kwam. Hij had een fijn gezicht en een opvallend dunne neus. De beide dochtertjes hadden dezelfde dunne neusjes als hun vader, zó dun, dat je er verliefd op kon worden. Hoewel mijn hartje altijd even sneller klopte als wij gelijk met dit drietal opliepen, spraken wij niet met hen, maar liepen toch graag met hen mee.
Op de school van Ulehake ben ik maar een jaar geweest. Het was ver boven onze stand. De meeste kinderen werden per eigen rijtuig gebracht en gehaald, terwijl ze vlakbij de school woonden. Wij, die er een uur vandaan woonden, moesten lopen bij weer en ontij. Wel konden wij de weg bij de splitsing Donkerelaan en Brederoodseweg bekorten, door schuin een weiland over te steken. Maar wij moesten dan om de koeien heen, die soms vervaarlijk dichtbij kwamen. Ik, lafaard, prefereerde op de weg te blijven en daardoor de afsteek te mijden, met als gevolg dat, als wij laat waren, ik mij een ongeluk liep om toch gelijk met de anderen bij school aan te komen. Wij beklaagden ons bij mijn vader, dat wij altijd moesten lopen. Daarom liet hij ons halen in een huurrijtuig van de stalhouderij Böttger, aan de rand van het Bloemendaalse bos gelegen. Je kon er in de zomer ezeltjes huren en daarop rondrijden. Dat rijtuig stond ons maar gedeeltelijk ter beschikking, want om de kosten te drukken werden ook andere kinderen in het rijtuig opgenomen, die een hoop kabaal maakten en zo kwamen wij dan aan het deftige schoolgebouw voorrijden. 't Was een beetje een zielige vertoning, zodat de goede bedoeling averechts werkte en wij tenslotte door een zachte wenk van het schoolbestuur werden beduid er maar af te gaan. Bovendien heb ik daar de grootste ontgoocheling uit mijn jeugdjaren meegemaakt: de beroemde gymnastiekleraar Meyering, die met Sinterklaas optrad als de goede Sint, had een kop vol krulletjes en juist op het moment, dat hij weer door de deur zou verdwijnen, verloor hij zijn mijter en kwam zijn krullekop te voorschijn.
Wij hadden slöjdles van een broer van de toenmalige directeur van de Brinioschool aan de P.C. Hooftstraat in Amsterdam, die Vrij heette. Hij liet ons met klei werken en wij leerden riet vlechten. Dat betekende een druk geloop naar een emmer water, waar de rietstengels eerst in week gemaakt moesten worden vóór je ze kon buigen. Wij liepen elkaar voor de voeten of sloegen elkaar met de natte slierten in het gezicht. Heel anders werd het toen wij overgingen naar de school van IJzerman. Hier waren geen André de la Porte's, geen rijke kinderen Laan (de tweeling Lydia en Kees). Kees had de mooiste en duurste bestuurbare bobslee met een opstap en vier comfortabele plaatsen. Als hij van het Kopje naar beneden gleed, moest iedereen maken dat hij wegkwam, zoveel plaats nam dat gevaarte in. Nee, hier waren de echte dorpskinderen, de meisjes mer witte schortjes voor en veel jongens op klompen. Toch kwamen er plotseling twee blonde vlechtjes uit een hemelsblank halsje over mijn lessenaartje te liggen.
Het meisje, die ze toebehoorden, heette Roosje Dijsselhof en was het dochtertje van de beroemde schilder Dijsselhof, die prachtige aquariumstukken schilderde en een grootmeester in de batiktechniek was. Elke dag werd zij door haar moeder mevrouw Dijsselhof-Keuchenius van school gehaald. Wij spraken dat kind niet aan. In die tijd durfde je zoiets niet te benaderen. Leeft zij nog?
De heer IJzerman had een tick. Hij klikte nl. met zijn tong, zowat om de drie woorden. Dat gaf hem vreemd genoeg een zeker aanzien. Hij stond elke morgen aan het hek van de school en wij gaven hem een voor een een hand. Hij droeg een sikje, zoals vele heren toen en alles bij elkaar had hij een prettig vaderlijk voorkomen.
Hij had een dochter, Jo IJzerman, die ook aan de school was verbonden als onderwijzeres. Wat ik me nog van haar herinner is, dat zij blond was, erg goedlachs en naar ik later begreep een beetje buiten het gewone type ‘schooljuffrouw viel. Mijn jongere broer Pim had zij in de klas. Eens, toen hij in de hoek moest staan voor straf en zij langskwam, gaf hij haar pardoes een arm! Daardoor was zij tot tranen toe geroerd en had hij haar hart gestolen. Later is zij zangeres geworden en werd zij zelfs door Lodewijk van Deyssel met een vleiende bespreking over haar zangkunst vereerd. Zij is tenslotte getrouwd met een