Maatstaf. Jaargang 29
(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
J. Meyers Musserts grote vergissing (1937)Het recht van de historieOp 12 december 1936 vierde de nsb haar eerste lustrum met een grootse meeting in de Amsterdamse rai. Hoogtepunt voor de bijna elfduizend aanwezigen was de presentatie van een kolossale luidklok waarvan het krachtige geluid de stem van de beweging symboliseerde die reeds vijf jaar doende was het Nederlandse volk wakker te roepen. Het randschrift van de bronzen gigant luidde, refererend aan het volkslied: ‘Ik roep hen die zijn 't vaderland ghetrouwe tot in de doet.’ Lang zou hij dat niet doen: hij haalde het tweede lustrum niet eens; pal na de Duitse inval deed Mussert hem bij wijze van taktische zet kado aan Goering, die hij in het geboortejaar van de klok - ‘ons dierbaarste bezit,’ vond de schenker zelfGa naar eind1. - voor het eerst ontmoette, bij welke gelegenheid hij ‘lollige Hermann’ taxeerde als een redelijk en goedmoedig mens die voor Nederland voelde. Mussert sprak tot een van geloof en geestdrift gloeiende schare: ‘Vol moed en vertrouwen gaan wij het tweede tijdvak in. Het leger marcheert, ik ga u weer voor, wij zullen onze plicht doen en de historie zal ons recht doen.’Ga naar eind2. Dit zeggend gingen zijn gedachten uit naar de grote politieke gebeurtenis die voor de deur stond: de verkiezingen voor de Tweede Kamer in mei 1937. Hij liep over van zelfvertrouwen, was er stellig van overtuigd dat ‘het tweede tijdvak’ een zodanige beslissing ten gunste van de nsb zou brengen dat de uiteindelijke machtsovername er automatisch uit voortvloeide - binnen afzienbare tijd. En daaronder verstond hij een termijn van ten hoogste vier jaar. In de geestelijke ruimte achter zijn ogen marcheerde het leger onstuitbaar op een nsb-bewind af. Dat was wat hij met het recht van de historie bedoelde. De overwinningsroes van de statenverkiezingen van 1935, die de nsb in één klap acht procent van de stemmen hadden opgeleverd, zodat zij kwa grootte te midden der vaderlandse partijen op de vijfde plaats kwam, was in de beweging en bij haar leider niet weggeëbd, maar had zich integendeel uitgekristalliseerd in een permanente euforie. Een kleine maand na de bijeenkomst in de rai zette Mussert zwart op wit: ‘Wij hopen het te brengen tot acht, tien of twaalf zetels.’Ga naar eind3. Openlijk durfde hij dus tot tien à twaalf procent van de stemmen te gaan; heimelijk waren zijn verwachtingen aanmerkelijk hoger gespannen en kwamen in de buurt van de optimistische prognoses van medewerkers als de bekende spreker Vlekke die zei: ‘In 1937 krijgen we vijftien zetels.’Ga naar eind4. Hij sprak in besloten kring en kon dus zonder reserve formuleren wat de leiding dacht, alsmede de taktiek onthullen met behulp waarvan Mussert aan de macht zou komen: langs legale weg de meerderheid in de volksvertegenwoordiging verwerven om die vervolgens af te schaffen, met andere woorden de demokratie aan zichzelf opknopen. Vlekke: ‘Met deze vijftien man hebben wij een sleutelpositie, waarmee wij telkens en voortdurend de snel opeenvolgende kabinetten laten duikelen. Door deze aktie groeit de nsb snel tot veertig procent, waarna de koningin Mussert zal uitnodigen om | |
[pagina 95]
| |
een ministerie te vormen.’Ga naar eind5. Uiteraard werd dat niet het zoveelste machteloze kabinet van krakelende partijen, maar een echte regering, want ‘dan zal Mussert antwoorden: “Alles of niets,” dus een nsb-regering of geen regering. Als het zover is, nemen wij evenals Hitler genoegen met negentig procent der bevolking.’ Over vier jaar op z'n hoogst was het zover, volgens Mussert. Een andere nsb-funktionaris rekende op twintig tot vijfentwintig zetels en een zorgvuldig samengesteld rapport voor het hoofdkwartier sprak van achttien à twintig. Zo rooskleurig zag Mussert zijn politiek perspektief. Nauwelijks waren de verkiezingen van 1935 voor de Provinciale Staten achter de rug, of hij verkondigde al dat de nsb de volgende keer na rksp en sdap de grootste partij van het land zou zijn. ‘Bij de volgende Tweede-Kamerverkiezingen hebben wij de Christelijk-Historischen en Anti-Revolutionairen te passeren en daardoor te worden de derde in de rij.’Ga naar eind6. In november 1936 zei hij in Berlijn ter gelegenheid van zijn eerste bezoek aan Hitler ronduit dat hij dacht dat de tijd over drie à vier jaar rijp zou zijn om de macht over te nemen.Ga naar eind7. Gedragen door deze overtuiging ontwierp hij alvast een bestuursregeling, in overeenstemming met zijn grote hartstocht: ontwerpen, plannen maken op papier, konstrueren. ‘Bestuursschema voor het Nederlandse imperium’ zette hij erboven.Ga naar eind8. Het Nederlandse imperium - ‘waarin de zon inderdaad niet ondergaatGa naar eind9.’ - zou worden bestuurd door Mussert plus zes staatsministers, waarvan de goeverneur-generaal te Batavia onder de titel staatsminister van Indië er een was. Met het typische gevoel voor détail van de technikus voor wie de geringste schroef en een enkele klinknagel van belang kan zijn, gaf hij exakt aan dat die hoogwaardigheidsbekleder jaarlijks zes weken in Nederland en tien maanden in de Oost diende te vertoeven; de resterende twee weken waren bestemd voor de reis heen en weer en een deel van de zes weken in het moederland waren bestemd voor vakantie. Voorts werd bepaald: ‘De staatsministeries worden gevestigd tezamen met het imperiale receptiegebouw op de terreinen van Zorgvliet te Scheveningen. Dat zal “het” grote monumentale gebouw van Nederland worden, te bouwen in vijftien à twintig jaar met behulp van de arbeidsplicht en een generatie van kunstenaars.’ Terwijl mevrouw Mussert in alle eenvoud haar boodschappen op de fiets bleef doen, werd haar ‘kleine diktator’ meegesleept door de eeuwige manie van diktatoren om zichzelf in bouwwerken te bevestigen, in dit geval een bouwsel in het rose schijnsel van een gedroomd verschiet, waarmee hij zich plaatste in het gezelschap van de grootste droombouwer van de eeuw, Adolf Hitler, wiens onvoorwaardelijke bewonderaar hij in deze tijd werd. Architekt van luchtkastelen die, gerelateerd aan de reële ontwikkelingen, druipen van pathos. | |
‘Mussert of Moskou’‘Vol moed en vertrouwen zullen wij deze strijd voeren,’ schreef Mussert in een nieuwjaarswens over de komende slag om de gunst van het kiezersvolk.Ga naar eind10. Deze beheerste de beginmaanden van 1937 en werd met grote scherpte gestreden. Duidelijk bleek hoezeer in de afgelopen jaren de politieke sentimenten gepolariseerd waren. Op geheel andere wijze dan hij ambieerde had Mussert een eenheid geschapen, namelijk op het stuk van afkeer van en angst voor de nsb. De schrik van haar triomf van 1935 had diep ingevreten; velen vreesden wat de nsb verwachtte: een nieuw elektoraal sukses voor Mussert. Dus betoonden de partijen eensgezindheid in het zich afzetten tegen de nsb met een propaganda, waarvan de strekking luidde dat die de Nederlandse vertaling was van het Duitse nazisme en het Italiaanse fascisme, waarvan de toenemende agressie angst en vreze baarde en de kerken hadden God en verdoemenis in stelling gebracht. Hiertegenover exploiteerde de nsb de angst voor rood. Aldus deed de beproefde methode om de eigen voortreffelijkheid met andermans ondeugd te schilderen alom opgeld, hetgeen de verkiezings- | |
[pagina 96]
| |
leuzen weerspiegelden. De sdap kwam met ‘geen konsentratiekampen in Nederland’ en de nsb wierp zich als redster van de kommunistische terreur op met ‘Mussert of Moskou’, waarvan de echo mettertijd tot in Ruslands ijzige oneindigheid zou naklinken. Agressiviteit op straat, aanvallen op kolporteurs, knokpartijen bij politieke vergaderingen werden uit alle delen van het land gemeld; op Texel bleken schaapskooien met nsb-plakkaten licht ontvlambaar, keten, loodsen en schuren elders vaak niet minder. Geweld, Mussert kreeg er persoonlijk zijn portie van mee. Hij was weer onvermoeibaar, sprak in steden en op het land, blakend van zelfvertrouwen. Ruim een maand voor de dag der verkiezingen, 26 mei, verscheen hij demonstratief in Amsterdam-Noord op het zogenaamde Blauwe Zand, politiek zo rood als een kraal, om een kameraad te bezoeken, een eenvoudig man die met zijn gezin zwaar te lijden had onder pesterijen van buurtgenoten vanwege zijn politieke gezindheid. Mussert had een zweepje bij zich, wat de door hem zo verfoeide identiñkatie met de nazi's heeft bevorderd: rondlopen met een zweepje zonder paarden in de buurt leek door toedoen van Hitler in zijn Münchense tijd en van Julius Streicher een nazi-patent. Mussert was uit op een propagandastunt die aantoonde dat hij ook fysiek de vijand niet schuwde. Er was voor een fotograaf gezorgd om dat vast te leggen. Zijn verschijning in die buurt, met zo'n sjieke auto, in die tijd waarin de gemoederen zo verhit waren, is een van de vele bewijzen van de persoonlijke moed van de leider. Nauwelijks had hij bij de getergde kameraad een voet over de drempel, of ‘het rode gepeupel’Ga naar eind11. liep tierend te hoop. Toen een steen de achterruit van de auto verbrijzelde, stormde Mussert weer naar buiten, waar hij door twee mannen werd aangevallen, die hij met zijn zweepje begon te bewerken. De ommestand kwam dreigend nader, maar deinsde terug, toen Musserts chauffeur een pistoolschot in de lucht loste. Mussert sprong in de auto, die onder neerhagelende stenen wegscheurde. Op het politieburo, waar hij een aanklacht kwam deponeren, werd het zweepje in beslag genomen; zelf werd hij aan een ellenlang verhoor onderworpen, alsof hij de aanvaller in plaats van het slachtoffer was.Ga naar eind12. In Werkendam, waar drieënveertig jaar geleden zijn wieg had gestaan, kwam hij spreken in de grote Nutszaal; een gigantisch spandoek riep hem ‘welkom in uw geboorteplaats’ toe. De zaal was afgeladen, de geestdrift van zijn vroegere dorpsgenoten groot, ‘die jongen van meester Mussert’ was wat geworden in de wereld. Maar na añoop werd zijn auto de hele weg van Werkendam naar Sleeuwijk, die hij vijf jaar lang had gefietst naar de hbs en terug, met stenen bestookt.Ga naar eind13. Het interval tussen ‘hosanna’ en ‘kruisig hem’ bleek die avond heel klein. Als zodanig was dit incident symbolisch voor de verkiezingen van 1935 en die van 1937. | |
