Maatstaf. Jaargang 29
(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
AanleidingIn deze tijd worden we niet meer met het communisme geconfronteerd in de vorm van abstracte ideeën en goedbedoelde beloftes en niet in de vorm van gebeurtenissen ergens aan de periferie van de beschaving, maar als de gewone levenswijze voor de een, de dreiging van een aanval van de kant van machtige communistische staten voor een ander of als reëel perspectief van de ontwikkeling in eigen land voor een derde. Toch is de voorstelling van de reële communistische levenswijze die mensen in het Westen hebben, nog tot op de dag van vandaag zodanig dat die meestal een meewarig glimlachje, heftige woede of stomme verbazing oproept. We zaten bij voorbeeld een keer te praten over het beeld van de communistische maatschappij dat ik in De gapende hoogten schets. ‘Die rijen voor de winkels,’ zei een van de aanwezigen, ‘zijn natuurlijk sterk overdreven. Waarom zou iemand urenlang in de rij gaan staan, wanneer hij net zo goed die paar uur later terug kan komen om alles te krijgen zonder ervoor in de rij te staan?’ De bij dit gesprek aanwezige sovjetemigranten lachten zich de tranen toen ze dit van mijn opponent hoorden. Zíj immers wisten met axiomatische zekerheid dat volgens de wetten van de communistische levenswijze een gewoon burger die niet over bijzondere privileges beschikt, in bepaalde gevallen hoe dan ook een zekere hoeveelheid tijd moet verknoeien om in zijn meest normale behoeften te voorzien. Een ander voorbeeld. Ik sprak over een van de wetten van het reële communisme: over het streven door te dringen tot in alle hoeken van de wereld zodra zich maar de geringste mogelijkheid voordoet, en over het streven zijn omgeving aan zichzelf gelijk te maken en te overheersen. Een van mijn toehoorders zei daarop het volgende: ‘Laat de sovjetsoldaten maar gerust naar West-Europa komen. Ze zullen dan zien dat het levenspeil hier hoger is dan in de Sovjetunie en dat wij hier democratische vrijheden hebben en alle verworvenheden van de beschaving. Als ze dat zien, zullen ze begrijpen dat de sovjetleiders hen hebben voorgelogen; ze zullen naar huis terugkeren en daar een omwenteling teweegbrengen om voortaan net zo te kunnen leven als wij hier in het Westen.’ Dit keer vonden mijn ex-landgenoten en ik dat er niets te lachen viel. Als soldaten van communistische landen West-Europa binnentrekken, zal er van de westerse beschaving maar weinig ter vergelijking en stichting overblijven. Bovendien, als men uit communistische landen hierheen komt, is dat niet om een lesje te kríjgen maar om er een te géven; dan komen ze met de bedoeling hun eigen levenspeil en levenswijze op te leggen. De kans is groot dat ze daarin zullen slagen, want het Westen is ruim voorzien van eigen communistische elementen en van mensen die ageren in het voordeel van het communisme. | |
[pagina 86]
| |
Weer krijg ik ten antwoord: ‘Nou en?’; ‘Dat is toch allemaal niet zo verschrikkelijk,’ zegt een ander. ‘Laat de westerse landen maar eens uit eigen ondervinding aan de weet komen dat de communistische levenswijze afgrijselijk is. Dan hebben ze er meteen genoeg van.’ Wat kon ik daarop zeggen? Helaas, een dergelijk ‘dan’ zal er niet meer zijn. Dan is het al te laat. Een land is niet een enkel mens, een sociaal stelsel, niet een vrouw die je aan de kant kunt doen. De overwinning van het communistische sociale bestel in een land betekent een omvorming van alle grondslagen en aspecten van de samenleving. In korte tijd zal een grote massa mensen een bevoorrechte positie innemen en het relatief goed hebben. De meerderheid van de bevolking zal van een heleboel kopzorgen bevrijd zijn en een gegarandeerd bestaansminimum hebben. De overhand krijgt een type mensen voor wie het nieuwe bestel voordeliger is dan het oude. De sociale selectie zal de produktie van menselijk materiaal in een zodanige richting dwingen dat de mensen al niet meer geschikt zijn voor een terugkeer en er ook niet in geïnteresseerd. Het machtige systeem van gezag en ideologische opvoeding dat binnen de kortste keren tot stand wordt gebracht, zal iedere poging de loop der geschiedenis te keren, smoren. De slachtoffers zullen al snel vergeten zijn. Onweerstaanbaar begint de aanpassing van de massa van de bevolking aan de nieuwe levensomstandigheden. Een weg terug is er niet meer. Voor een terugkeer naar de verworvenheden van de westerse beschaving zullen deze verworvenheden opnieuw bevochten