Maatstaf. Jaargang 29
(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
J. Meyers Mussert in opmars: de beste jaren van de NSB (1932-1935)Het eerste jaarIn 1932, vlak na de jaarwisseling begon Anton Mussert samen met Van Geelkerken aan de opbouw van zijn beweging. Dat deed hij door het beleggen van bijeenkomsten, eerst in Utrecht, maar in het vroege voorjaar ook al in andere grote plaatsen, achtereenvolgens in Den Haag, Arnhem, Rotterdam en Amsterdam. Klein, soms heel klein waren deze vergaderingen van het eerste uur. Ze vonden plaats in kale cafézaaltjes of in particuliere woningen en richtten zich telkens tot een bepaalde bevolkingsgroep: officieren, onderofficieren, middenstanders, vrije beroepers, jongeren... Hierbij ging hij uit van hetzelfde tactische concept als bij de actie tegen het Belgische verdrag die wat organisatie betreft zijn grote en gedegen leerschool was geweest - dat gericht was op de ontketening van een kettingreactie. Hij - of een andere spreker, Van Geelkerken of Van der Voort van Zijp - trachtte mensen te winnen die op hun beurt weer een epicentrum moesten vormen voor het uitzenden van réveilschokken, de ideeën vervat in het programma, waarop hij in januari een toelichting had doen verschijnen. Maar hij volgde deze methode niet uitsluitend, omdat die geijkt was in de strijd tegen Van Karnebeek, ook uit noodzaak: het ontbrak de prille beweging eenvoudig aan middelen voor een grotere aanpak; de mond-op-mond-propaganda was voorlopig de enig mogelijke. Geld! In deze aanloopperiode werden alle kosten - voor het drukken van partijprogramma's plus toelichting, kantoorbehoeften, zaalhuur, reisgeld en wat dies meer zij - gedragen door een handjevol vrienden en bekenden, idealisten, vurig gelovenden die behalve geld veel, soms al hun vrije tijd offerden, zichzelf wegcijferende zielen waarvan de trouwe Van Bilderbeek, Musserts secretaresse, misschien wel de onbaatzuchtigste was. In maart werden de eerste leden ingeschreven. Mussert ontwierp zelf de kaarten voor een kaartensysteem - met een ernst en precisie een groter zaak waardig, maar voor hem was niets ooit gewichtiger dan wat hij op het ogenblik onder handen had. En alles wat hij deed was belangrijk, anders zou hij het niet doen, zou zijn vriend Josephus Jitta gezegd hebben. De lidmaatschapskaarten werden in die dagen nog eigenhandig door Van Geelkerken, de algemeen secretaris, ondertekend, geen al te tijdrovend karwei: pas in mei werd het eerste honderdtal bereikt. De eerste tegenslag, die er tevens even uitzag als de genadeslag, deed zich voor, toen er voor de financiële aangelegenheden een administrateur moest worden aangetrokken. Mussert koos feilloos de verkeerde, die er in de kortste keren een chaos van maakte. Tegen de tijd dat de man de laan uitvloog, was de kas leeg en zat de beweging aan de grond, juist op het moment dat de voorraad programma's was uitgeput; een nieuwe druk leek uitgesloten. Met klem deed Mussert een beroep op de offervaardigheid van zijn kleine kudde. Met succes. Dit voorval is in zoverre van belang dat het Musserts gebrek aan mensenkennis demon- | |
[pagina 151]
| |
streert. Dat werd uiteindelijk zo duidelijk dat zijn vrouw een verbond aanging met de trouwe Van Bilderbeek om de toegang tot hem voor kwalijke sujetten te blokkeren. Hoezeer zouden hun vereende krachten echter te kort schieten tegenover de boze geest van de eeuw, Adolf Hitler, die door Mussert te vermorzelen hun beider leven alle glans en waarde ontnam. In de zomer kreeg de nsb bredere bekendheid doordat de Nieuwe Rotterdamse Courant een interview met Mussert bracht en het Algemeen Handelsblad een met Van Geelkerken. Een stroomversnelling was het gevolg. Aanvragen voor het programma en voor spreekbeurten kwamen opeens in groten getale binnen. Weldra trokken Mussert en Van Geelkerken - Kees de Prater - na hun dagtaak vrijwel avond aan avond het land in. Mussert was een redelijk, geen groot redenaar. Uit de grondige voorbereiding spreekt de perfectionist, maar ook behagen in het spel, zij het één loodzwaar van ernst, om zijn gedachten op papier uit te kristalliseren. Opvallend is de schematische opzet, de indeling in punten, het strakke patroon dat weinig ruimte liet voor improvisatie. Daar was hij niet sterk in; het paste ook niet bij hem; het was niet iets des ingenieurs om wat aan het toeval over te laten. Dientengevolge misten zijn toespraken levendigheid; de vonken vlogen er nooit af, zoals bij de Prater die zijn gehoor kon meeslepen. Mussert benaderde zijn publiek rationeel, niet gevoelsmatig, bleef in zijn politieke betogen de b-man wiens voorbeeld van welsprekendheid zijn mechanica-professor Klopper was; diens bondige redeneertrant streefde hij na, neigend tot het apodictische, soms uitglijdend naar een ietwat ridicule, oudtestamentische stijl. Reeds in het begin deden zich soms incidenten voor bij nsb-bijeenkomsten: scheldend volk, meestal opgeschoten jongelui, bij vergaderlokalen, een enkele rondvliegende steen al, voorboden van wat zich later allemaal nog zou voordoen. Het bracht Mussert er in de herfst toe om tot de oprichting van een weerafdeling te komen om de vergaderingen te beschermen, de wa, waarvan hij de leden een zwart uniform toedacht. De associatie met Hitlers sa en Mussolini's knuppelploegen lag voor de hand, die tussen Führer en duce enerzijds en de kleine waterstaatsingenieur die zich door zijn volgelingen met ‘leider’ liet aanspreken, vormde zich weldra even spontaan. In deze tijd legitimeerde Mussert ook zijn leiderschap. Begin november maakte hij van de nsb bij notariële akte een stichting, de Stichting ‘De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland’. Volgens artikel 3 werd het bestuur gevormd door de stichter Mussert onder de titel van ‘Algemeen Leider’ wiens macht blijkens het volgende