische wereldcrisis, meer afstand van Keynes, wiens honderdste geboortedag enkele weken na de honderdste sterfdag van Marx minder aandacht kreeg - hij schoof terug in de richting van de aloude grondlegger van het wetenschappelijk socialisme. Politiek en Cultuur, het theoretisch orgaan van de cpn, bevatte daarentegen een artikel over Marx dat opviel door een heroverweging van Keynes. Aan de belangwekkendste publicatie die sinds vele jaren in ons land over dit onderwerp is verschenen, Bart Tromps Karl MarxGa naar eind1. voegden de Nederlandse marxisten tot dusver slechts hun zwijgen toe. Er lijkt weinig reden op een tweede eeuwfeest van Marx' geboorte te rekenen.
Tromp beoogde met zijn Marx-studie een precieze, beknopte uiteenzetting van de politieke theorie van Marx en een beoordeling daarvan aan de hand van de doeleinden en maatstaven die Marx zelf had gekozen. Waar hij zich strikt aan deze benadering heeft gehouden komt hij herhaaldelijk uit op een grondige demythologisering van het door marxisten doorgaans hooggehouden beeld. Nauwelijks bekende maar veelzeggende momenten in het leven en denken van Marx zullen gemotiveerde lezers ongetwijfeld aanzetten tot verdergaande critische overdenkingen. Het is mogelijk dat ik me blameer, schreef Marx aan Engels bij een van zijn beschouwingen over India. Met een beetje dialectiek is dat natuurlijk altijd weer te redresseren. Ik heb vanzelfsprekend mijn stellingen dan ook zo ingenomen, dat ik in het omgekeerde geval ook gelijk heb. In 1871 schiep Marx met zijn woedende pamflet De burgeroorlog in Frankrijk de legende van de Commune van Parijs als eerste proletarische revolutie, tien jaar later prikte hij deze mythe zelf onherroepelijk door in een brief aan Domela Nieuwenhuis. (Wat de marxisten-leninisten overigens nog steeds niet heeft gehinderd hun toch beslist niet bescheiden theorie over staat en revolutie op Marx' oude legende te baseren.) Tromp geeft een indrukwekkende schets van de invloed van Hegel op de visies die Marx heeft ontwikkeld, beginnend met een saillant detail over de bekering van de toen 19-jarige student in Berlijn die eigenlijk dichter wilde worden: de jonge Marx las de toonaangevende Duitse filosoof van die tijd in één ruk van begin tot einde, bijkomend van een periode van overwerktheid. | |
[pagina 53]
| |
(Enkele decennia nadien zou in ons land de dichter Gorter zich op overeenkomstige wijze het werk van Marx eigen maken.) Later critiseerde Marx weliswaar de opvattingen van zijn leermeester met behulp van de ideeën van Feuerbach, maar hij laat het Hegelse schema intact. In grote lijnen staat voor Marx daarmee de ontwikkeling van de samenleving vast, evenals de manier waarop deze geanalyseerd en mede daardoor gestuurd kan worden... Uiteindelijk maakt de hegeliaanse erfenis het Marx onmogelijk om zijn politieke theorieën te presenteren in termen van morele principes en institutionele middelen, en daardoor toegankelijk te maken voor reflectie en debat. Zo eindigt hij als utopist, besluit Tromp. In de interessantste bespreking van Tromps boek karakteriseert Lauxtermann Marx' wetenschap in dit verband als geseculariseerde Voorzienigheid.Ga naar eind2. De betekenis van Marx' economische studies is in het intellectuele portret dat Tromp van hem geeft onderbelicht. Het staat natuurlijk te bezien of ‘terug naar Marx’ telkens weer een lonende tocht zal blijken, zoals Den Uyl veronderstelt, hij is in elk geval niet de enige die in deze tijd op de gedachte komt dat de verwerpelijk geachte bewegingswetten die Marx formuleerde serieuze heroverweging verdienen. Tromps betoog is ook binnen het gekozen kader op dit punt in elk geval te mager uitgevallen. Anders