moeten worden op basis van de nieuwe sociale structuur. Daarvoor zal de maatschappij een nieuwe historische cyclus van ettelijke eeuwen moeten doorlopen ten koste van ongekende aantallen slachtoffers. En dan is het nog de vraag of deze ‘terugkeer’ zal slagen. ‘U overdrijft de stabiliteit en kracht van communistische regimes,’ kreeg ik daarop te horen. Verschillende keren ben ik geconfronteerd met mensen die meenden dat communistische regimes instabiel zijn, slechts gegrondvest op bedrog en geweld van de kant van een handjevol communistische machthebbers. Hoewel de meeste mensen met wie je hierover spreekt toch niet meer in deze conceptie geloven, hebben zelfs politici en politicologen te oordelen naar hun toespraken en geschriften slechts een zeer vaag idee van aard en wezen van de communistische regimes en van de oorsprong van hun kracht en stabiliteit. Ze hanteren een begrippensysteem dat geschikt is voor westerse maatschappijen maar dat toegepast op een communistische maatschappij alle zin verliest; ze leggen oneigenlijke waardecriteria aan die slechts toevallig min of meer juiste resultaten opleveren. Een treffend voorbeeld: de reactie van het Westen op de inval van sovjettroepen in Afghanistan. Deze inval kwam voor het Westen volkomen onverwacht en zaaide grote verwarring, hoewel het qua voorspelbaarheid een triviaal geval was. Kort tevoren had de Sovjetunie een deel van zijn troepen uit Oost-Duitsland teruggetrokken; in het Westen werd dit door velen uitgelegd als een vredelievend gebaar. Half december 1979 hield ik een lezing voor de Duits-Amerikaanse Vereniging in München en zei dat er niets vredelievends in deze daad stak en dat de teruggeroepen sovjettanks spoedig wel op een andere plaats, waar ze dringender nodig waren, zouden opduiken, bij voorbeeld in Afghanistan. Ik ben bang dat mijn toehoorders deze waarschuwing hoofdzakelijk hebben opgevat als een retorisch trucje. Ik heb beslist niet de pretentie dat aan deze voorspelling een grote gnoseologische waarde moet worden toegekend, integendeel, ik stel met nadruk dat het een trivialiteit was. Een trivialiteit echter op voorwaarde dat het communisme beschouwd wordt binnen een adequaat begrippensysteem. In het Westen is het heel gebruikelijk te hopen dat een communistische maatschappij daar er heel anders uit zal zien dan die in de Sovjetunie. Soms schrijven zelfs tegenstanders van het communisme veel van de negatieve verschijnselen van het communisme toe aan zuiver Russische omstandigheden. Zij vinden dat het | |
[pagina 87]
| |
maatschappelijke bestel van de Sovjetunie geen echt communisme (of socialisme) is en vertrouwen erop dat het communisme in het Westen een ‘communisme met een menselijk gelaat’ of een ‘democratisch communisme’ zal zijn. Dit soort opvattingen, die op iemand die het reële communisme aan den lijve heeft ondervonden, volslagen absurd overkomen, krijg je hier in het Westen minstens net zo vaak te horen als uitspraken over het ontbreken van burgerlijke vrijheden en over de repressie in de landen van het socialistische kamp. Juist dit soort opvattingen gaven de stoot tot het schrijven van dit boek. | |
Over de terminologieAl heel wat keren heb ik te horen gekregen dat de term ‘communisme’ geen eenduidig begrip is, dat er in de Sovjetunie en in het Westen heel verschillende dingen onder worden verstaan en dat je beter kunt spreken van maatschappijen van het oostblok- of sovjettype. Gedeeltelijk is dat zo, maar achter dit soort adviezen gaat meer de angst schuil de dingen bij hun naam te noemen dan het verlangen verwarring te voorkomen. Bovendien spreekt er het verlangen uit de kwalen van de communistische levenswijze af te schilderen als iets typisch ‘Oosteuropees’ of ‘Sovjetrussisch’, iets dat geen algemene geldigheid bezit. Het gaat niet om woorden, uiteindelijk is het iedereen wel bij benadering duidelijk waar we het over hebben. We hoeven er niet omheen te draaien, we hebben het hier over de maatschappij waarvan gedroomd is en nog gedroomd wordt door de onderdrukte klassen, allerlei utopisten met goede bedoelingen, de klassieken van het marxisme met hun volgelingen, de westerse communisten en alle andere ‘progressieve krachten’ van de mensheid: we hebben het over de ideale communistische maatschappij, de incarnatie van de marxistische idealen. Vormen van demagogie en doctrines kunnen onderling verschillen, maar natuurwetten in het algemeen en sociale wetten in het bijzonder zijn niet afhankelijk