Maatstaf. Jaargang 31
(1983)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Edward Baker De poëzie en politiek van Roque Dalton - een korte inleiding‘Ik moet iets doen met de modder van de geschiedenis,’ schreef de Nicaraguaanse dichter Pablo Antonio Cuadra zo'n vijfentwintig jaar geleden. Iets doen met de modder van de geschiedenis is niet eenvoudig zo-maar-wat doen: het is een specifiek politieke stelling. En het is een poetische stelling die het bundelen vereist van de krachten van een taal die altijd klaarstaat om de dichter te verraden, want behalve die der liefde is er geen taal die zo hol klinken kan als de taal van de politiek. Van al de beste Centraal - Amerikaanse dichters van de laatste twintig of dertig jaar - Cuadra, Ernesto Cardenal, Otto René Castillo, om er een paar te noemen - heeft niemand de politiek van de taal en de taal van de politiek, dat wil zeggen hoe de woorden van het volk gehanteerd worden, zo intelligent en moedig aan de tand gevoeld als de San Salvadoriaanse dichter Roque Dalton (1935-1975).Ga naar eind1. Latijns-Amerikaanse dichters hebben twee voordelen boven de meesten van ons. In de eerste plaats kunnen ze zich de dodelijke luxe niet veroorloven van een leven dat zich van de geschiedenis afwendt. Vroeger of later leren ze beseffen dat schrijven, als alles in Latijns-Amerika, een zaak is van leven of dood, want zij verkeren in staat van oorlog. Op zichzelf verleent deze omstandigheid ze geen morele of artistieke integriteit die de rest van de mensheid niet bezit. Het betekent eenvoudig dat ze geen lange, nutteloze middagen hoeven te verdoen met zenuwachtig gezoek naar thema's. Hierop zinspeelde Dalton toen hij in een kort gedicht getiteld ‘Latijns-Amerika’ schreef: In het aangezicht van de maan rookt
de dichter zijn roerende madelief
drinkt hij zijn drank van uitheemse woorden
ontstijgt hij zichzelf met zijn bedauwde penselen
krast hij op zijn pederastische viool.
Totdat hij zich te pletter loopt
op de harde muur van een kazerne.
Hieraan dacht hij ook toen hij een ander gedicht
schreef dat o.a.s.Ga naar eind2. heet en dat als een tegenhan-
ger van ‘Latijns-Amerika’ gelezen kan worden:
Vandaag de dag heet de President van mijn land
Kolonel Fidel Sánchez Hernández.
Maar Generaal Somoza, de President van Nicaragua,
is ook President van mijn land.
En Generaal Stroessner, de President van Paraguay,
is ook een klein beetje President van mijn land,
hoewel minder dan
de President van Honduras, oftewel
Generaal López Arellano, en meer dan
de President van Haïti,
Monsieur Duvalier.
En de president van de Verenigde Staten is meer President van mijn land
dan de President van mijn land
die, zoals ik al zei, vandaag de dag
Kolonel Fidel Sánchez Hernández heet.
Een tweede voordeel is dat de Latijns-Amerikaanse dichters voorbeelden als Neruda en Vallejo hebben, van wie men het gewicht voor jongere dichters onmogelijk kan overdrijven. Met | |
[pagina 66]
| |
imitatie heeft dit niets te maken. Het betekent veeleer dat een schrijver van meet af aan weet dat zijn artistieke taken volstrekt redelijk zijn, ondanks stromen van propaganda die het tegendeel wil bewijzen, en dat enkele van die taken onomstotelijk in zijn eigen taal zijn volbracht door twee van de beste dichters van de twintigste eeuw. Latijns-Amerikaanse schrijvers kunnen de geschiedenis niet de rug toekeren, maar ze kunnen haar evenmin eenvoudigweg boekstaven. Ze moeten er dingen bij verzinnen of haar zelfs geheel uit hun duim zuigen, zoals twee meesters van de moderne roman, Alejo Carpentier en Gabriel García Márquez, dat hebben gedaan. Dalton moest een dergelijke taak onder veel zwaardere omstandigheden volbrengen, omdat El Salvador een land is waarvan de geschiedenis heel letterlijk is gekidnapt. In 1932 vond in El Salvador een opstand van arbeiders en boeren plaats die door het leger werd neergeslagen ten koste van dertigduizend doden, bijna vijftig jaar militaire dictatuur en de huidige staat van burgeroorlog en rechtse terreur. Geheel volgens Orwells recept hebben de autoriteiten van El Salvador geprobeerd om deze gebeurtenissen te schrappen uit de officiële geschiedschrijving van het land. Het maken van coupures in de geschiedenis inspireerde Dalton tot het schrijven van zijn Las historias prohibidas del Pulgarcito (Mexico, 1974),Ga naar eind3. dat het laatste boek zou worden dat Dalton tijdens zijn leven publiceerde. Las historias prohibidas is een verzameling documenten afgewisseld met gedichten ontleend aan Salvadoriaanse bloemlezingen, samen met bladzijden geciteerd uit kronieken uit de tijd van de Spaanse verovering, en talloze artikelen uit zowel de Salvadoriaanse als de internationale pers. Het boek bevat ook verscheidene korte teksten en gedichten die duidelijk door Dalton zelf zijn geschreven. Tenslotte is er een bibliografie, gevolgd door deze aantekening:
Naast de oorspronkelijke gedichten en teksten zijn drie teksten zodanig gewijzigd dat ze het effect bereikten dat de auteur beoogde, en twee teksten die ogenschijnlijk aan andere publicaties werden ontleend, zijn apokrief. Het is aan de lezer om te ontdekken welke dat zijn.