artikel absoluut was: de Algemeen Leider was weliswaar verplicht een Algemene Raad van tenminste vijf leden te benoemen, maar deze werd meteen tot een wassen neus gereduceerd, want ‘alle besluiten neemt de Algemeen Leider, al of niet de Raad gehoord hebbendeGa naar eind1.’; bovendien kon hij de leden naar believen benoemen en ontslaan. Het was duidelijk: Mussert was de nsb, de nsb was Mussert, een gegeven dat hij altijd furieus tegen ambitieuze mededingers heeft verdedigd. Tot Algemeen Secretaris werd Cornelis van Geelkerken benoemd. Ook hij kon te allen tijde door de leider worden heengezonden, wat hij, toen de grote ineenstorting zich aftekende, nog zou beleven ook. Hij had lidmaatschapnummer - ‘stamboeknummer’ - twee, Mussert uiteraard nummer één. Het jaar 1932 was voorbijgevlogen. Mussert had keihard gewerkt aan zijn beweging die nu duizend leden telde. De eerste hindernissen waren genomen, met name op financieel gebied. Tegen het eind van het jaar was er genoeg geld voor nieuwe plannen: de oprichting van de wa en van een eigen blad als podium voor de tweede fase, die van het in het groot naar buiten treden, het mobiliseren van massa's. Enkele gefortuneerde leden, Van der Voort van Zijp onder anderen, hadden de geldzorgen gelenigd. Bij de bestrijding van de aanloopkosten voor het weekblad heeft | |
[pagina 152]
| |
Mussert bovendien van geld van zijn vrouw gebruik gemaakt,Ga naar eind2. wat bewijst dat hij een zakelijk succes verzekerd achtte, want goed geld naar kwaad geld gooien was wel het laatste wat van de zuinige nummer één te verwachten viel. De terugblik op het afgelopen jaar vervulde Mussert met tevredenheid. Zijn beweging was bemoedigend gestart en had een gunstige uitgangsstelling voor verdere groei bereikt. Met het vijfde krisisjaar voor de deur had het er alles van dat hij met zijn aanvallen op het vigerende, onmachtige staatsbestel al het gelijk van de wereld had. Hij geloofde vast in staat te zijn het volk daarvan te overtuigen, sterker: het was hem eenvoudig onvoorstelbaar dat iemand dat gelijk niet zou erkennen, als hij het openbaarde. | |
De nieuwe antithese7 januari 1933. Van het duizendtal dat de nsb telde, trokken die dag zeshonderd kameraden en kameraadskesGa naar eind3. naar Utrecht, naar het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, om de eerste landdag van de beweging bij te wonen. Anton Mussert stond martiaal in zwart uniformGa naar eind4. op het podium en overzag met zijn ernstigste gezicht zijn aanhang; achter hem een reusachtige draperie, de vlag van de beweging: een zwarte baan die de aarde en een rode die het bloed symboliseerde, in het midden een driehoek die de delta Nederland voorstelde en die er hetzelfde uitzag als het draagteken der leden: weer half zwart en half rood met de Nederlandse leeuw en in elke hoek in goud een letter van de afkorting nsb. Mussert begreep het belang van symbolen, tekenen om volgelingen te inspireren en tegenstanders te intimideren. Dat laatste was vooral de taak van zijn nieuwste creatie: Voor het podium, in absolute roerloosheid de zaal inblikkend, volmaakte discipline uitbeeldend, stonden de eerste wachters van de beweging, de zwarte soldaten van de wa, dertig jonge mannen. Voor de aanvang van de bijeenkomst had de leider hen geïnspecteerd op de Mariaplaats voor het gebouw, waar het zwart zag van de nieuwsgierigen. De plechtigheid had behalve verwondering en bewondering nogal wat spottende opmerkingen en hoongelach opgeroepen. De leider begon te spreken - met de stereotiepe aanhef van al zijn latere toespraken: ‘Volksgenoten...’Ga naar eind5. - op de gedragen toon van een dominee. Hij schilderde het verval der natie, waarvan het Belgisch verdrag, de overval op Curaçao en het afbreken van de krijgsmacht zulke trieste symptomen waren. Vervolgens werden de schuldigen geïdentificeerd: het marxisme, maar ook de rechtse democratische regeringen die het land nu al dertig jaar lang regeerden en die door de weermacht te ondermijnen het marxisme, in Nederland vooral belichaamd in de sdap, in de kaart speelden door het westen weerloos te maken voor het tijdstip ‘dat Rusland... gereed zal zijn voor het grote offensief naar het westen’.Ga naar eind6. Hij prees Duitsland en bovenal Italië, omdat die het marxisme hadden gekeerd. Daar moest het in Nederland ook onverwijld naar toe, want, zei hij, ‘de ondergang der natie is veel dichterbij dan men denkt’.Ga naar eind7. En luid formuleerde hij zijn politiek credo: ‘Wij stellen hier en nu de nieuwe antithese die over het lot van ons volk zal beslissen, de antithese voor of tegen het marxisme’.Ga naar eind8. Naast de presentatie van de weerafdeling was de verschijning van een eigen blad het tweede hoogtepunt van de landdag, een weekblad welks naam Volk en Vaderland (VoVa) de nationalistische hoofdtrek van de beweging voortreffelijk weergaf. Aanvankelijk telde het vier, maar in de loop van het jaar reeds acht pagina's; de eerste oplage bedroeg vijfduizend exemplaren, een half jaar later was alleen al het aantal abonnees zesduizend. Hierbij kwam nog een flinke afzet via losse verkoop. Voorwaar geen slecht begin! Mussert zei: ‘Het weekblad zal een wapen zijn in onze hand’.Ga naar eind9. Voor de geschiedenis is het de bron bij uitstek van zijn ideeën en de ontwikkeling daarvan. Van meet af aan schreef hij er zelf hoofd- | |
[pagina 153]
| |