van tijd en plaats. De wetten van de communistische levenswijze zijn voor alle tijden en volken gelijk en dat wat het Oosteuropese of Sovjetrussische maatschappij type wordt genoemd, toont de wereld vanuit het oogpunt van sociologische typologie een universeel model en niet iets dat buitengewoon of uitzonderlijk is. Afzien van de term ‘communisme’ betekent net doen of we het hebben over iets dat helemaal niets van doen heeft met de marxistische projecten voor de reorganisatie van de maatschappij, dat niets te maken heeft met datgene waarvoor communisten en hun aanhangers hebben gevochten en nog steeds vechten en waarnaar zeer veel ‘progressief’ ingestelde mensen in het Westen streven. Integendeel, de term ‘communisme’ is hier erg goed op zijn plaats. In dit boek wordt nu juist - net als in mijn andere boeken - een beschrijving gegeven van de realiteit die natuurnoodzakelijk ontstaat wanneer de meest ‘progressieve’ idealen van de mensheid verwezenlijkt worden. Achter deze idealen steekt geen andere realiteit en zal dat ook nooit doen. De macht van het woord is werkelijk verbijsterend. In plaats van woorden te gebruiken als middel voor het vastleggen van de resultaten van zijn observaties van de realiteit, heeft de mens slechts zicht op die realiteit in de mate en in het licht van datgene waartoe de taal hem dwingt. Vaak verhoudt de mens zich tot de realiteit als tot eenvoudig een hulpmiddel voor zijn voornaamste bezigheid: manipulatie door middel van woorden. Hierbij zien de mensen het onderwerp waarover zij nadenken en spreken slechts door een rijstebrijberg van woorden, zinnen, teksten en boeken geproduceerd door andere mensen die in de meeste gevallen net zulke slaven van het woord zijn als zijzelf. Ik geef de voorkeur aan een andere werkwijze: datgene over het communisme zeggen wat ik gedurende een heel leven zelf heb ontdekt zonder de hulp van anderen en zeker zonder de hulp van mensen die lang voor het communisme bestond er al wel over hebben nagedacht aan de hand van feiten die zij uit de | |
[pagina 88]
| |
tweede of derde hand hadden en op grond van kortstondige en vluchtige indrukken. | |
Communisme en totalitarismeDe sociale orde van de Sovjetunie en van Hitler-Duitsland worden vaak als gelijksoortige verschijnselen beschouwd, als twee bijzondere gevallen van het totalitarisme. Dit is een voorbeeld van hoe men zich niet houdt aan de in het vorige hoofdstuk beschreven methodologische eis [dat een verschijnsel waar we ons mee bezighouden - in dit geval de communistische maatschappij - beschouwd moet worden als zodanig of op zichzelf, dat wil zeggen vanuit zijn intrinsieke waarden en niet vanuit de mogelijkheid het met andere objecten (andere landen of maatschappijen) te vergelijken]. Er zijn natuurlijk overeenkomsten, het zou onzinnig zijn dat te ontkennen, maar vanuit sociologisch standpunt zijn het verschijnselen van principieel verschillende kwaliteit. Het Duitse totalitarisme is een verschijnsel binnen het kader van de westerse beschaving. Het is een politiek regime dat op zich nog niet vernietiging van de sociale grondslag van de staat inhoudt. Natuurlijk vormen de elementen van de communaliteit waaruit ook het communisme voortkomt, een van de ontstaansbronnen van dat regime en is het zelfs tot op zekere hoogte het voorspel van een toekomstig communisme, maar het is nog geen communisme. Het Stalintotalitarisme was een verschijnsel aan de sociale basis van het land en niet in de sfeer van de politiek. Het kwam organisch voort uit de voltooide revolutie en was een uiting van het rijpingsproces van de communistische maatschappij. Het Hitlertotalitarisme daarentegen ontstond uit angst voor een communistische revolutie en voor het mogelijk ontstaan van een communistische maatschappij. Het systeem van de persoonlijke macht van de leider, de massale repressie en vele andere aspecten van deze landen vertoonden uiterlijke overeenkomsten, maar de levensomstandigheden van de grote massa van beide bevolkingen bleven principieel verschillen. Het Duitse totalitarisme kon worden afgeworpen zonder dat de maatschappelijke orde van het land werd aangetast. Het sovjettotalitarisme kan niet worden afgeworpen zonder het maatschappelijk bestel van het land tot in zijn grondslagen te vernietigen. De overeenkomst tussen het totalitarisme van Duitsland en van de Sovjetunie is te verklaren uit de wet van de tendentie naar gelijkvormigheid die geldt voor sociale systemen die met elkaar in