dan in de hagiografieën van marxisten schrijft Tromp het onvoltooid blijven van Marx' theorieën voornamelijk toe aan verzwegen innerlijke tegenstrijdigheden en de grote invloed van de als wetenschappelijk gepresenteerde heilsleer die er uit werd gedestilleerd aan de vulgarisatie van Marx' ideeën door Engels. Het is niet de geringste verdienste van deze boeiendste hedendaagse Marx-studie in het Nederlandse taalgebied, dat Tromp zich op het werk van de man zelf concentreert en de daaraan ontleende marxismes terzijde laat, maar juist daarom jammer dat hij hier en daar bewoordingen kiest, die alleen zijn te begrijpen als niet ter zake interventies in de godsdiensttwisten die zich in de spleten en ravijnen van Marx' bergwerk blijven voordoen. Tromp verwijt Marx ten slotte de existentiële vorm van vervreemding te negeren en niet bij de sterfelijkheid van de mens stil te staan. Marx heeft over dit existentiële gegeven inderdaad niets openbarends te berde weten te brengen. Maar wie wel? Tromp sluit zijn Karl Marx af met de conclusie: Oog in oog met de geschiedenis van de laatste honderd jaar blijkt de politieke theorie van Marx in zijn verschillende versies bovenal van belang omdat ze even invloedrijk als misleidend is geweest. De term misleidend suggereert opzet, maar er is alleen maar reden voor de veronderstelling dat Marx zelf werd misleid door de existentiële duisternis die ons aller denken omringt en geen enkel politiek actief mens van miskleunen vrijwaart. Zeker voor het marxisme geldt dat het niet opium voor maar van de gelovigen is.
Toen partijvoorzitster Izeboud het recente programcongres van de cpn opende, waar het marxisme tot een van de inspiratiebronnen naast het feminisme werd gedegradeerd, stelde ze dat zowel de wenselijkheid als de mogelijkheid van een communistische partij van een nieuw type in twijfel wordt getrokken. Na het congres, nadat een kleine duizend communisten bijna twee van de in het program gewenste werkweken van het nieuwe type aan een formulering van hun nieuwe beginselen arbeidden, was er bitter weinig van die twijfel weggewerkt. Vrijwel alle groeperingen die zich binnen de partij aftekenen hebben op de een of andere manier al laten weten dat hun reactie op het tezijnertijd verschijnen van de definitieve tekst een papier is geduldig zal zijn. Wie politiek realistisch wil blijven zal aan dit papier dan ook niet meer gewicht hechten dan het actieve deel van de cpn zelf. De coalitiepolitiek, de voornaamste inzet en het pronkstuk van heel de vernieuwingsoperatie, blijkt niet eens binnen de eigen rijen tot resultaten te leiden en meer brokken te maken dan breuken te helen. Toegepast op de wat minder kleine klein-linkse partijen wordt het antwoord op de vraag naar politieke redenen voor het voortbestaan van een communistische partij van een nieuw type nog wezenlozer dan ze al was. Men kan zich voorstellen dat kloosterlingen zich in de middeleeuwen wel eens afvroegen of engelen borsthaar hadden en satan een poesje zou | |
[pagina 54]
| |
kunnen aaien, maar hoe moderne mensen in de hoofdstad van dit land in ernst kunnen blijven discussiëren over de vraag hoe men een levenloze marxistische leer zou kunnen verenigen met een nog niet tot leven gekomen theorie van het feminisme en daarvan inspirerende progressieve babies zijn te verwachten, laat zich moeilijker raden. Men blijkt elkaar op het congres voorlopig te hebben kunnen vinden op de formule voortbouwen. Wat het marxisme betreft wilde iedereen dit altijd al, wat het feminisme betreft zal het bij het ontbreken van enig fundament in deze drassige grond wel bij het opzetten van een kampeertent blijven. Als het feminisme als