artikelen voor, volgens eigen, weinig bescheiden zeggen om de colporteurs het beste in handen te geven bij hun strijd tegen de democratie.Ga naar eind10. Hij kreeg het drukker dan ooit te voren en als in de drukste dagen tijdens de bestrijding van het Belgische verdrag ontplooide hij een grenzeloze energie. De nsb was de tweede fase in gegaan: na die van de kleine bijeenkomsten, was die der massameetings aangebroken, wat mogelijk werd gemaakt door de groei der inkomsten, door de toeloop van nieuwe leden en de opbrengst van het weekblad. Het aantal sprekers was nog beperkt: Mussert, Van Geelkerken en Van der Voort van Zijp. Dat betekende een overladen agenda. Maar Mussert genoot met volle teugen. In dit stadium van opbouw kon hij zijn organisatorische gaven volledig ontplooien. Bovendien waren de beginresultaten over het geheel genomen egostrelend. Hij stond op het standpunt dat zijn ingenieurswerkzaamheden niet onder zijn politieke activiteiten mochten lijden, maar in deze tijd werd het wel steeds moeilijker die twee te combineren en begonnen de eerstgenoemde hem meer en meer tegen te staan, vooral vanwege de aan het democratische stelsel inherente invloed van ondeskundigen op wat hij als zijn terrein beschouwde. Een uitlating van hem van vlak na de eerste landdag is in dit verband veelzeggend. De debatingclub der Delftse studenten had een debat georganiseerd tussen Mussert en de hoogleraar staatsrecht Josephus JittaGa naar eind11. in de Societeit Phoenix die afgeladen was, die avond.Ga naar eind12. De open haard brandde. Mussert zat ervoor in een grote leunstoel. Plotseling een daverende explosie. Mussert vloog overeind. De student die de ‘bom’ had geplaatst verklaarde dat hij de zelfbeheersing van de leider op de proef had willen stéllen. Na het debat was er een souper. Jitta zei: ‘Ik zal morgen om negen uur de jongelui toch maar weer de democratische principes bijbrengen, meneer Mussert’,Ga naar eind13. waarop Mussert die deze principes de hele avond had bestreden, antwoordde, doelend op zijn superieuren van het provinciebestuur: ‘Morgen staan bij mij om half negen de boeren al op de stoep!’Ga naar eind14. Hij kon slagvaardig zijn. Op een vergadering in Friesland verschenen een aantal arbeiders met de bedoeling de kachel met hem aan te maken. Zij gingen vooraan zitten en hielden demonstratief hun pet op. Mussert zei laconiek dat ze die gerust af konden zetten, daar zij reeds een dak boven het hoofd hadden, tenzij zij behept waren met ‘pietjes’, waardoor hij de lachers op zijn hand kreeg.Ga naar eind15. In een bomvol Concertgebouw in Amsterdam werd hij op een keer geconfronteerd met een reusachtige kerel die opstond en spottend familiair naar het zwarte mannetje op het podium wuifde en ‘Hé, baas!’ brulde. Mussert zei snel: ‘Nee, uw baas wil ik niet zijn, wel uw leider’, en hij begon uiteen te zetten hoe onder zijn leiding het land gered zou kunnen worden.Ga naar eind16. Op 30 januari 1933 verbood de regering beroepsofficieren en -onderofficieren lid te zijn van particuliere weerbaarheidsorganisaties, wat de wa op het verlies van een aantal steunpilaren kwam te staan. Het was de eerste van een aantal overheidsmaatregelen die de nsb zouden treffen. In maart werd het lidmaatschap van organisaties op fascistische grondslag voor militaire kaderleden verboden. Enkele beroepsmilitairen, aangetrokken door Musserts ageren voor een sterke krijgsmacht, verlieten de nsb. Het verbod voor nsb-ers om deel uit te maken van de burgerwacht volgde. Mussert was des duivels. Vanuit dezelfde gezindheid die hen tot de nsb had gebracht, hadden kameraden indertijd geholpen bij de oprichting van de burgerwachten en pal gestaan voor het vaderland, toen Troelstra in 1918 het rode spook losliet. Nu werden zij uitgestoten, ‘zoals men in vroeger tijd schurftige honden placht te weren uit de nabijheid van fatsoenlijke lieden’.Ga naar eind17. Maar de beweging groeide. In februari schudde Nederland op zijn grondvesten door het drama van de ‘Zeven Provinciën’. Op deze kruiser brak in Indië muiterij uit onder | |
[pagina 154]
| |
inlandse en Nederlandse matrozen naar aanleiding van dreigende loonsverlaging. Het eindigde met een bom op het schip dat onder commando van de muiters zee had gekozen, doden, gewonden en de arrestatie van de overlevende oproermakers. Het incident werd vanuit de heersende paranoia voor links opgeblazen tot een wereldschokkende gebeurtenis en algemeen werd de schuld in de marxistische hoek gezocht. Koren op Musserts molen! Zijn frenetiek hameren op de dreiging van rood bleek op goede gronden te berusten. Er ging voor de nsb wervende kracht uit van de muiterij. April 1933: verkiezingen voor de Tweede Kamer. Mussert zei: ‘Wij hebben meer en veel groter werk te doen in de eerstvolgende jaren; niet door eens in de vier jaar een rood potlood te hanteren doet men zijn plicht tegenover het volk, maar door dag in dag uit aan de opbouw van de beweging krachtig mee te werken.’Ga naar eind18. Het was niet uit principe dat hij de nsb buiten de verkiezingen hield, maar als gevolg van het juiste inzicht dat die er nog te klein voor was. Evenzeer terecht wees hij samengaan met andere fascistische groepjes, die zich door onderlinge veten onherstelbaar hadden gecompromitteerd, van de hand. En hij bezwoer zijn volgelingen er vooral niet op te stemmen. ‘Het ergste wat de fascistische gedachte kan overkomen in Nederland,’ betoogde hij,Ga naar eind19. ‘is dat een hunner vier jaren lang de gelegenheid zou gegeven worden om zich belachelijk te maken ook in de Kamer.’ Te zijner tijd zou de beweging het parlement innemen, zei hij verder, maar uitsluitend met de bedoeling om het op te ruimen. Per 1 mei 1933 kreeg de nsb een eigen hoofdkwartier in Utrecht in het pand Oude Gracht 35. Het was klein en bevatte maar weinig vertrekken, maar voorlopig kon het ermee door. Als hij geen spreekbeurt te vervullen had, was Mussert hier vaak te vinden, evenals anderen die er in hun vrije tijd pro deo allerlei klusjes deden: adresbandjes voor het weekblad plakken, adressen schrijven, leden registreren... Het waren de dagen van het eerste enthousiasme en idealisme, de zuivere kameraadschap, nog niet aangetast door wormsteken van een verleden, met een ruim uitzicht op een grootse toekomst...