‘Wij hebben ons vergist’26 mei 1937. 's Avonds kort na zevenen, als de stembussen gesloten zijn, komen al de uitslagen van de kleinste gemeenten door de radio. In het nsb-hoofdkwartier aan de Maliebaan zit Mussert met zijn naaste medewerkers aan het toestel. De eerste berichten voor lijst 15 zijn uitermate teleurstellend; herhaaldelijk klinkt ‘nul’ of ‘één’ door de ether. Deze tendens zet zich voort. Elke uitslag is een nieuwe jobstijding. Naarmate de avond vordert tekent zich de onbegrijpelijke waarheid af: alle waterdicht beredeneerde verwachtingen ten spijt heeft de nsb een zware nederlaag geleden. In de huiskamers en in de bijeenkomsten zitten de kameraden en kameraadskes evenals op het hoofdkwartier verbijsterd bijeen en Anton Mussert, wiens versteende gezicht niets van zijn innerlijke toestand verraadt, beseft dat hij die dag voor de derde keer van zijn leven is afgekeurd om het vaderland te dienen. Zijn blauwdruk voor de machtsovername is een puberachtige dagdroom gebleken, de nsb praktisch uitgerangeerd, het stemmenpercentage vergeleken | |
[pagina 97]
| |
met 1935 - 7,91 procent - bijna gehalveerd: 4,21 procent en in plaats van 15, 20 of zelfs 25 zetels brengt zij het niet verder dan 4. Mussert was voldoende leider om onmiddellijk over te gaan tot aktie. Hij liet zijn auto voorrijden en gaf opdracht de kameraden in de bijeenkomsten in de grote steden te berichten dat hij naar hen toe kwam om hen toe te spreken. Mussert komt! ging het door de rijen der geslagen getrouwen. Een nacht in 1928 indachtig, ging hij volharding prediken. Toen stond hij in een zware novemberstorm op een dijk langs de Utrechtse Vecht die dreigde te zullen bezwijken. Geniesoldaten, arbeiders en studenten streden een schijnbaar hopeloze strijd. Een officier stelde dan ook voor op te geven. Mussert beval vol te houden. De dijk hield het. Het was psychologisch goed gezien om er persoonlijk op af te gaan. Zijn imago van niet versagend aanvoerder, zijn charisma, werd er door versterkt, niet te versmaden voor een leider in kwade dagen, wanneer het zoeken naar zondebokken pleegt plaats te vinden. Wat de goegemeente niet wist, maar hij wel, was dat er inderdaad een aantal lieden in de beweging zijn leiderschap diskutabel wilde stellen, waarbij de verkiezingsnederlaag een niet te missen voorzet kon zijn. Eerst ging het op Rotterdam aan. Een ovatie begeleidde hem naar de uitgang, nadat hij gesproken had. Buiten wachtte de zwarte tegenwereld die hem met gejoel en gehoon ontving. Met moeite baande zijn auto zich een weg door het brooddronken volk - en deels niet slechts dat - dat luide lucht gaf aan zijn opluchting en leedvermaak. In bliksemtempo deed hij vervolgens Delft, Den Haag en Haarlem aan; ten slotte Amsterdam, waar meer dan vierduizend volgelingen wachtten in de Apollohal. Door de luidsprekers die de aanwezigen voortdurend hadden meegedeeld waar de leider zich bevond, klonk het: ‘Mussert komt!’Ga naar eind14. Het was tegen tweeën in de nacht. ‘Een siddering gaat door de zaal, als Musserts komst wordt medegedeeld. In een ogenblik van diepe stilte wachten de nationaal-socialisten af. Dan is de ban gebroken. In een daverend “houzee” vindt de opgekropte teleurstelling een uitweg.’Ga naar eind15. Wat kon Mussert ter vertroosting aandragen? Hij zei: ‘Wij hebben vandaag met elkaar een flinke tik op onze kop gehad. Wij hadden gedacht dat wij in deze jaren van strijd het hart van ons volk verder zouden hebben gewonnen. Het blijkt nu: Wij hebben ons vergist.’Ga naar eind16. En dat was voor de nsb bij lange na niet zo erg als voor het Nederlandse volk, want dat had het nationaal-socialisme zo hard nodig - al zag het dat niet in zijn blindheid. En daar werd op die sombere avond Anton Musserts tweede antithese geboren,Ga naar eind17. die van de kleine, uitverkoren kudde die het licht had gezien tegenover de grote hoop die in duisternis wandelde en wie hij niet zonder rancune het zitten op de blaren in het vooruitzicht stelde. ‘De uitslag van de verkiezingen heeft bewezen dat de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk zijn lot nogmaals onvoorwaardelijk wenst toe te vertrouwen aan de politieke partijen,’Ga naar eind18. zei hij. ‘Deze zijn dus verantwoordelijk voor hetgeen in de eerstkomende jaren gedaan en nagelaten wordt.’ Kome wat komen wilde, de demokratie zou er de schuld van hebben. Wat kwam eer men drie jaar verder was, was de onzegbare verschrikking van oorlog en bezetting... Musserts konklusie van de zesentwintigste mei kon evenwel geen andere zijn dan dat hij op een eiland terecht was gekomen, ingesloten door een zee van afkeer of tenminste van onverschilligheid van zesennegentig procent van het volk. De taktiek om via regelmatige stembusoverwinningen aan het bewind te komen was van de baan. Hij moest toegeven: ‘Wij hebben ons vergist’, maar dat wilde nog niet zeggen dat hij te blameren was. Hoogstens had hij een te hoge dunk van het Nederlandse volk gehad, het in goed vertrouwen inzicht toegedicht. De schuld lag bij de anderen, de politieke partijen en - typisch Mussertiaanse terminologie - de plutokratische en joodse pers. ‘Geslagen maar ongebroken’ zette hij | |
[pagina 98]
| |
boven zijn hoofdartikel in Volk en Vaderland,Ga naar eind19. dat twee dagen na de verkiezingen verscheen en hij vroeg: ‘Zijn wij in onze beginselen geschokt? Het antwoord luidt: Neen. Achttien eeuwen werd als onomstotelijk vaststaand beschouwd de leer dat de zon om de aarde draaide. Toen kwam Copernicus met de revolutie: De aarde draait om de zon! Halsstarrig bleef men niettemin vasthouden aan de oude leer... Honderdvijftig jaar leven wij onder de druk van de beginselen van de Franse revolutie. Wij weten dat die beginselen vals zijn, dat zij de volkeren naar de ondergang voeren... Wij waren voor 26 mei in het bezit van de waarheid en wij zijn na 26 mei nog in het bezit daarvan. De aarde draait om de zon, al blijven onze tegenstanders van mening dat de zon om de aarde draait!’ | |