Dit alles heeft een volstrekt surreële werking. Als boek samengebracht vormen de verschillende teksten een ‘intertext’ die, wanneer ze als een geheel wordt gelezen, de lezer voorziet van een bruikbaar verleden, een geschiedenis die tegen de officiële geschiedenis ingaat zoals ze door de machthebbers is geschreven, en verzwegen. Het is allemaal even echt - documenten zijn documenten en feiten zijn feiten - en het is allemaal even surreëel, want elk document en elk feit kan apokrief zijn. En toch zijn Daltons bestaande en verzonnen werkelijkheid ongetwijfeld realiteit, in diepere zin, juist omdat alles apokrief is in de letterlijke betekenis van het woord. Wat verborgen, dat wil zeggen apokrief was, is ontsluierd, ontmaskerd. Een enkel voorbeeld zal volstaan. Een van de belangrijkste teksten van Las historias prohibidas is ‘Daden, Dingen en Mannen van 1932’, een achtdelige verzameling van documenten, gedichten, een scenario van de massamoord, telegrammen, enz. Deel acht is een reeks citaten van de legerofficier die de massamoord leidde en daarna tot 1944 in El Salvador aan de macht was, Generaal Maximiliano Hernández Martínez, die onder meer theosoof was:
Het is goed dat kinderen barrevoets gaan. Zo, ontvangen ze beter de heilzame uitwasemingen van de planeet, de trillingen van de aarde. Planten en dieren dragen geen schoenen.
De biologen hebben maar vijf zintuigen ontdekt. Maar in werkelijkheid zijn er tien. Honger, dorst, voortplanting, ontlasting en urinering zijn de zinnen die de biologen geen plaats geven op hun lijst.
Waarom glimlacht een man bij zichzelf terwijl hij op straat wandelt? Omdat de geest de materie overwint?
Het is een grotere misdaad om een mier te doden dan een mens, want wanneer een mens sterft | |
[pagina 67]
| |
wordt hij opnieuw geboren, terwijl een mier voorgoed sterft.
Als je water warm maakt krijg je stoom. En wat zou superstoom zijn? Hoewel we er geen kennis van hebben, bestaat het wel.
De lagere vormen van democratie leggen de nadruk op rechten; de hogere vormen leggen de nadruk op plichten.
Ik kan er onmogelijk achter komen of deze opmerkingen werkelijk door Hernández Martínez zijn gemaakt, of door Dalton zijn verzonnen, of ze ‘echt’ zijn of ‘apokrief’. Wat duidelijk is, is dat ze als teksten zowel op zichzelf als in hun verhouding tot de andere teksten in het boek een waar en getrouw beeld geven van de geschiedenis van El Salvador. Iets doen met de modder van de geschiedenis betekent denken, schrijven, verzinnen zelfs, maar bovenal betekent het: handelen. Toen Dalton in 1957, toen hij tweeëntwintig was, lid werd van de Communistische partij, verrichtte hij daarmee een daad. Vanaf die tijd tot aan zijn absurde dood in 1975 werd hij verscheidene keren gevangen genomen en ontvluchtte hij verscheidene keren, werd hij ter dood veroordeeld en gered omdat de dictator José María Lemus vier dagen voor de executie ten val kwam, en leefde hij als politieke banneling in Guatemala, Mexico, Tsjecho-Slowakije en Cuba. In deze tijd reisde hij ook naar de Sovjet Unie, de Volksrepubliek van Vietnam en de Democratische Republiek van Korea. Veel van Daltons beste poëzie probeert de taal van zijn politieke keuze te doorgronden, de verbale tics, wat communisten met woorden doen en omgekeerd. In deze gedichten zien we Dalton op zijn intelligentst en zijn moedigst en, omdat hij een meester was in ironie en zelfspot, ook op zijn geestigst. Zoals bijvoorbeeld in het volgende gedicht over de eerste bijeenkomst van zijn eel, ‘Vragen om moeilijkheden’: Het regende in de nacht van de eerste bijeenkomst van mijn cel
zoals het water van me afstroomde wekte grote bijval bij vier
of vijf figuren uit het Goya-kwartier van de stad
iedereen daar had misschien een klein beetje genoeg
van achtervolging en zelfs van de foltering waarvan ze dagelijks droomden.
