Peter de Boer Twee gedichten
Sur place
(Naar Ernst Barlach, Fröhliches Einbein, brons, 1934/35)
Machtig beheerst zijn klokmantel de dans,
geen ballroom, meer een horlepiep voor krukken.
Zijn pas mankeert een sierlijke cadans,
de zweefgang om een gouden ster te plukken.
Houterig maar in stijl grijpt hij zijn kans:
‘Brons past wel op mijn maat. Met wat geluk en
't juiste licht vang ik een zilveren glans,
die ik de sterren op het hart zal drukken.’
Hij is al oud en 't hele firmament
zit in zijn hoofd, dat licht zich neigt tot wie
applaus opbrengen wil voor zijn prestatie:
het grijnzen, dat als laatste sacrament
de vuurmond richt op zijn ontrouwe leden,
die - groots en meeslepend - in brons vergleden.