een zelfstandige inspiratiebron voor politieke activiteiten en ingrijpende maatschappelijke veranderingen functioneert, klemt voor de betreffende vrouwen des te sterker de vraag waarom zij zich dan in de theoretische corsetten van de benauwendste kleinlinkse partij in dit land rijgen. Dat ze in een periode van ontreddering binnen de cpn de gelegenheid grepen zich langs de kortste weg naar de voorgrond op het linker politieke zijtoneel te begeven en een plaats te veroveren is nog te begrijpen, maar de redenering dat er voor het verwezenlijken van gelijke rechten voor vrouwen geen betere terreinen zijn te vinden dan het kleine cpn-veldje dat ze moeten delen met zich wezenloos vernieuwende voortbouwers aan het marxisme en zich koppig horizontaal voortzettende aanhangers van het marxisme-leninisme is mallepraat. Het programcongres van de cpn is van geen belang door wat er over het marxisme of het feminisme te berde werd gebracht, het heeft voornamelijk betekenis als afsluiting van het vernieuwingsproces dat op gang kwam na de catastrofale verkiezingsnederlaag in 1977 toen men de politieke nuchterheid van de kiezers onderschatte en niet de begeerde wippositie in de Tweede Kamer bemachtigde van waaruit men een tweede kabinet-Den Uyl onder druk hoopte te kunnen zetten, maar tegen alle verwachtingen in minder dan een derde van de zetels overhield en tot onder het kiezersminimum van 1918 terugviel. De diepe crisis die dit in de totdantoe eensgezind opererende partijleiding veroorzaakte, was niet meer te verbergen. Van een behoorlijke analyse van het een en ander was geen sprake, men ontdeed zich van het bijna tachtigjarige erelid De Groot, proclameerde eerst continuïteit en verandering, liet Marcus Bakker op een prominent partijsymposium een nieuwe ronde herschrijven van de partijhistorie openen en zocht uiteindelijk zijn heil in twee richtingen, die beide slechts tot grotere verwarring en wanordelijkheden in de eigen rijen leidden. De toenmalige partijvoorzitter Hoekstra reisde de internationale communistische beweging af om de ergste kou uit de lucht te halen, wat gepaard ging met propagandistische tegemoetkomingen aan het reëel bestaande socialisme en aanpassingen van de eigen redeneringen over autonomie en internationalisme. Maar de crisis in de Poolse Communistische partij, die zich geen raad wist met de werkelijke arbeidersbeweging in het land zoals die zich in Solidarnosc manifesteerde, plantte zich voort in de cpn, al overstemde de afkeer van Jaruzelski c.s. op de redactie van De Waarheid en bij andere niet-gestroomlijnden totnutoe de afkeer van Walesa en zijn medestrijders bij de traditioneler ingestelden. Inmiddels blijkt het besluit van het cpn-congres eind 1982 om de betrekkingen met de communistische partijen van Tsjecho-Slowakije en Polen te verbreken en solidair te zijn met de oppositie van Charta '77 en Solidarnosc een dode letter te zijn gebleven. Partijbestuurder Nico Schouten, de centrale figuur in de campagnes van de cpn tegen de neutronenbom en de kruisraketten - radio-Moskou meldt zelfs de spreekbeurten op bijeenkomsten van huiskamerformaat die hij in de Achterhoek houdt - praatte genoemde beslissing kortgeleden in De Waarheid zo krom, dat men er nog slechts het omgekeerde uit kon begrijpen; in Politiek en Cultuur werd gepleit voor een evenwichtige afweging van internationalisme en autonomie. Ondertussen bracht Jaap Wolff, het oudste en verreweg ervarenste lid van het Dagelijks Bestuur, belast met de internationale betrekkingen en het financieel beheer van het partij-apparaat, in gezelschap van de nieuwe fractievoorzitster in de Tweede Kamer, Ina Brouwer, op het zoveelste | |
[pagina 55]