Maakte Mussert wel eens een slippertje in deze tijd? Zeker waren er jonge vrouwen in de beweging met voldoende begrip om de vereerde leider, al was het maar voor even, zijn oude tante thuis te doen vergeten.Ga naar eind20. Hij leek er de man niet naar om van die omstandigheid te profiteren. ‘Mijns inziens was Mussert niet sensueel,’ zegt zijn toenmalige vriend Jitta.Ga naar eind21. Maar hoeveel menselijks was hem vreemd? Bij een van de visites van de Musserts aan de familie Jitta kwam het in de praat te pas dat de Jitta's de avond daarvoor uit waren geweest, waarop Rie Mussert hogelijk verbaasd reageerde met te zeggen: ‘Hé, hoe kan dat nou? Ad zei dat hij gisteravond bij jullie is geweest.’Ga naar eind22. Mussert, in verlegenheid, grijnsde schaapachtig en zei niets. | |
Houzee!De fascistengroet met gestrekte rechterarm en open hand werd van meet af aan binnen de nsb gebruikt. Die kreeg later een uitbreiding door de roep ‘houzee’, die door Van Geelkerken werd geïntroduceerd op een propagandameeting in IJmuiden eind mei 1933. Als gewoonlijk had Kees de Prater zijn gehoor enthousiast weten te maken en toen hij zijn rede beëindigde, zijn arm hief en ‘houzee!’ riep, kwam de zaal overeind en vormde een massale echo. Zo deed de nsb-groet zijn intrede, het roemrijke verleden van de zeevarende natie zaliger nagedachtenis, want het was een herleving van een oud-Hollandse zeemansgroet. Korte tijd later werd Mussert uitgenodigd om voor de Kamer van Koophandel te Rotterdam een lezing te houden over de Rijn-Scheldeverbinding. Om de laatste trein naar huis te kunnen halen, verliet hij als eerste de vergadering en wel op hoogst zonderlinge wijze: met | |
[pagina 155]
| |
geheven arm en een ferm ‘houzee!’,Ga naar eind23. de aanwezigen met een stomheid slaand die pas in gelach verkeerde, toen hij al buiten gehoorsafstand was. Dit voorval onthult niet slechts dat Mussert er niet veel benul van had hoe hij zich in gezelschap moest gedragen, maar tevens dat de mening en gevoelens van anderen hem vaak weinig konden schelen, dat hij, inzichzelf gekeerd zijnde, zich niet in anderen kon verplaatsen, maar daar ook geen behoefte aan had, weinig waarde hechtte aan etiquette, waardoor hij nogal eens de indruk maakte onbeleefd te zijn. Bij een partijgenoot het middagmaal gebruikend, begon hij eens tot ontzetting van zijn disgenoten gulzig van zijn soep te lepelen, voordat de gastvrouw was begonnen.Ga naar eind24. Het succes van de vergaderingen grote stijl was frappant. In de zomer van 1933 sprak Mussert in Velsen voor 1200 mensen, aan het eind van het jaar in Arnhem voor 5000, in Amsterdam was het Concertgebouw meer dan eens afgeladen. De neerwaartse spiraal van de malaise bracht velen, zeer velen naar de meetings van de nsb die, nog niet belast door een verleden, niet slechts onschuldig stond tegenover de rampspoed der tijden, maar die door krachtige taal de hoop op betere tijden deed rijzen. Natuurlijk lag er ook banale nieuwsgierigheid aan de toeloop ten grondslag. Zodra de beweging naar buiten was getreden, was zij heet nieuws, zij het meest in negatieve zin, geventileerd door een vijandige pers, wat voor sommigen kennelijk een speciale bekoring had. De zalen waren dikwijls lang van te voren uitverkocht, terwijl andere partijen de grootste moeite hadden om de voorste rijen bezet te krijgen. Maar ongetwijfeld de grootste attractie van de grote propagandabijeenkomsten was de bijzondere sfeer, de show van vlaggen, uniformen, muziek en zang, dramatische effecten. Zorgvuldig georganiseerde en geregisseerde evenementen waren het, waar wat te zien en te beleven viel - spektakel. Om Mussert een plezier te doen bezocht Jitta, die bewondering had voor de wijze waarop zijn vriend zijn beweging organiseerde maar overigens tot diens spijt zijn ideeën niet kon onderschrijven, eens een bijeenkomst in het Utrechtse Tivoli, waar hij zijns ondanks in de ban raakte van de sfeer. Het doek ging op. Op het podium zat Mussert aan een tafeltje te schrijven. Een wa-man kwam op, bracht met klappende hakken de nsb-groet en wachtte met een briefje in de hand. De leider schreef onverstoorbaar voort, aldus het belang van zijn bezigheid uitbeeldend. Eindelijk pakte hij het briefje aan. De boodschapper groette weer en marcheerde af. Nog even schreef de man op het toneel verder. Tegen de tijd dat iedereen barstte van de spanning begon hij het briefje open te vouwen... Ritter, met wie Mussert samenwerkte tegen het Belgische verdrag, heeft een indruk gegeven van een bijeenkomst in het Concertgebouw te Amsterdam, eveneens in 1933.Ga naar eind25. Twee eindeloze, compacte rijen schoven op de geopende ingangen af. Alles verliep in volmaakte orde. De politie hoefde geen hand uit te steken. Af en toe weerklonken vaderlandse liederen, zoals ‘'t Is plicht dat iedere jongen’. Handen gingen groetend omhoog. De mensen maakten een kalme, sterk gedisciplineerde indruk. Het was eerder een manifestatie van bezadigde burgers dan een revolutionaire demonstratie. Binnen ging alles ook even ordelijk: de controle van de toegangsbewijzen, het innemen van de plaatsen, het overzicht over het geheel, alles getuigde van een zorgvuldige voorbereiding. Binnen het gebouw mannen in zwart uniform - niet alleen jeugdigen, ook veel ouderen - die veel weg hadden van beminnelijke geestelijken die iedereen hoffelijk te woord stonden. De reusachtige ruimte was gevuld. Langs de wanden vlaggen met de nationale, de Amsterdamse en de nsb-kleuren. De massa wachtte. Een jongeman op het podium stak de klaroen - de toon was niet helemaal zuiver! - en een stem riep luid: ‘De leider!’ Uit een deurtje boven het orkest kwam de hoofdpersoon, een kleine figuur in strak, zwart uniform met bruine riemen. In vlugge pas ging hij over het podium | |
[pagina 156]
| |