Na WaterlooMussert was diep ontgoocheld, al toonde hij dat naar buiten toe niet. Om wat van de slag te bekomen ging hij een paar dagen in retraite in een rustiek hotelletje van een partijgenoot bij de Herikerberg in Overijsel, slechts vergezeld van zijn hondje Elfie, dat de herdershond Rex was opgevolgd, de oogappel van zijn baas tot aan het eind van diens leven, toen in de gevangenis zijn gedachten nog naar hem uitgingen. Mussert was voor het oog onaangedaan,Ga naar eind20. volkomen in zichzelf gekeerd, kwam en ging stil, maakte lange wandelingen in de omgeving en sprak haast uitsluitend tot zijn viervoetige metgezel. Inwendig moet hij verteerd zijn geweest door de vraag hoe het kwam dat het sukses van 1935 niet had doorgezet, maar twee jaar later al een strovuur was gebleken. Voor een juist begrip daarvan zij vooropgesteld dat Mussert bij de statenverkiezingen zijn uiteindelijk doel, doorbreking van het partijstelsel, hoogstens even had aangetipt, met name in het roomse Limburg, waar hij meer dan elf procent van de stemmen kreeg, wat overigens onmiddellijk tegen hem gebruikt werd. De realiteit was dat in dat jaar de zes belangrijkste demokratische partijen - rksp, arp, chu, Vrijheidsbond, Vrijzinnig-Democraten en sdap - niet noemenswaardig achteruit waren gegaan; zelfs de eerste vijf die de regering hadden gevormd, terwijl de krisis steeds meer ging nijpen, hadden bij elkaar maar een gering verlies geleden. Hieruit blijkt hoezeer het stemgedrag van het gros der Nederlandse kiezers gefixeerd was. De nsb-stemmen kwamen van mensen met fluktuerende politieke sympathieën en dat was maar een beperkte groep. Wie rooms was stemde rksp, gereformeerden arp, hervormden chu. Van dekonfessionalisering in de politiek was nog maar in beperkte mate sprake. De kerken waren goed gevuld en hadden de gelovigen stevig in de houdgreep. ‘God ziet u, ook in het stemhokje’ was voor velen geen loos dreigement. De aanhang van de sociaal-demokraten vertoonde eveneens een konstant karakter. Als gevolg hiervan lagen de kansen voor een nieuwe partij, al mocht het van Mussert niet zo heten, ongunstig, zeker voor een die via een politieke aardverschuiving de bestaande partijen wilde opruimen. Hierbij kwam dat Musserts intrede in de vaderlandse politiek polariserend werkte, logischerwijze: hij moest het hebben van afbraak, van de nimmer aflatende aanval. Achteraf blijkt die polarisatie voornamelijk in zijn nadeel te hebben gewerkt, want zij leidde tot massale counters waartegen de nsb niet bleek te zijn opgewassen. Hij begon met links te attakeren, het kommunisme en - in zijn optiek - deszelfs wegbereider de sociaal-demokratie, die de arbeiders bedroog en het kapitalistische systeem in stand hield. ‘In plaats van het kapitalisme werd in de vergaderingen door de bonzen met dikke salarissen en vette pensioenen het fascisme de arbeiders als boeman voorgehouden,’ zei hij in 1934 naar aanleiding van de 1-mei-viering.Ga naar eind21. ‘Wat een wonder! Als het fascisme komt, vliegen ze eruit, de baantjesgasten, dan is het met hun renteniersleven gedaan.’ Ook het liberalisme kreeg vanonder uit de zak. In Volk en Vaderland van 1 april 1933 werd het zelfs nog schuldiger en meer anti-nationaal | |
[pagina 100]
| |
genoemd dan het marxisme, omdat het laatstgenoemde stroming op zijn geweten had. Reakties uit de hoeken waar de klappen vielen, bleven natuurlijk niet uit. Van belang is dat hierbij vaak Joden, verontrust door het Duitse nazisme, vooraan stonden. Dat dit van invloed is geweest op Musserts transformatie van Jodenvriend in antisemiet moet nog worden aangetoond. De maatregelen van de overheid tegen de nsb lieten niet na diepe indruk te maken. Zij deden velen geloven dat die niet deugde, staatsgevaarlijk was en onfatsoenlijk. Naast de eerder genoemde verboden, waarvan het ambtenarenverbod het belangrijkste was, had de inbeslagname van Volk en Vaderland in oktober 1935 wegens belediging van de overheid, een zeer ongunstige uitwerking voor de reputatie van de beweging. Alles wat gezagsgetrouw was - en hoeveel was dat niet in het Nederland van de jaren dertig? - was geshockeerd. Door zich gaandeweg radikaler op te stellen - als gevolg van de vijandigheid uit eigen land en de oriëntatie op Duitsland en Italië, een wisselwerking - verloor de Mussert-beweging tenslotte het kontakt met de eigen voedingsbodem, het Nederlandse konservatisme, waarvan de kenmerken immers juist gematigdheid en trouw aan orde en gezag waren; zij zaagde met andere woorden de tak door waarop zij zelf gezeten was en raakte belast met het odium van onfatsoen. Het waren vooral de kerken die de nsb dat wisten aan te wrijven. Musserts zorgvuldige onthouding van aanvallen op deze bolwerken leverde hem niet de gewenste tegenprestatie van gedogen op, wat bij de typische Nederlandse verstrengeling van godsdienst en politiek ook niet te verwachten viel. Voor de roomse kerk was de rksp de basis van haar macht in Nederland. Daarom verklaarde zij, die