Maatstaf. Jaargang 31(1983)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] Willem Wilmink 's Avonds laat Moeder, je kwam om elf uur thuis. Niet later, zei je zelf. Ik zit nog steeds alleen in huis. Het is kwart over elf. Ik kwam uit bed om negen uur, ik hield het niet meer uit: geroezemoes achter de muur, figuren langs de ruit. Straks komen dieven om de hoek en klimmen door het raam. Naar geld en klokken zijn ze op zoek, ze fluisteren mijn naam. Ze vinden onze klok nog wel: hij tikt vannacht zo bang. Als ik mijn oma nou eens bel? Maar nee, die slaapt allang. O, moeder, moeder, kwam je maar. Of ben je soms op reis? Ik zit te woelen in mijn haar. Het wordt al grijs. [pagina 132] [p. 132] Wonderen der wereld 'k Wou naar de kermis gaan, ik wou me gaan vermaken, zag zoveel vreemde zaken, kwam er bedroefd vandaan. Een heel dik meisje dat wijdbeens was neergezeten. Een man vol vlooienbeten. Een die geen benen had en voor ons allemaal de schacht waarin die benen zo jammerlijk verdwenen, had nagebouwd op schaal. Een heer met microfoon riep in een tent ons samen. De hoofdeloze dame stelde hij daar ten toon: ‘Het is een heel sterk stuk, volgens de professoren: zij heeft haar hoofd verloren bij een zwaar ongeluk, maar is volgroeid en rijp en kan nog pijn beleven. Zij zal een teken geven als ik haar even knijp.’ Is dit bedrog misschien? Ze heeft vegen op haar kousen. Als ze een hoofd had, zou ze die vegen kunnen zien. [pagina 133] [p. 133] Oorlog 't Was oorlog. We zaten gewoon in de klas. Je was bang... voor een vak waar je slecht in was, je was bang... voor een beurt, zo ineens voor het bord. Niet bang voor de oorlog, maar voor je rapport. De Duitse soldaten marcheerden maar an. De Duitse soldaten, wat zongen die dan? ‘Er bloeit een wit bloempje daarginds op de hei.’ Of: ‘In de maand mei is de winter voorbij.’ We vonden het mooi, zo'n soldatenlied. Het kwaad dat ze deden, dat kenden we niet. Maar soms was er doodsangst, voor het gerucht van vliegtuigen, met mooi weer in de lucht. Mooi weer, dat betekende levensgevaar. In een kelder zaten we dicht bij elkaar. En de buurman speelde zo dapper voor spook en we moesten er nog wel om lachen ook. We hadden na een bombardement nieuw speelterrein, met gras en cement. Daar speelde je dat je gesneuveld was, dan lag je een tijdje dood in het gras. Je maakte een voetbal of ook wel een bom van proppen papier, elastiekje erom. Het leven ging meestal gewoon maar zijn gang. Maar soms was je bang. Soms ben ik nog bang. Vorige Volgende