en trad als een jong steigerend paard in het voetlicht. Glimlachend bracht hij de fascistengroet. Heel de zaal bleef minutenlang overeind, de arm in de lucht, momenten van haast religieuze extase aan het eind waarvan de stem van de leider in de stilte viel: ‘Volksgenoten...’ Voorjaar en zomer '33 deden zich overal in de grote steden ordeverstoringen voor: vechtpartijen tussen wa-ers en tegenstanders, aanvallen op colporteurs met Volk en Vaderland, relletjes bij nsb-vergaderingen. Bij een straatslag in Rotterdam raakten vijftien wa-mannen min of meer ernstig gewond. Ook uit Amsterdam en Utrecht, de hoofdstad van de beweging, zelfs uit Bussum kwamen tijdingen over geweld. Onder indruk van een en ander ging de regering over tot een uniformverbod, waardoor het in het openbaar dragen van kledingstukken of andere opvallende kentekenen die een politieke overtuiging uitdrukten niet langer geoorloofd was. Dientengevolge verdwenen de zwarte soldaten van de wa die volgens hun marslied door Anton Mussert waren ingelijfd, uit het straatbeeld, waarin zij pas zouden terugkeren nadat de verhoudingen in Europa op hun kop waren gezet.Ga naar eind26. Op zaterdag 7 oktober 1933 werd in Utrecht de tweede landdag gehouden, een heel verschil met die van tien maanden terug: tien maal zoveel deelnemers, zesduizend, waarvoor de spoorwegen extra-treinen hadden ingelegd, kwamen naar de oude bisschopsstad. Het Jaarbeursgebouw en de grote zaal van Tivoli waren getooid met een zee van vlaggen, die gedeeltelijk ook dienst deden om de ramen te blinderen in verband met het uniformverbod. Met hoog dichtgeknoopte jassen en grote sjaals om hun uniform te verbergen kwamen veel kameraden in de vergaderruimte aan. De volgende maand wijdde de leider met een kernachtige toespraak tot zijn naaste medewerkers een nieuw hoofdkwartier in: Oude Gracht 354, een ruim herenhuis, een nieuwe mijlpaal langs de weg omhoog. Voor de kersttijd commandeerde Mussert zijn werkers ‘op de plaats rust’. Zijn aanhang had in het jaar dat bijna om was een spectaculaire wasdom gekend en omvatte thans 20.000 leden, een klein leger dat in twee jaar tijd uit zes getrouwen was ontstaan en dat naar hem opzag als de komende redder des vaderlands en dat gestaag doorgroeide. Hij ging naar de veertig, was wat dik geworden en kaal met een kuifje. Al was zijn eigen moeder sceptisch gestemd, het had er alles van dat ‘die jongen van meester Mussert’ op weg was om wat te worden in de politiek. Maar eer 1933 geschiedenis was geworden, werd hij nog getroffen als door een mokerslag: op 30 december verklaarde de regering-Colijn de nsb verboden voor ambtenaren. | |
BeroepsverbodenHet had er aanvankelijk niet naar uitgezien dat de regering tot die maatregel over zou gaan. In 1933 werd Mussert tot twee maal toe door minister-president Colijn in audiëntie ontvangen, de laatste keer in augustus en bij die gelegenheden had hij een gunstige indruk gemaakt: Colijn vond hem een fatsoenlijk mens, zij het ‘een dilettant in de politiek’.Ga naar eind27. Mussert betoogde beide keren met veel klem dat zijn beweging niet revolutionair, maar zuiver wettig van karakter was en dat hij niet optrad uit machtsbegeren, maar omdat niemand anders zich had aangediend om het land uit de malaise te halen. Terecht geloofde Colijn dat Mussert legaal werkte; aanleiding tot een ambtenarenverbod zag hij dan ook niet, maar onder druk van de volksvertegenwoordiging ging hij tenslotte overstag. Het verbod trof niet alleen de nsb die meer dan vijf procent van haar leden verloor,Ga naar eind28. maar ook de leider persoonlijk die desgevraagd van het Utrechtse provinciebestuur te horen kreeg dat hij per 1 mei 1934 uit zijn ambt zou worden ontslagen, als hij lid van de nsb bleef.Ga naar eind29. Hetzelfde gold voor Van Geelkerken. Musserts verontwaardiging kende geen grenzen. In een open brief aan de Provinciale StatenGa naar eind30. etaleerde hij zijn verdiensten: in de zeseneenhalf jaar van | |
[pagina 157]
| |
zijn hoofdingenieurschap had hij alle problemen van de Utrechtse waterstaat opgelost op een na: de weg door de Vinkeveense plassen. En dan, als Nederlands staatsburger had hij het volste recht om naast zijn ambt mee te werken aan de opbouw van het volk dat hij liefhad, ‘mits dit niet gaat ten koste van de belangen welke ik krachtens mijn ambt heb te behartigen’. Al eerder had hij het provinciebestuur dat zich al geruime tijd zorgen maakte over zijn politieke activiteiten, bezworen dat hij deze altijd strikt van zijn werk gescheiden had gehouden. Het ambtenarenverbod was gebaseerd op de valse beschuldiging dat de nsb met onwettige middelen haar doel nastreefde. ‘Als oprichter van de nsb kan niemand beter dan ik beoordelen of dit juist is... Nimmer heeft de nsb bij haar streven de wettige weg verlaten, of een poging daartoe gedaan, hetgeen niet gezegd kan worden van iedere politieke partij waarvan de leden door het ambtenarenbesluit niet getroffen worden.’ Dat laatste refereerde aan de houding van de sdap in 1918. Er was geen woord gelogen in zijn apologie: van meet af aan had hem voor ogen gestaan uitsluitend op legale wijze naar de macht te reiken. Anton Mussert is de minst revolutionaire revolutionair uit de vaderlandse historie. Trouwens tot in regeringskringen aan toe twijfelde men aan de juistheid van het ambtenarenverbod voor nsb-ers. Meteen al in 1934 probeerde de minister van justitie Van Schaik het ongedaan te maken. Hij schreef aan Colijn dat uit hetgeen hem over het doen en laten van de nsb gerapporteerd was niets was gebleken van ‘een illegaal, revolutionair, gezagsvijandig of tegen het koningshuis gericht streven.’Ga naar eind31. Maar Van Schaik kreeg niet voldoende steun in de ministerraad en het ambtenarenverbod bleef van kracht tot de bezetting. Mussert eindigde zijn betoog met mede te delen dat hij in de nsb bleef, al kostte het hem zijn baan, ‘omdat ik het in strijd met mijn eer en plicht zou vinden, indien ik anders zou handelen. Naar mijn vaste overtuiging geeft de nsb gestalte aan hetgeen in ons volk leeft. Zij is nodig voor de zedelijke, geestelijke en lichamelijke verheffing van ons volk. Ik heb niet het recht om dit grote belang op te offeren aan mijn persoonlijk welzijn: de liefde tot de natie blijkt eerst uit de offers, die men bereid is om te brengen.’Ga naar eind32. Het ontslag verleende hem een aureool van martelaarschap, een image van moed en zelfverloochening die de verering voor zijn persoon bij veel van zijn volgelingen tot ongekende hoogte opstuwde. In een tijd waarin het aantal werklozen naar de vierhonderdduizend liep, was een baan, vooral een vaste ambtelijke functie, van onschatbare waarde. Dat hij de zijne, een topfunctie nog wel, een die aanzien en welstand inhield, er aan gaf omwille van de beweging, gaf hem in de ogen van die in hem geloofden een welhaast bovenmenselijke, messiaanse glans. Stromen van adhesiebetuigingen kwamen op hem af, telegrammen, brieven, kadoos, waaronder