elders een konkordaat aanging met Mussolini en Hitler en de wapens van Franco zegende, hier met machiavellistische soeplesse het fascisme tot doodsvijand, vooral na Musserts rijke stemmenoogst in Limburg in 1935 ten koste van de Staatspartij. Het volgende jaar werd het bisschoppelijke mandement afgekondigd, dat inhield dat aan hen die de nsb in belangrijke mate steun verleenden de heilige sakramenten onthouden zouden worden. Eveneens in 1936 verklaarde de generale synode der gereformeerde kerken de beginselen van de nsb onverenigbaar met de gereformeerde geloofsbelijdenis. De exploitatie van de angst voor het zieleheil wierp in 1937 vrucht af. Ook buitenkerkelijke organisaties - als edd, eenheid door demokratie, onder leiding van Musserts studiegenoot uit Delft, Schermerhorn, en het Comité van Waakzaamheid - lieten niet af de publieke opinie tegen de nsb op te zetten, die volgens het principe van frappez toujours het stempel van goddeloos, onbehoorlijk en on-Nederlands kreeg opgedrukt. De solidarisering van Mussert met Hitler en Mussolini die vanaf 1935 steeds onmiskenbaarder werd en die nog nader moet worden aangetoond en verklaard, gaf de anti-propaganda een forse bries in de zeilen. Naast dit alles stond de nsb zwak door innerlijke tegenstrijdigheid: in sociaal opzicht was zij door haar konservatieve karakter de hoedster van een systeem dat zij politiek wilde vernietigen en dat bepaald werd door de grote rechtse partijen en de kerken. En in Nederland ontbrak het fanatieke nationale ressentiment dat Hitler en Mussolini hadden kunnen aanwenden om een kloof als deze zo niet te overbruggen dan toch van ondergeschikt belang te maken. In de loop van 1936 begon de teruggang van de nsb. In de lente van dat jaar werd het hoogste ledental van de vooroorlogse periode bereikt - 55000; toen keerde het tij. Een jaar later waren er meer dan tienduizend leden verloren gegaan, een kleine twintig procent. Mussert verstond het niet als een mene tekel. Hem werd het uitzicht benomen door de wolken waarin hij met zijn hoofd liep. | |
PaleisrevolutieLos van het verkiezingsdebakel - de motieven | |
[pagina 101]
| |
lagen in het persoonlijke vlak - geschiedde het in het nsb-rampjaar ook nog dat een groepje ‘kameraden’ een poging ondernam om Mussert te wippen. De samenzwering ontstond vóór die zwarte zesentwintigste mei met als centrale figuur de voormalige dominee G. van Duyl.Ga naar eind22. Hij was hoofd van de Afdeling Vorming van het hoofdkwartier. Bovendien wees Mussert hem in 1937 aan om de nsb in de Eerste Kamer te gaan vertegenwoordigen. Hij was hervormd predikant in Hilversum geweest, een schitterend redenaar, zeer geliefd bij zijn gemeente, niet in het minst bij sommige vrouwelijke lidmaten - en had door zijn inzet voldoende geld voor een nieuw kerkgebouw bijeen weten te brengen. Hij was ook ijdel, en eerzuchtig, een mooie jongen met een zwak voor vrouwen. Over het feit dat hij niet alleen de liefde predikte, maar ook op al te aardse wijze bedreef, was hij uitgegleden. Hij had zijn ambt moeten neerleggen, waarna hij, niet gehinderd door zijn verleden als verklaard pacifist, in de nsb terecht kwam, in de hoop en vast van plan om in die jonge, expansieve beweging snel op te klimmen. Via zijn gave van het woord maakte hij zich populair, niet alleen in Nederland, ook in Indië, waarheen hij in de zomer van 1936 afreisde, samen met kameraad Hogewind, de man die indertijd de wa georganiseerd had. Daar maakte hij met zijn meeslepende redevoeringen geweldige furore. Dat sukses gevoegd bij zijn ambitie vervulde hem met onvrede over zijn bescheiden positie en zo mogelijk nog meer over zijn dito salaris: de zuinige leider had er een handje van om zijn medewerkers veel ruimte te geven voor idealistische arbeid door lage lonen uit te betalen. Musserts vette inkomen stak Van Duyl, en ook tegen de tweede man van de beweging had hij van alles: ‘een handige jongen met een grote mond.’Ga naar eind23. De haat kwam van twee kanten; Van Geelkerken zag Van Duyl het liefst hangen, daar deze, een man van intellektuele allure in tegenstelling tot hemzelf, hem de positie van de beste spreker van de beweging betwistte. Van Duyl achtte Mussert inkompetent als leider en dacht zichzelf die funktie toe. In Hogewind, zijn reisgenoot naar de Oost, had hij een medestander, evenals in Valckenier Kips, de zoon van Musserts vroegere hoogleraar staatsrecht in Delft en administratief medewerker op de Afdeling Vorming, een ondergeschikte van Van Duyl dus. Andere adepten waren mr. Pont, ex-burgemeester van Hilversum, als zodanig een oude bekende van Van Duyl, die evenals deze pas zitting in de Eerste Kamer had gekregen en in wiens ogen Mussert bij het soepeten zo was afgegaanGa naar eind24. - en Van der Goes van Naters, hoofd van de afweerdienst van de beweging. Verder nog de jonge Feldmeijer. Henk Feldmeijer behoorde tot de vroegste leden van de nsb, had het lage stamboeknummer 479Ga naar eind25.. Toen hij zich in 1932 als lid aanmeldde, was hij eenentwintig. Zijn studie in de wis- en natuurkunde te Groningen gaf hij eraan voor een loopbaan in de nsb die hij begon met de funktie van gesalarieerd spreker. Als zodanig had hij nogal sukses onder jongeren, met name onder studenten. Hij was een goed ogende, veelbelovende jongeman, maar