moeten zijn van wat in de werkelijkheid ervaren is. Sentimentaliteit - die denk ik altijd bij landschapsschildering dreigt - is dan bezworen door meer nadruk op de vormgeving en op de beheersing van het materiaal te leggen, vanzelfsprekend met behoud van emotionaliteit. Die is nu alleen hard en interessant gemaakt, verpakt in verf.
In het algemeen is het onderwerp van Nieuwenhuysens landschappen dat van voorgrond en achtergrond. Ik wil het ruim nemen: dichtbij en veraf zijn er ook mee gemoeid. Het doek begint en eindigt ergens en dat begin is vlakbij, het ligt aan de onderkant van het doek, vlak voor onze voeten. We kijken op en hoe hoger we kijken hoe dieper, er komt een grasland in zicht of een akker, soms lage vegetatie van verschillende aard waardoor al in deze fase een verschiet ontstaat op het platte land. Dan rijst er iets op, hetzij koren, hetzij struiken, of bomen. Zij tillen het land de lucht in, staan verder kijken in de weg, al kiert er soms wat tussen de bomen. Nog hoger begint de lucht, soms met eenzelfde verdeling in lagen, waardoor ook het verste nog wordt opgedeeld in dichtbij en veraf. Deze beweging van het oog, die een beweging des geestes is, wordt aan de beschouwer opgelegd door Nieuwenhuysens opstelling van het landschap. Hij maakt, al in een vroeg stadium, natuur tot iets bijzonder abstracts, tot een verhouding tussen hier en daar, een overgang tussen laag en hoog. Er verglijdt iets, er wordt bemiddeld, er staat iets tussen. Het zijn variaties op de overgang tussen land en lucht, tussen hemel en aarde. Experimenten die het verschil tussen de elementen aangeven en opheffen. Zeker als in latere schilderijen de natuur als zodanig er minder toe doet en Nieuwenhuysen nog alleen lijkt aan te sturen op een door de oogharen waargenomen betekenis van het landschap, is deze algemene implicatie duidelijk. Interessant is dat deze ontwikkeling van concreet en naturalistisch naar abstract en symbolistisch weer eens over wordt gedaan bij de keuze van een nieuw onderwerp. Begon Nieuwenhuysen met landschappen, er waren altijd sporen in aanwezig van menselijke bemoeiing: de wijze van beplanting, stapels buizen op een overigens uit grasland en bomenrijen bestaand industrieterrein, ook liet hij wel eens een bruggetje of dijkje toe. Later ontwikkelde het blokvormig
bomenscherm aan de horizon zich gemakkelijk tot een huis of gemaaltje. Die gebouwen vervullen dezelfde functie als de natuur, maar zijn beslist een nog hardere bestrijding van voordehandliggend sentiment. Zo schilderde Nieuwenhuysen een reeks fabrieken met silo's, een reeks die in kort bestek dezelfde ontwikkeling vertoont als zijn landschapsschilderingen hebben doorgemaakt. De eerste fabriek is nog tamelijk echt, met schaduw en perspectief, het is een ding dat weliswaar lijkt tentoongesteld op een plint, maar ook uit de detaillering blijkt het naturalistische uitgangspunt. De daarop volgende fabrieken zien steeds meer af van hun werkelijke verschijning, ze worden vager, plat, en daardoor veelzeggender. Ze worden meer kleur dan fabriek, en roepen al gauw nauwelijks meer herinneringen op aan het landbouwbedrijf, ze verwijzen naar menselijke stemmingen. Die beelden ze uit, elk door zijn eigen plaatsing in het vlak van het doek. Het zijn geen fabrieken meer, maar composities van een staat van zijn door middel van verf in een vorm die gebaseerd is op een fabriek.
Het blijft intussen, vind ik, prettig dat Nieuwenhuysen aan die zijden draad van de realiteit blijft hangen. Wie denkbeelden schildert, of gemoedstoestanden, doet er goed aan ze te hechten aan bestaande vormen. Die kunnen dan op hun beurt zo verijld geschilderd worden, of een abstraherende symmetrie krijgen opgelegd en een suggestieve kleurbehandeling ondergaan dat ze transparant worden tot op hun betekenis.
De materie biedt uitzicht op geest, en een gat in de lucht is daar niet meer voor nodig.