een auto, merk Hudson, van de kameraden van de afdeling Hilversum, destijds een zeldzaam bezit, waarmee hij - als in de dagen van weleer met zijn fiets in zijn geboortedorp - trots rondreed, meer een bevoorrechte dan een slachtoffer. Op 30 april verliet hij voor het laatst het gebouw van de Provinciale Griffie. Met de jas over de arm, hoed op, stond hij nog even in het voorjaarszonnetje op de stoep voor de fotograaf die gekomen was om het historische moment vast te leggen. Ontslagen, eervol weliswaar maar zonder de gebruikelijke toevoeging van ‘met dank voor bewezen diensten’, een onelegante trap na, gezien zijn onmiskenbare verdienste voor de provincie, te meer daar deze formule in de ambtelijke wereld voor de grootste non-valeur gebezigd placht en pleegt te worden. De werkelijkheid was dat Mussert slechts voordeel had van zijn ontslag, niet alleen een geweldige prestigewinst, maar ook practische en financiële voordelen. Dat zijn funktie van hoofdingenieur en die van politiek leider niet lang meer te verenigen zouden zijn, zag hij heel goed in en het stond al geruime tijd voor | |
[pagina 158]
| |
hem vast dat hij de eerste zou laten schieten. ‘Vermoedelijk zou ik dit gedaan hebben, als het laatste grote probleem, de weg door de Vinkenveense plassen, zou zijn tot een oplossing gebracht,’Ga naar eind33. zei hij. Het kwam er dus op neer dat zijn ambtelijke loopbaan hoogstens wat eerder werd beëindigd dan in de bedoeling had gelegen. Nu het op onderhavige wijze geschiedde, was hij intelligent genoeg om er munt uit te slaan voor zijn persoon en beweging. Na zijn ontslag ontving hij jaarlijks vijfhonderdtwintig gulden pensioen; daarboven vanaf 1 mei 1934 negenduizend gulden per jaar van nenasu, de Nederlandse Nationaal-Socialistische Uitgeverij, waarvan hij de enige bestuurder en exploitant was. En hij toucheerde ook nog een groot bedrag ineens, tienduizend gulden ongeveer, dat bijeen gebracht was door vermogende nsb-ers en waarvoor hij een lijfrente voor zijn vrouw kocht.Ga naar eind34. Voor die tijd allemaal aanzienlijke bedragen. Voorwaar geen onvoordelig martelaarschap: voor het ogenblik ging hij er niet op achteruit, op langere termijn werd hij er flink beter van, zozeer dat hij een rijk man werd. Maar deze regelingen werden naar buiten toe niet bekend, zodat zijn stralenkrans niets aan luister inboette. Ook voor Van Geelkerken, die eveneens uit de provinciale dienst werd ontslagen, werden zodanige voorzieningen getroffen dat hij geen nadeel leed. Als full-time politicus kon Mussert gaan en staan waar hij wilde. In oktober reisde hij naar het buitenland, eerst naar Londen waar hij een paar dagen de gast was van de Engelse fascistenleider sir Oswald Mosley, daarna naar Duitsland. Hier sprak hij achtereenvolgens in Hamburg, Bremen en Berlijn tot aldaar wonende landgenoten. Opvallend was zijn inspanning om in die toespraken de langzamerhand voor hem traumatisch wordende identificatie van zijn beweging met die van de Duitse nazi's af te schudden: de rassenleer wees hij met de meeste klem van de hand en de persbreideling in het Derde Rijk eveneens: In het komende(!) nationaal-socialistische Nederland zou de waarheid nooit het zwijgen worden opgelegd, ook niet als die de overheid onaangenaam was.Ga naar eind35. Weer werd het kerstmis. De wa, uiteraard in burger, hield een grote kerstmars in de omgeving van Amsterdam, in triomf: tegen de verdrukking in was de nsb uitgegroeid tot 33.000 leden. Het land telde meer dan 425.000 werklozen. Er was een onmiskenbare samenhang tussen beide getallen. | |
‘Voor het Nederlandse volk’1935. Verkiezingen voor de Provinciale Staten in april. Over de deelname van de nsb zei Mussert: ‘Voor het eerst zal dan de mogelijkheid bestaan om te stemmen: Voor het Nederlandse volk en dus tegen de politieke partijen.’Ga naar eind36. Zijn doel was: een greep op het parlement te krijgen door via de Provinciale Staten alvast vaste voet in de Eerste Kamer te verwerven. Blakend van zelfvertrouwen verkondigde hij: ‘Wanneer Den Haag veroverd is, volgt de rest vanzelf.’Ga naar eind37. De drukte voor de verkiezingen vulde de eerste maanden van het jaar helemaal. Raambiljetten en affiches van de nsb verschenen in het straatbeeld, stromen pamfletten, folders en programma's gingen over het kiezersvolk heen. En vergaderingen en nog eens vergaderingen. In de Amsterdamse tennishal sprak Mussert een gehoor van 5500 koppen toe. Eind maart een grootse wapenschouw: de derde landdag van de nsb in de Amsterdamse rai. Zaterdag 30 maart marcheerde Mussert mee in de eindeloze stoet die met vele extra treinen was aangevoerd en die vanaf het Centraal Station de straten vulde. Een stille tocht: het gemeentebestuur had muziek, spreekkoren, spandoeken en ontplooide vlaggen verboden, maar alleen al het grote aantal mensen gaf een indrukwekkende aanblik. Parmantig, met een gezicht waarop de ernst lag als een starre laag, de kin uitdagend naar voren, stapte de leider voort, geregeld de hand heffend in antwoord op groeten van toeschouwers. Er was ook minder vriendelijk volk op | |
[pagina 159]
| |
de been: op de Oude Zijds Voorburgwal en bij de rai werd gescholden: ‘Weg met de nazi's!’ en ‘Fascisme is moord!’Ga naar eind38. Politie en marechaussee bewaarden de orde door met gummiknuppels op de schreeuwers in te slaan. In het eerstvolgende nummer van Volk en Vaderland leverde hen dat een pluim op van Mussert persoonlijk. Die zaterdag telde de landdag zestienduizend bezoekers, de maandag daarop, bedoeld voor inwoners uit Amsterdam en omstreken, nog eens tienduizend. Het rai-gebouw moest met het oog op de enorme aantallen mensen van extra-uitgangen worden voorzien om aan de politievoorschriften te kunnen voldoen. Het beeld dat al zo vaak was vertoond, was grootser dan ooit: de imposante aanhang met de kleine man ervoor, de massa opgerezen voor hem, een woud van armen waaruit het ‘houzee’ als een storm aanrolde, het geheel bespeeld door lange bundels uit schijnwerpers die tastten over vlaggen, uniformen en genodigden, onder wie de Noorse nazi-leider Quisling; Anton Mussert tegenover een massale, vleesgeworden aanhankelijkheid die hem van de aarde verhief. Zijn strakke gelaat verried niets van de kick die hij daar zonder twijfel van kreeg. Met zekere stem ontvouwde hij de blijde toekomst die het land onder zijn leiding