veranderde later in een over het paard getilde, pafferige bon-vivant. Kwa eerzucht deed hij voor Van Duyl niet onder, een jonge radikaal die in Mussert alleen maar een halfzacht burgermannetje kon zien dat zo gauw mogelijk terzijde geschoven diende te worden. Op de Veluwe bij Lunteren had Mussert een stuk heidegrond gekocht als ‘nationaal tehuis’ voor zijn beweging. Daar werden vanaf 1936 elk jaar op tweede pinksterdag de landdagen van de beweging gehouden, die sindsdien terwille van de volkse couleur ‘hagespraken’ heetten naar de vergaderingen der vrije Saksische boeren ten tijde van de dageraad der vaderlandse historie. Tijdens de hagespraak van 1937 - op 17 mei, ruim een week voor de kamerverkiezingen -, de eerste waarop de luidklok over de heide klonk, ondernam Van Duyl pogingen om het aantal aanhangers voor zijn machtsgreep uit te breiden, heimelijk links en rechts mensen polsend. Dit werd aan Mussert overgebriefd. Die zomer heerste er in het hoofd- | |
[pagina 102]
| |
kwartier een gespannen sfeer als gevolg van de verkiezingskater en allerlei geruchten en wantrouwen. In de werkkamer van Van Duyl werd een mikrofoon verborgen om bezwarend materiaal tegen hem te verzamelen. In de nazomer sloeg Mussert toe en ontdeed zich van de rebellen. Zij werden geroyeerd of verlieten zogenaamd vrijwillig de beweging, zoals Van Duyl die blijkens een open brief in het Nationale Dagblad ontslag nam ‘om redenen van zuiver persoonlijke aard’.Ga naar eind26. Alleen Feldmeijer ontsprong de dans - in zoverre dat hij niet werd uitgestoten, hoewel hij op de royementslijst stond, maar slechts werd gestraft met verbanning van het hoofdkwartier naar het oosten des lands, waar hij distriktsleider werd van Salland. Hij zou terugkomen. | |
‘Ik zal u wetende maken’Mocht Mussert gehoopt hebben zich via deze operatie geluidloos van het rebelse gezwel ontdaan te hebben, dan kwam hij bedrogen uit. In minder dan geen tijd gonsde het land van geruchten; de pers wierp zich op de uitgestotenen; Van Duyl onthulde, zonder al te veel aandrang overigens, dat het met zijn brief geen zuivere koffie was: die was onder druk tot stand gekomen.Ga naar eind27. En dan waren er wilde verhalen over afgeluisterde gesprekken en verborgen mikrofoons op het hoofdkwartier... Mussert reageerde slagvaardig door op 1 oktober een oproep tot zijn aanhang te richten om naar de Goudsberg bij Lunteren te komen en op eigen, om niet te zeggen gewijde grond de ware toedracht uit zijn mond te vernemen. Andermaal een goede psychologische zet: legendevorming kon de beweging niet hebben, zeker niet in deze fase van neergang; daarnaast nam hij, van de nood een deugd makend, de gelegenheid te baat om zijn persoonlijk aanzien te vergroten door te poseren als waakzame redder die de schadelijke elementen tijdig had weten te ontmaskeren en elimineren. ‘Het kan regenen,’ zei hij in de oproep, ‘de heide kan kletsnat zijn, het kan stormen, beschutting kan ik u niet bieden. Ik reken erop dat gij gedragen zult worden door de geest van de beweging.’Ga naar eind28. Dat werd geen misrekening. Laat in de middag van zaterdag 9 oktober richtte hij zich tot de getrouwen die massaal gehoor hadden gegeven aan zijn konvokatie, ondanks de afstand, het ongunstige jaargetijde en de korte tijd die er was geweest om regelingen te treffen voor zaak en bedrijf tijdens hun afwezigheid. Het aantal gaf de mate van aanhankelijkheid aan de leider evenzeer aan als die van het ongelijk der usurpatoren. ‘En terwijl de avond valt en de zon verdwijnt achter de kim, staat daar hoog boven de mensen de kleine vastberaden figuur van de leider die rekenschap geeft van wat geschied is, lijnen geeft voor de verdere arbeid en die tenslotte de drie bronnen van het Nederlandse nationaal-socialisme ontwikkelt: het geestelijke fundament van de nsb’.Ga naar eind29. Op het podium torende hij boven de schare uit als een oudtestamentische profeet; kennelijk wilde hij als zodanig ook overkomen, getuige de aan de tale Kanaäns herinnerende stijl waarvan hij zich bediende - alsof hij door middel van plechtstatige, archaïsche formules zijn leiderschap een min of meer sakraal karakter wilde verlenen: ‘Ik weet dat er velen onder u zullen zijn die zich afvragen: waarom wil de leider ons rekenschap geven van zijn daden. Hij hoeft dat toch niet, wij vertrouwen toch. Ik weet het, kameraden, gij vertrouwt! Maar juist daarom heb ik de plicht tegenover u te vervullen die ik nu vervul. Wanneer iemand tot mij komt, zeggende: Wat is er aan de hand, is het wel goed? Dan is mijn antwoord: Ga heen, ik heb u niets te zeggen. Wanneer zij komen, gelijk gij zijt gekomen, vol vertrouwen en overgave, dan zeg ik: ik zal u wetende maken.’Ga naar eind30. Veel wijzer maakte hij hen ondertussen niet, wat hij in zijn voordeel wist uit te leggen: ‘...over persoonlijke kwesties wens ik geen uitweidingen te doen. Reeds gedurende jaren ben ik met modder gesmeten en dat zal nog wel erger worden. Als leider der beweging kan ik dat met alle gemoedsrust die in mij is aanvaarden, mits ik weet dergelijke middelen zelf niet | |
[pagina 103]
| |