Veteranen van vakbonden en stakingen verrieden
een zekere heesheid en zeiden me
dat ik een pseudoniem nemen moest
dat ik ze vijf pesos per maand schuldig was
dat we er elke woensdag voor zouden nemen
en hoe of het ging met mijn schoolwerk
en dat we vandaag een van Lenins pamfletten zouden lezen
en dat je niet om de minuut kameraad hoefde te zeggen.
Toen we weggingen regende het niet meer
mijn moeder schold me uit omdat ik te laat was.
De ironie van het gedicht is tegelijkertijd dolkomisch en subtiel, want een dichter moet over een aanzienlijke subtiliteit beschikken om de overgang van kind tot man en weer terug onder woorden te brengen en een perfecte uitdrukking te geven aan zowel de plechtigheid van het moment als aan de verveelde gebaren, de onverschilligheid voor angst, het aanleren en afleren van een jargon - ‘en je hoefde niet om de minuut kameraad te zeggen.’ Nog een voorbeeld van aan- en afgeleerd jargon is deze kernachtige poëtische aanval op twee clichés, dat wil zeggen twee waarheden die lang geleden tot cliché werden: ‘Revisionisme’
Niet altijd.
Want
in Macao
bijvoorbeeld
is opium
opium voor het volk.
| |
[pagina 68]
| |
Het subtiele voorbeeld van Dal tons subtiele ironie vinden we in een prozagedicht getiteld ‘Een Niet Wat Je Noemt Optimistische Tragedie’, dat hij in 1966 en 1967 schreef toen hij in Praag woonde en werkte:
Cubaanse sinaasappels in Na Prikope! Ik weet niet waarom ze me doen denken aan het lieve gezichtje van onze Roemeense kameraad, ik bedoel de kameraad-functionaris-van-de-Roemeense-Communistische-Partij, die de bijeenkomst van de Redactie Raad van het Internationale Tijdschrift bijwoont (Problemen van Vrede en Socialisme, als u dat liever heeft). In de plechtige gangen van het gebouw aan de Thakurova (wat in het Tsjechisch ‘Rabindranath Tagore-Straat’ betekent) waren haar Cubaanse sinaasappelgezichtje, haar braaf-meisjesogen en haar vorstelijke neus de dingen geworden waarnaar ik dagelijks met het meeste verlangen uitzag. We zeiden nooit een woord tegen elkaar (zelfs niet toen ze op een dag mijn kantoor binnenkwam om me een bulletin te geven) en nu is alles verloren want haar gevorderde, zij het subtiele en sierlijke zwangerschap wijst erop dat ze enige tijd geleden getrouwd is. Gister stak ik mijn hoofd uit het raam om naar de kersenbomen op de nabije heuvel te kijken, en met behulp van de zon en een bijzonder hoge tak zag ik aan de schaduw van mijn hoofd een ontoombaar gewei ontspruiten. Dit alles is erg moeilijk te aanvaarden voor een soldaat van de Revolutie.
Alles is parodie hier, met inbegrip van de titel, die de spot drijft met een toneelstuk van de Sovjet schrijver Vsevolod Vishnevsky Een Optimistische Tragedie, een pseudo-socialistisch, realistisch monstrum dat handelt over ware ‘soldaten van de Revolutie’, aangevoerd door een vrouw die ook ‘soldaat van de Revolutie’ is en geen ‘functionaris’ met een ‘lief gezichtje’. De ‘soldaat’ Dalton draagt de hoofdtooi van de cocu, maar de horens zijn een schaduw, niet minder schimmig dan zijn liefdesgeschiedenis met de ‘kameraad-functionaris’, zijn journalistieke werk in Praag en vooral zijn revolutionaire arbeid. En zo vertelt hij zijn Tsjechische geliefde in het gedicht ‘Bij het vervliegen der jaren’: Vandaag of morgen sleep ik je naar mijn land,
de komische kosmos,
de anachronistische microcosmos,
waar Kaïn en Abel
elkaar nog steeds onder de tafel schoppen.