wachtte: ‘De boeren zullen weer traditiegetrouw hun roeping volgen; arbeiders van hoog tot laag, van directeur tot loopjongen, zullen weer leren beseffen dat zij tezamen in harmonie een taak te vervullen hebben tegenover hun volk. Nieuwe welvaart zal worden opgebouwd; streng, krachtig, maar liefderijk... Het weerbare volk zal zijn bodem, zijn vaderland, het imperium zo krachtig mogelijk verdedigen tegen ieder die onze zelfstandigheid of ons grondgebied wil aantasten.’Ga naar eind39. De geestdrift en het geloof van de menigte sloegen kolkend om hem heen. Voor deze mensen was hij een charismatische grootheid, de verlosser. Nog lang gloeide de begeestering na: ‘Laat op de avond begeleiden de Amsterdamse strijders hun kameraden van buiten door de stromende regen naar het station. Het “houzee” gaat door de hallen en over de perrons. Het is het laatste wat gehoord wordt uit de vertrekkende treinen, het afscheid van een grote gebeurtenis in het leven van de beweging.’Ga naar eind40. April bracht een sensatie: Mussert haalde bijna acht procent van de stemmen, een uniciteit voor een beginnende partij in Nederland. Bijna driehonderdduizend mensen hadden hun stem aan de nsb toevertrouwd. Dat betekende 44 van de 535 zetels in de Provinciale Staten en twee vertegenwoordigers in de Eerste Kamer. Mussert twijfelde er geen ogenblik aan dat dit de voortekenen waren van een uiteindelijke, totale overwinning. | |
Indië hier en aan de overkantIn de vroege ochtend van de zestiende juli begon voor Anton Mussert de reis van zijn leven, toen het klm-toestel de ‘Sperwer’ zich losmaakte van de aarde met als bestemming Indië. Het benodigde geld was bijeengebracht door bijdragen uit Indië en door bemiddelde kameraden in Nederland. Een leger van meer dan tienduizend aanhangers was naar Schiphol gekomen om de leider uit te wuiven. Met rijen auto's en bussen waren ze, geëscorteerd door gemotoriseerde politie, door de nog slapende hoofdstad gekomen. Op het vliegveld kortte men de tijd met het zingen van vaderlandse liederen. De leider arriveerde. Er werd met vlaggen gezwaaid en een donderend ‘houzee’ weerklonk. Het gemeentebestuur van Amsterdam had toespraken verboden. De geestdrift werd er niet door gedrukt. Onder een massaal ten gehore gebracht Wilhelmus besteeg Mussert, gekleed in een elegant licht kostuum, de vliegtuigtrap. ‘De motoren beginnen te daveren, langzaam taxiet de “Sperwer” over het veld, dan sneller, de wielen raken los: Musserts reis heeft een aanvang genomen. Enkele uren later herhaalt zich een uitgeleide, zij het in sterk verkleinde vorm, van Nederlanders in Leipzig. Dan gaat het steeds verder, naar de Indische kameraden.’Ga naar eind41. In het begin waren de weersomstandigheden zo slecht dat het vliegen | |
[pagina 160]
| |
allesbehalve aangenaam was. Mussert vertoonde geen spoor van angst, noch van luchtziekte. Gezagvoerder Te Pas vond hem een beminnelijk mens. Hij legde een levendige belangstelling aan de dag voor de technische aspecten van het vliegen en liet zich in de cockpit uitvoerig inlichten over de functie van allerlei hendels en knoppen en aan het eind van de reis verraste hij Te Pas met een zilveren sigarettenkoker met inscriptie.Ga naar eind42. In Indië wachtte een druk programma. Hij trok door Java van west naar oost en door Sumatra van zuid naar noord, voerde besprekingen en sprak vergaderingen toe. Wat hij zag van het koloniale bestuur vervulde hem met tevredenheid, zelfs met geestdrift. ‘Groot en groots!’ noemde hij het. ‘Schitterend!’Ga naar eind43. In overeenstemming daarmee vaardigde hij voor de nsb in Indië een taktiek uit die lijnrecht tegenover die in Nederland stond: steun aan de overheid. In een situatie waarin een kwart miljoen Europeanen tegenover zestig miljoen inheemsen stonden, diende het Nederlandse gezag zoveel mogelijk gesterkt te worden, immers: Indië verloren, rampspoed geboren! Trouwens, ontdekte hij, het bestuur in de Oost kon in grote trekken fascistisch genoemd worden. De strijd tegen de regering moest dus alleen in Nederland worden gevoerd. De beweging in Indië had tot taak daarvoor ‘zilveren kogels’ te leveren, wat zij inderdaad in aanzienlijke mate heeft gedaan - niet het minst belangrijke gevolg van Musserts bezoek: jaarlijks werd een bedrag van vijftigduizend gulden naar Nederland overgemaakt.Ga naar eind44. Mussert sprak en trok volle zalen. In Batavia was de grote bioscoopzaal van het City-theater veel te klein, toen hij daar eind juli een rede hield, achter het spreekgestoelte de nationale vlag, het portret van de koningin, nsb-symbolen en links en rechts opschriften die luidden: Indië hier en aan de overkant, daar en hier is Nederland. ‘In dit imperium zal geregeerd moeten worden,’ sprak hij, ‘met een hand welke zorgzaam is voor een ieder die zich loyaal betoont, maar met een hand hard als staal tegenover ieder, die, hetzij hier, hetzij in het moederland, het imperium wil belagen.’Ga naar eind45. Woorden die congruent waren met de gevoelens van de Europese bovenlaag en waarbij de kranslegging door Mussert bij het standbeeld van Van Heutsz op het naar deze steunpilaar der Nederlandse heerschappij in Indië genoemde plein te Batavia precies paste. De glorierijkste hoogtepunten waren de twee ontvangsten - het kon niet op! - door gouverneur-generaal De Jonge, die een schitterende genoegdoening vormden voor de miskenning en tegenwerking die hij van de overheid in het moederland ondervond. Wat afkeer jegens het parlementaire stelsel betrof, deed De Jonge niet onder voor zijn gast, die hij een fatsoenlijk en goedwillend man vond die in Nederland het slachtoffer was van pesterijen en provocatie. Hij had Musserts gangen in Indië laten nagaan en was tot de overtuiging gekomen dat deze niets onwettigs in de zin had. Alleen diens agitatie tegen Colijn duidde hij hem euvel en een leider zag hij geenszins in de kleine man. Op 2 september bracht de ‘Kwak’ Mussert beladen met indrukken waar hij later graag over sprak, weer thuis. Bij de ontvangst nog meer uitbundigheid dan bij het vertrek zeven weken eerder. Rie Mussert en Van Geelkerken stonden onder aan de trap van het vliegtuig, verderop duizenden juichende mensen. Per auto ging het door Amsterdam; overal mensen langs de straten, overal ‘houzee’-geschal. In Maarssen werd hem een grote ontvangst bereid, in Utrecht opnieuw. Bij zijn huis aan het Wilhelminapark zag het zwart van het volk. Op het balkon nam hij een daverend huldebetoon in ontvangst. Mussert de triomfator! | |