te hanteren.’ Ergo zijn geestelijke noblesse belette hem verder te gaan dan vage algemeenheden. Desondanks werd het een lange rede. Terwijl de schemering over de heide kwam, hield hij de gelovigen als geloofsbelijdenis voor de drie bronnen van het Nederlandse nationaal-socialisme: godsvertrouwen, liefde voor volk en vaderland, eerbied voor de arbeid. In de voorbije zomer had hij ze op schrift gesteld bij wijze van bezinning op de zesentwintigste mei en als theoretisch fundament voor de toekomst - geen nieuwe gezichtspunten, een rekapitulatie van de ideeën die hij van het begin af aan had verkondigd, de formulering daarvan in een statige taal, ook hier, om ze des te onaanvechtbaarder en luisterrijker te doen uitkomen. Hij vond het nuttig en noodzakelijk om zijn volgelingen met behulp van het partijevangelie een krachtige injektie te geven en dat was de hoofdreden waarom hij hen bijeen had getrommeld. Vandaar ook de plechtige taal die in die dramatische entourage ongetwijfeld de gewenste indruk maakte. Heel merkwaardig was hierbij dat hij zich bij het opstellen van zijn toespraak niet slechts door de bijbel, maar ook door het communistisch manifest(!) had laten inspireren: Hij besloot aldus: ‘Ons parool zij: Wij hebben onze ketenen te verliezen en volk en vaderland te winnen! Houzee!.’Ga naar eind31. In het halfdonker steeg het Wilhelmus ten hemel, gevolgd door ‘Een vaste burcht is onze God’. Het waren ogenblikken van innige verbondenheid, geloof en ontroering die menig oog bevochtigde. Roerloos stond de leider op het podium, zijn fascistengroet als de zegen van een eenarmige hogepriester, naast hem Van Geelkerken, ook een overwinner: onbetwist weer de grootste redenaar van de nsb. Daarna gingen de mensen heen in het donker, in auto's, bussen, extra-treinen. Tot diep in de nacht klonk het op vele plaatsen in het land: ‘Wij zijn de zwarte soldaten. Voor Anton Mussert zijn wij in 't gevecht...’ Wie op de Lunterse heide zijn ogen en oren de kost had gegeven, was duidelijk geworden dat Musserts positie in de beweging ongeschokt was, zo mogelijk nog sterker geworden. De tocht van de negende oktober had het karakter en de uitwerking van een pelgrimage. Overigens was die positie geen moment werkelijk in gevaar geweest. De frondeurs waren geleid door een verkeerd inzicht in de bestaande verhoudingen. Musserts leiderschap was niet zomaar een bestanddeel van de nsb, het was er de essentie van. Mussert en de nsb vormden een ondeelbare eenheid. Het komplot van 1937 had dan ook geen schijn van kans gehad. | |
De baasMussert was onaantastbaar gebleken. Gebrekkig politiek inzicht en gemis aan mensenkennis, het voor een leider onmisbare vermogen om profiteurs en toegewijden te kunnen onderscheiden, deden daar niets aan af; evenmin als diverse eigenaardigheden - een welhaast dwangmatige netheidsmanie, pieduttigheid, weinig realiteitszin en gevoel voor verhoudingen, noem maar op - evenzovele aanleidingen om hem te ridikuliseren voor zijn tegenstanders, zowel van buiten af als van binnen uit en de laatsten niet in het minst, al was het maar uit de oermenselijke behoefte aan een kop van Jut. Hiertegenover stond dat hij moedig was, een doorzetter en een harde werker, een geboren organisator, en meerdere getuigen, niet verblind door ideologische vooroordelen - zijn exvriend Jitta, Ritter, zelfs zijn aanklager Zaaijer sprekend over de strijd tegen het Belgische verdrag, bewakers en geestelijken uit zijn gevangenisjaar - kunnen dan ook instemmen met het testimonium ‘een persoonlijkheid is de leider van de nationaal-socialistische beweging in Nederland ontegenzeggelijk’.Ga naar eind32. Iemand die hem van nabij mee heeft gemaakt, zegt: ‘Zijn gezag was onmiskenbaar.’Ga naar eind33. Uiteraard moest hij in zijn leidersrol groeien. De man die zich eind 1931 aan het hoofd van de nsb stelde was niet congruent met die van pak weg tien jaar later, of twee jaar later... Met name in de begintijd waren er signalen van onderhuidse onzekerheid: parmantigheid, ge- | |
[pagina 104]
| |
chargeerde mimiek en pantomimiek, des te opvallender omdat hij niet als Mussolini of Hitler een toneelspeler was. ‘In het begin was er sprake van poeha.’Ga naar eind34. Hij had de neiging de ogen te sluiten ofwel kwasi-plechtig opwaarts te slaan in plaats van iemand recht aan te kijken. Zijn afgekloven nagels zijn al genoemd. Mogelijk was er - maar hoe vluchtig? - een besef van politiek onvermogen dat hem een uitspraak in de mond legde als ‘ik geloof dat die Colijn toch veel meer voor dit vak geschikt is dan ik’.Ga naar eind35. Maar zijn zelfverzekerdheid groeide met zijn beweging mee die in ruim drie jaar tijd op 55000 leden kwam. Mussert maakte de dienst uit in de nsb. De mannen van zijn ‘Algemene Raad’, waarvan de samenstelling nogal variabel was, waren niet meer dan zijn praatpalen. Duidelijk bleek dat in mei '40, toen hij tegen zijn belangrijkste adviseurs in, onder wie de zozeer door hem geachte Van Vessem, besloot met de nsb onder Duitse bezetting door te gaan. Delegeren kon hij niet, naar raad luisterde hij zelden, voorlichten het hij zich weinig. Hij nam aan de lopende band beslissingen, ‘waarbij hij zich er wel eens over beklaagde dat hij die veelal alleen moest nemen’.Ga naar eind36. Hij stippelde de grote lijnen uit en besliste in een onnoemelijk aantal details, niet zelden in klaarblijkelijke futiliteiten die ver beneden zijn beleidsniveau lagen; voor hem waren ze echter van gewicht, immers alles wat hij deed was