| |
moeilijke moment in het partijbestaan het zoveelste bezoek aan de kameraden in Moskou. Voor de oud-hoofdredacteur van De Waarheid, Gijs Schreuders, die iets dergelijks in '77 al eens had meegemaakt, de reden om uit het partijbestuur en de Tweede-Kamerfractie te stappen en zijn illusies over de vernieuwing, en later ook zijn lidmaatschap, publiekelijk op te geven. De minder officiële partijcontacten met de zusterpartijen in Oost-Europa lopen al geruime tijd via Oost-Berlijn, wat de zuiniger Andropow meer dan de helft van de reiskosten moet hebben gescheeld. De tweede richting waarin men zich van de catastrofe van 1977 trachtte te herstellen was de poging om, met behoud van de oude kaders, sentimenten en tradities, een radicaal vernieuwde indruk op de buitenwacht te maken. Het leidde tot een ware inundatie van de partijterreinen met voor de practische politiek weinig tot nietszeggend bedrukt papier en een enorme winst aan begrip en vriendelijke publiciteit. Terwijl in de jongste lichtingen menigeen verwachtte dat de vlammen van de vernieuwing boven het dak van het partijkwartier uit zouden komen en alle oude vormen en gedachten waar men van af wilde zouden verteren, bekroop traditiegetrouwe oudere werkers voor de partij meer en meer het gevoel dat een praatzieke zelfverloochening toesloeg en ze werden bedonderd of waren bedonderd. Congres na congres blijken er meer partijleden met een kater rond te lopen. Men krijgt de indruk dat vooral onder de vernieuwers velen graag van de cpn af zouden zijn maar de kracht missen de partij op eigen benen te verlaten. Toch lijkt de nabije toekomst van de cpn niet moeilijk te raden. Marcus von Münchhausen Bakker en Fré Meis proberen samen de partij aan haar eigen haren uit het moeras van de verdeeldheid omhoog te trekken en voorlopig op de vastere grond van oude gewoonten te zetten, een breed grijs midden te vormen en de extreme horizontalen en luidruchtigste vernieuwers hun biezen te laten pakken of tot randverschijnselen te laten verworden, om voorlopig althans het materiële bestaan van de partij te redden. Uit de | |
[pagina 56]
| |
Prawdaberichtgeving kan worden opgemaakt dat Moskou dit streven voorlopig steunt. Al is het Bakker-Meisaccoord op het congres niet door een meerderheid formeel ondersteund en heeft men enige veren aan feministen en vernieuwers moeten laten, daar valt mee te leven, zoals dat wordt genoemd. Door het afhaken van nogal wat vernieuwers lijkt men in feite toch tamelijk moeiteloos zijn zin te krijgen en rijpt de tijd voor het standpunt van Bakker dat de rechten van de meerderheid weer eens aan bod moeten komen. Deze oudgedienden hebben tientallen jaren zonder partijprogramma in de leiding gezeten, men kan niet verlangen dat ze van een dergelijk papier gauw een breekpunt zullen maken. Zolang ze zeker van de uitkomst van de uitputtingsslag zijn, kunnen ze met alles leven. Tekenend voor de gang van zaken in de vernieuwingsperiode is de behandeling van het beruchte rode boekje geweest, het Rapport van het Dagelijks Bestuur over De cpn in oorlogstijd van de hand van Marcus Bakker, waarmee de geroyeerde Wagenaar/Gortzak-groepering in 1958 de terugkeer naar de cpn onmogelijk werd gemaakt. Van het begin af aan is door de auteur beweerd dat de schokkende passages over het verzetsverleden van de betrokkenen op vertrouwelijke documenten en getuigenissen berusten. Deze zijn nooit aan het partijbestuur of aan het toentertijd gehouden partijcongres voorgelegd. Er werd een commissie van bijzondere vertrouwensmensen aangewezen om de juistheid van Bakkers bewering te controleren. Zij deelde het congres in 1958 in de slotzitting kort en ondubbelzinnig