Musserts succesHet mirakel van de opmars der nsb - de verkiezingsuitslag van 1935, de steeds maar doorgaande aanwas van het ledental: ruim 36.000 vlak voor die verkiezingen, al sprak Mussert in euforie op de derde landdag van 40.000, een jaar later 55.000 - had bij nader inzien niets | |
[pagina 161]
| |
wonderlijks. In de jaren twintig waren er diverse fascistische groepjes ontstaan, in het begin van de jaren dertig kwamen daar nog een paar nazi-partijtjes bij - drie waren er op een gegeven ogenblik die alledrie nsnap heetten. Globaal gesproken ontsproten al die partijtjes aan dezelfde gezindheid als de nsb. Ze waren anti-communistisch, anti-socialistisch, tegen het liberalisme dat door het prediken van gelijkheid de weg voor beide eerstgenoemde stromingen bereid had, tegen het parlementaire stelsel, voor een krachtig gezag en bovenal sterk nationalistisch. Het kardinale verschil is dat zij er niet in slaagden de massa te bereiken en de nsb wel. Dat nu was geheel en al het werk van Mussert. In tegenstelling tot de meeste bonzen van die andere organisaties was hij een vertrouwenwekkend figuur, degelijk, fatsoenlijk, een man van aanzien die iets gepresteerd had, volkomen aanvaardbaar voor de burgermansmoraal. Voeg hierbij dat hij een geniaal organisator was. Als enige fascist bracht hij in Nederland moderne organisatiemethoden in stelling, waardoor hij orde wist te scheppen waar de andere beweginkjes in chaos verzandden. Hij begon met de succesformule om via een netwerk van kleine bijeenkomsten de beweging van de grond te krijgen. Vervolgens verleende hij die een stevig geraamte dat haar overeind hield, een organisatie waarvan de basis werd gevormd door de zogenaamde blokken, de kleinste cellen van het nsb-lichaam; een aantal blokken vormden een groep, de groepen van een plaats of een streek een kring, een aantal kringen een district. Al deze eenheden hadden een leider - door Mussert benoemd - en allerlei lagere functionarissen; er waren blokleiders, groepspenningmeesters, kringbeheerders, enzovoort, enzovoort, zoveel baantjes dat er voor de meeste kameraden wel een post met een fraaie titel was. Dat was psychologisch goed gezien: al gauw had men een paar ondergeschikten en de ruime mogelijkheid om op te klimmen prikkelde de toewijding. Boven alles uit verhief zich het hoofdkwartier te Utrecht, dat weldra gevestigd was in een aantal gebouwen aan de Maliebaan met nummer 35 als hoofdgebouw. Daar troonde de leider als alleenheerser over allen. Het feit dat Mussert geen strakke ideologie predikte was een voordeel voor de toeloop: de poort naar de beweging was zo wijd dat hij allerlei conservatieve elementen doorgang verleende. Het Nederlandse conservatisme droeg een uitgesproken burgerlijk karakter, vond zijn oorsprong in de stedelijke burgerij - maar bleef daartoe niet beperkt - die van oudsher haar stempel op de Nederlandse samenleving had gedrukt. Die burgerij vormde weliswaar geen homogene groep, noch sociaal, noch godsdienstig, varieerde van aristocratie tot kleine burgerij, van vrijzinnigheid tot orthodoxie, maar was eensgezind in angst voor en afkeer van het marxisme. Het burgerlijk karakter van het Nederlandse conservatisme hield waardering in voor gematigdheid, fatsoen, vaderlandsliefde, verering van het wettig gezag gesymboliseerd door het vorstenhuis. Dit alles correspondeerde met het karakter van de nsb, dat op zijn beurt een afspiegeling was van de instelling van haar schepper Anton Mussert. Dat was haar hechte grondslag, haar kracht, maar tevens haar zwakheid: identificatie met genoemde kenmerken was een bestaansvoorwaarde, zich er min of meer van verwijderen zou tot gevolg hebben dat zij in de lucht kwam te hangen. En dat is precies wat in de fase na 1935 gebeurde, toen de nsb door allerlei omstandigheden een proces van veranderingen ging doormaken en de leider door de mand viel als leider, omdat hij dat niet heeft kunnen keren... Natuurlijk waren daar ook de omstandigheden die Mussert een tijdlang begunstigden. De economische malaise toonde voor velen evenzeer het bankroet van de democratie als de noodzaak van een sterke man aan. Het herstel in Duitsland en Italië, bewerkstelligd door aan de nsb verwante stromingen, wekte de hoop dat Mussert voor Nederland de redding kon brengen. En toen de beweging eenmaal aan het groeien sloeg, werd daardoor verdere groei | |
[pagina 162]
| |
opgeroepen; van succes gaat wervende kracht uit.
Uiterlijk veranderde er door het politieke succes niet veel in Musserts bestaan. Hij bleef het toonbeeld van een sober levende, hardwerkende burgerman. Van mei vierendertig af spendeerde hij al zijn tijd en energie aan de nsb, zich nauwelijks tijd voor enige ontspanning gunnend, gedreven door een rusteloosheid die niet harmonieerde met zijn uiterlijke beheerstheid. Een kleine burgerman die men te voet of op de fiets van zijn huis via de Burgemeester Reigerstraat naar de Maliebaan zag gaan met een lunchpakketje in vetvrij papier in zijn jaszak, in zijn eentje - de tijden waren nog zo vredig dat er van lijfwachten nog geen sprake was. 's Avonds was er vaak een vergadering. Wanneer dat niet het geval was, ging hij vroeg naar bed. Hij sliep goed, in de volle gerustheid van iemand die het gelijk en de gerechtigheid aan zijn kant heeft. Hij stond vroeg op, ook als het de vorige dag laat was geworden. Lang slapen vond hij zonde van de tijd; er was nog zoveel werk te doen. Alleen zondags bleef hij lang liggen. Dan kwam de Hudson soms van stal voor een ritje met zijn vrouw en Rex, zijn herdershond. Hij hield van autorijden, kende tot ver in de omtrek de kleinste weggetjes en mooiste plekjes en toonde zijn vrouw graag de werken die in zijn ingenieurstijd onder zijn leiding tot stand waren gekomen. Of en zo ja in hoeverre hij innerlijk veranderde, in welke mate zijn karakter werd beïnvloed door de macht die hem was toegevallen en de sfeer van verering van zijn persoon, de omstandigheid dat hij als een god op een kluitje zat, laat zich van deze oesterachtige ziel moeilijk zeggen. In deze beginjaren waren er in elk geval tekenen van gechargeerdheid, van een poehaGa naar eind46. die in eigendunk kon wortelen, maar ook in onzekerheid, misschien zowel in het een als het ander. |
|