Dat zal mijn langdurige wraak zijn,
het laatste hoofdstuk van deze liefdesoorlog;
je trotse Tsjecho-Slovaakse tieten
verwelkend te midden van de onverzoenlijke vulkanen.
Natuurlijk
moet er eerst revolutie komen
voordat zoiets gebeurt,
en ik, wel,
ik bedoel,
mijn dokter...
De politieke spanningen in dit en dergelijke gedichten - Daltons ambivalente houding ten opzichte van de landen van Socialistisch Europa, zijn eigen politieke passiviteit en vooral zijn groeiende overtuiging dat een gewapende strijd de enige oplossing was voor El Salvador en Latijns-Amerika in het algemeen - evenals de persoonlijke spanningen - het onvermijdelijke gevoel dat hij als Salvadoriaan (‘Helaas ben ik een functionaris in de kleinste Communistische partij van de wereld’) in Praag op een Marsbewoner leek - deden hem in 1967 naar zijn ‘vaderland’ Cuba terugkeren. Daar kreeg hij in 1969 de belangrijke Casa de las Americas-prijs voor zijn beste bundel gedichten Taberna y otros lugares. Daltons bitterste satires betreffen zijn land en zijn volk, en vooral hun semi-koloniale verhouding tot de Verenigde Staten. Een van zijn meest Kafkiaanse gedichten (Kafka was een van zijn voornaamste invloeden, evenals Breton) is Een Plan:
Er is niet genoeg misdaad in mijn land. Als je de honger beschouwt, en het feit dat alleen bankiers, hun vrouwen en kinderen verdovende middelen gebruiken, dan blijft het aantal mis- | |
[pagina 69]
| |
daden belachelijk laag. De hoop bestaat echter dat de nieuwe regering erin zal slagen om een gloednieuwe visie op het plegen van moord, aanranding en verkrachting te propageren. Een achtentwintig-jarige moordenaar, een natuurlijke zoon van Ernest Hemingway (ja, werkelijk, van Ernest Hemingway, ik weet het) is hier gekomen om een nationale campagne in deze trant te leiden. Moord of verkrachting van een maagd van goeden huize zal met juwelen en geld worden beloond. Het vermoorden van een dame op leeftijd zal als een plicht worden beschouwd en onbeloond blijven. Wat kinderen betreft lijkt het, op grond van de teneur van de voorbereidende discussies over deze kwestie, aannemelijk dat, gezien hun aantallen, zelfmoord zal worden gepropageerd. Volgens López Hemingways plan - als men aanneemt dat het verbreiden van de nieuwe methoden van geweldpleging over de hele lengte en breedte van het land is gegarandeerd - zal mijn land in minder dan twee jaar niet alleen het ideale oord zijn om te trouwen en een gezin groot te brengen, maar ook om het intensieve planten van nieuwe, aan de tropen aangepaste, graansoorten ter hand te nemen.
De dood van Dalton was in zekere zin een gevolg van de semi-koloniale staat van El Salvador. In een van de autobiografische gedeelten van zijn posthuum gepubliceerde roman Pobrecito poeta que era yo wordt de hoofdpersoon in de gevangenis door een cia-agent ondervraagd, die dreigt om hem als verklikker aan de kaak te stellen als hij niet voor de cia gaat werken. Het gevolg daarvan zou uiteraard zijn dat hij door zijn kameraden ter dood zou worden gebracht. In 1975 keerde Dalton naar El Salvador terug om zich aan te sluiten bij de guerillabeweging van het Revolutionaire Volksleger (erp). En inderdaad deed de cia het voorkomen alsof hij een infiltrant was, een uiterst linkse groep binnen de erp geloofde het verhaal en Dalton werd ter dood gebracht. Op dit moment strijdt de oppositie in El Salvador eensgezind tegen de oligarchie, tegen zijn huurmoordenaars en tegen zijn Amerikaanse meesters, en Dalton wordt algemeen erkend als de dichter van zijn volk. Zes jaar na zijn absurde dood zijn de regels die hij vijftien jaar geleden schreef nog even geldig en actueel als ze toen waren: Ik kom terug ik kom terug
niet om je vrede te brengen
maar het oog van de lynx
de reuk van de bloedhond
liefje van mij het volkslied.
|
|