mee dat alles aanwezig en in orde werd bevonden. Meer dan twintig jaar later onthulde commissielid Maliepaard in De Waarheid dat dit niet juist is en Bakker noch enig ander commissielid bleek dat te willen tegenspreken. Desalniettemin zijn Bakker, noch Maliepaard, noch anderen uit de commissie voor deze oplichterij van de partij ter verantwoording geroepen en koos ook het vernieuwerscongres in 1982 voor Bakkers hypocriete uitvlucht dat niet hij, maar congressen voortaan geen partijgeschiedenis meer moeten schrijven en liet het daarbij. Men gaf er de bedriegers een vrijbrief mee. Iedereen die de gang van zaken indertijd van nabij heeft kunnen volgen weet dat de afloop van die partijtwisten goeddeels is bepaald door de keuze die men in Moskou heeft gemaakt. Iedereen kan dat weerspiegeld zien in de publicaties daarover in de Prawda en De Waarheid, de triomfpassages in de redevoeringen op het uitstotingscongres in 1958 en in de telegrammen van zusterpartijen die in de congresdocumenten werden gepubliceerd. Maar ook de vernieuwende cpn-politicologen die er binnen en buiten de partij onderzoeken over publiceerden hielden, minder in feitenkennis geïnteresseerd dan zij voorgaven, dit aspect zelfs in hun documentaire uitgaven buiten het gezichtsveld. Wie de waarheid schuwt wil bedrogen worden. Tekenend voor de stand van zaken na het congres is dat Politiek en Cultuur (onder redactie van Marcus Bakker) een op enkele punten diplomatieker, bijgeknipte versie van het nieuwe partijprogram publiceerde, de traditionele paascollecte voor De Waarheid dit jaar, ondanks brede pogingen dit dagblad te promoveren tot een krant van heel links Nederland, ongegeneerd rechtstreeks een enveloppecampagne werd voor de cpn en op de 1-mei-meetings onder de cpn-sprekers geen vernieuwers waren te bekennen maar wel bekende reeds of bijna horizontalen als Meis, Walraven, Aarts en Bakker, terwijl partijvoorzitster Izeboud liet weten dat zij binnen afzienbare tijd een boetiekje wil beginnen.
De vraag in hoeverre Marx werk als grondslag kan worden beschouwd voor wat als marxisme gangbaar werd, is wellicht voor theoretici over het theoretiseren nog interessant, meer gewicht heeft het antwoord op de vraag wat marxisten intellectueel dan wel politiek nog presteren. Wat dat betreft is er in het afgelopen Marx-herdenkingsjaar in ons land weinig gebeurd dat het misverstand zou kunnen oproepen dat het marxisme de krachtig spuitende inspiratiebron is waar men in de cpn naar uitkijkt. Men kan Marx en de maatschappelijke problematiek waarop hij meer licht trachtte te werpen maar op één manier ernstig nemen en als stimulerend ervaren: vanuit een twijfelende benade- | |
[pagina 57]
| |
ring, oog hebbend voor de beperktheid van Marx' kennis, ervaringen en mogelijkheden en de betrekkelijkheid van zijn daarop gebaseerde inzichten. Maar in ons land bleef, op een enkele oorspronkelijke bespiegeling in Politiek en Cultuur na, elke studie door marxisten waarin de honderd jaar geleden onder woorden gebrachte opvattingen werden getoetst aan wat de wereld nadien te zien en te horen heeft gegeven achterwege. Zonder de Karl Marx van tot critische analyse geïnspireerde Bart Tromp zou de herdenking van deze theoreticus van het socialisme in dit land helemaal een treurige vertoning zijn geworden. Het marxisme is opnieuw een anker gebleven dat een schip van vooruitstrevenden dobberend op een vaste plek in de haven van het gemak houdt - de opvarenden kiezen geen zee maar dromen van de ijzeren noodzaak en de wetmatigheden van de vooruitgang. Het leidde zowel in het socialistisch maatschappij-onderzoek als in de politieke praktijk tot een grotere belangstelling voor