belangrijk, anders zou hij het niet doen. Een voorbeeld uit vele: na Dolle Dinsdag werd het hoofdkwartier verplaatst van Utrecht naar Almelo. Inmiddels was het uitgegroeid tot een hele rij gebouwen - de nummers 13 tot 41 aan de Maliebaan, minus 37 en 39. Terwijl zijn wereld om hem heen in elkaar stortte, maakte Mussert zich zorgen over de grassprieten die tussen de stoepsteentjes de kop zouden opsteken, als daar de dagelijkse gang van vele voeten niet meer overheen zou gaan. Hij ontbood een van de mannen die achterbleven voor de bewaking van de gebouwen en gaf hem de taak het trottoir grasvrij te houden. ‘Dat verlang ik van u,’ zei hij met alle ernst van de wereld.Ga naar eind37. Maar in zijn laatste levensjaar in de gevangenis, voor zijn rechters, in het aangezicht van de dood, toonde hij een geestelijk formaat dat hem boven alle kleinering die hem in zijn politieke bestaan ten deel was gevallen, uit tilde. Onder elkaar noemden zijn medewerkers hem met gemeenzame genegenheid ‘de baas’. Soms zagen zij hem in de kantine van het hoofdkwartier zijn boterhammetjes opeten, alleen, omgeven door een leegte die symbolisch was voor zijn afstandelijke houding en de eenzaamheid van de man aan de top. Hij was niet iemand om een loopje mee te nemen, hoewel altijd beminnelijk, maar nooit joviaal; ‘hij eiste 110% plichtsbetrachting’Ga naar eind38. - tegen lage salariëring. Vaak toonde hij echt menselijke belangstelling voor zijn ondergeschikten, informeerde naar huiselijke omstandigheden en vergat nooit te feliciteren ter gelegenheid van verjaardagen of andere heugelijke feiten, ook de eenvoudigste typiste niet. Hij had de gewoonte om bevelen in de vorm van een verzoek te gieten. Als hij boos was, uitte zich dat nooit in een scheldpartij, hoogstens in beheerste felheid. In de hele woordenbrij die de geschiedenis van hem bewaard heeft, zijn maar een paar vloeken te vinden. Hij was gerespekteerd, zelfs geliefd bij de meesten van zijn ondergeschikten, maar helemaal op hun gemak voelden zij zich nooit bij hem. ‘Bij Mussert zat je altíjd op het puntje van je stoel.’Ga naar eind39. | |
Musserts paradoxAls gevolg van de verkiezingen was Mussert in de ogen van zijn tegenstanders van een bedreiging in een risee veranderd. Nederland onder Anton Mussert leek even onmogelijk als onder Mickey Mouse. De regering achtte de nsb zozeer onschadelijk gemaakt dat zij serieus overwoog om bepaalde maatregelen tegen haar op te heffen. Daar is het weliswaar niet van gekomen, maar het is wel tekenend voor het geringe gewicht dat nog maar aan Mussert werd toegekend. Colijn, premier naast God, | |
[pagina 105]
| |
had zich zelfs even in scherts laten gaan door te grappen dat de nsb-groet voortaan maar beter met de hand naar beneden kon worden gebracht en kardinaal De Jong was ervan overtuigd dat de verkiezingsuitslag ook de heilige vader, Franco's supporter, had verblijd. En Mussert? Zijn kommentaar luidde: ‘Toen dan ook de storm met ijzige kilte begon op te steken, vielen vele dorre bladeren van de boom en ook wel jonge blaadjes, die niet bestand zijn tegen een nachtvorst. Dit is goed. Dit is een weldaad voor de beweging.’Ga naar eind40. Want hierdoor was zij gelouterd; wat over was gebleven was de goede kern die de roeping van het Nederlandse volk droeg. En zo aanschouwde de paradox het levenslicht dat de nsb sterker was geworden door de nederlaag. Toch was dat niet zomaar het gebruikelijke praatje voor de vaak van een verslagen politicus, of een doekje voor het bloeden voor de blijvers die als prijs de verheffing tot de bloem der natie ontvingen. Hij had waarachtig het geloof in de uiteindelijke zege - het recht der historie! - behouden. Vol overtuiging profeteerde hij op die gedenkwaardige zaterdagmiddag op de heide, vier maanden na de nederlaag: ‘De Nederlandse nationaal-socialistische volksgemeenschap is in aantocht.’Ga naar eind41. Propagandistische blabla? Wishful thinking? Voor Mussert geenszins! Want hij was een ziener die in de toekomst een fascistisch Midden- en West-Europa zag oprijzen. Mussolini had het voorspeld, Goering met wie hij bijna een jaar terug een lang gesprek had gehad, had het bevestigd, Mussert was er zeker van dat het weldra zover zou zijn. En dan zou voor al zijn ‘volksgenoten’ zijn gelijk van jaren worden geopenbaard en zouden zij zich zonder uitzondering achter hem stellen om in dat nieuwe Europa te kunnen funktioneren. Uitgaande van deze premissen was er geen sprake van dat hij zich aan luchtspiegelingen vergaapte, maar bedreef hij ‘Realpolitik’... De gebeurlijkheden in het moederland riepen echo's op in Indië. Het heengaan van Hogewind en vooral van de coryfee Van Duyl leidde tot een nog grotere uittocht dan in Nederland: | |
[pagina 106]
| |
de aanhang liep terug tot de helft en daardoor werd ook de jaarlijkse bijdrage van ‘zilveren kogels’ die naar Utrecht vloeide, gehalveerd - tot vijfentwintigduizend gulden. Maar Mussert sprak: ‘De Nederlandse nationaal-socialistische volksgemeenschap is in aantocht. Deze eer zullen wij verdienen door in onwankelbaar vertrouwen, met moed, doorzettingsvermogen en taaiheid onze taak voort te zetten.’Ga naar eind42. Over deze woorden, Mussert, zijn toehoorders en de heide kwam de herfstige duisternis. Wie gevoel had voor symboliek kon zijn hart ophalen. |
|