feiten die zouden moeten verschijnen dan voor degene die zich voordoen, tot verlammende opvattingen en isolement. Het laatste cpn-congres was een sprekend, maar zeker niet het belangrijkste voorbeeld van dergelijke vervreemdingsprocessen. Bijna elke poging tot een programmatische rationalisatie van het door irrationele motieven bepaalde streven van communistische partijen brengt met zich mee dat de interne spanningen tot een uitslaande brand leiden en er op korte termijn opnieuw een schizofreen aandoende afstand bestaat tussen de ficties op het programpapier en de realiteit van het maatschappelijk leven. De sprekendste voorbeelden leveren een programhistorie van de Communistische Partij van de Sowjet-Unie op. Hoewel de aanvaarding van het nieuwe partijprogram op het cpn-congres meer beruste op overeenstemming door nietszeggendheid dan op verheldering van keuzen en standpunten, zijn in de eraan voorafgaande discussies zinnige dingen over actuele kwesties naar voren gebracht, niet in de laatste plaats waar feministische opvattingen over de feitelijke gelijkgerechtigdheid van de vrouwen in de hedendaagse samenleving en de democratie en het socialisme in het algemeen aan de orde waren. Maar juist nu de vraagstukken die de economische crisis, het milieubeheer, de verwezenlijking van de rechten van de vrouwen en het voorkomen van nieuwe vormen van discriminatie om krachtiger ingrijpen vragen, kunnen degenen die qua ideeën, organisatie en bestuurscapaciteiten iets te bieden hebben zich beter afvragen wat ze nog te zoeken hebben in een communistische partij, die na een vijfenzeventig jaar overwegend sectarisch bestaan weinig ander perspectief heeft dan een plaats op de curiosalijst van de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer. De scheidslijn tussen vernieuwers en traditioneler georiënteerden, die zich onder de druk van de nieuwe crisis bij geheel links voordoet, loopt onder de Nederlandse communisten niet tussen degenen die meer en degenen die minder oog hebben voor de politieke en sociale werkelijkheid om hen heen, maar eer tussen degenen die bereid zijn de fundamentele spelregels van de Westerse democratie principieel te aanvaarden en degenen voor wie dat tactische, op hun best strategische manoeuvres blijven, overeenkomstig de opvattingen die daaromtrent gemeengoed zijn in de internationale communistische beweging. Doordenkende vernieuwers in de cpn, al dan niet marxistisch en feministisch geïnspireerd, komen bij de sociaal-democratie uit, die zowel de liberaal-anarchistische staatsonmacht als de marxistisch-leninistische staatsalmacht afwijst en alleen kans ziet op een overtuigende, en daardoor verantwoorde, verwezenlijking van socialistische programma's in een degelijk gecontroleerde democratische staatsorde. Doordachte communisten blijven zich principieel van de sociaal-democratie onderscheiden en oriënteren zich op de gangbare opvattingen in de communistische zusterpartijen die bijzondere banden aanhouden met degene die aan de macht zijn in Oost-Europa. De breuk is onvermijdelijk. De politieke democratie die kenmerkend is voor West-Europa en Noord-Amerika berust op een elders ongekende mate van tolerantie en relativering, van het ter | |
[pagina 58]
| |
discussie laten stellen van de eigen waarden, inzichten en doelstellingen, die zich niet verdraagt met de import van principiële intolerantie, van absolutisme, die de politieke cultuur in Oost-Europa en het reële type communistische partijen bepaalt. Democratische verdraagzaamheid is niet te rijmen met onverschilligheid, met toegevend tolereren van op onverdraagzaamheid gebaseerde opvattingen en politieke praktijken.Ga naar eind3. |