contact staan, dat wil zeggen, uit bepaalde universele wetten die gelden voor grote empirische systemen en niet uit een noodzaak die gelegen zou zijn in de intrinsieke wetten van elk der systemen afzonderlijk. Gebruik van de term ‘totalitarisme’ met betrekking tot de communistische maatschappij verduistert het inzicht in deze maatschappij. Totalitarisme is een dwangsysteem dat de bevolking van een bepaald land ‘vanbovenaf’ krijgt opgelegd zonder dat er rekening wordt gehouden met de sociale structuur van de bevolking. Het communistische dwangsysteem komt juist voort uit die structuur, dat wil zeggen, het komt ‘vanonderop’ en beantwoordt volledig aan de maatschappelijke structuur van het land. Gelijkenis met het totalitarisme vertoont het slechts bij tijd en wijle - vooral gedurende het rijpingsproces van de maatschappij-inrichting - en wanneer het bekeken wordt vanuit het standpunt van de observerende buitenstaander met een hang naar diepzinnige vergelijkingen. | |
Het grondideeJe kunt niet zeggen dat het communisme als maatschappij type rechtstreeks voortkomt uit de communaliteit, net zo min als het juist zou zijn te stellen dat het kapitalisme als maatschappijtype rechtstreeks voortkomt uit de economie (uit de commercieel-financiële verhoudingen). Voor het ontstaan van het kapitalisme was nodig dat er op de markt een dergelijke handelswaar verscheen als de vrije arbeider en nog een reeks andere voorwaarden. Dit soort voor- | |
[pagina 89]
| |
waarden speelt ook een rol bij het ontstaan van het communisme. Slechts daar waar aan deze voorwaarden voldaan was, kregen de communale betrekkingen tussen de mensen een wijde verspreiding tot in alle levenssferen van de maatschappij en werden ze de dominerende betrekkingen. Het communisme komt voort uit de communaliteit en deze voorwaarden samen. De voorwaarden waar we het hier over hebben, beperken zich niet tot de concreet-historische samenloop van omstandigheden waaronder in een bepaald land een communistisch bestel kon ontstaan. Ik wil eraan herinneren dat we hiervan geabstraheerd hebben. Deze voorwaarden zijn elementen die doorlopend voorkomen in het leven van een geconsolideerde maatschappij, die daar constant worden voortgebracht en die weer als basis dienen voor het hen voortbrengende maatschappelijke leven. Ze moeten niet worden teruggezocht in de voorbije prehistorie of historie van de maatschappij maar in haar huidige leven en wel als iets evidents, algemeen bekends, vertrouwds en alledaags. We moeten ons verstand hier niet gebruiken om iets te ontdekken dat verborgen is in de krochten en diepste diepten van het systeem, maar om iets evidents en algemeen bekends te onderkennen in zijn beslissende rol bij de vorming van het maatschappijtype. Wanneer we kijken naar een zo klassiek voorbeeld van de communistische maatschappij als de Sovjetunie, valt gemakkelijk te constateren dat zij een zeer gecompliceerde structuur vertoont, een gedifferentieerde industrie en landbouw, een fijnvertakt bestuurlijk en cultureel systeem en een bepaalde territoriale geleerdheid. Tegelijk kunnen we constateren dat bepaalde elementen van die structuur de integriteit van het geheel waarborgen en in stand houden en dat andere elementen in zekere zin autonome en op kleinere schaal afgeronde deeltjes vormen. Deze deeltjes bezitten een belangwekkende eigenschap: in een aantal wezenlijke trekken vertonen zij grote overeenkomst met de totale maatschappij, ze zijn er een kopie van. Dit is evident met betrekking tot grote territoriale eenheden als de republieken van de Sovjetunie en de kleinere maar toch nog tamelijk omvangrijke eenheden als landstreken, gewesten en zelfs districten. Maar deze overeenkomst kan verder worden doorgetrokken: tot afzonderlijke instellingen (bedrijven, fabrieken, instituten, sovchozen). De limiet van een dergelijke opdeling wordt gesteld door de minimale deeltjes van de totale maatschappij die nog bepaalde wezenlijke trekken van grotere delen van de maatschappij of van de maatschappij in haar geheel vertonen: dat wat we de elementaire cellen of kernen van de maatschappij kunnen noemen. Juist in datgene wat alle elementen van de maatschappelijke structuur - vanaf de minimale cellen tot en met de maatschappij in haar geheel - gemeen hebben, moeten we de diepste grondslagen van het maatschappelijk leven zoeken. Historisch gezien heeft de communistische maatschappij zich in zijn klassieke sovjetvoorbeeld langs vele lijnen tegelijk geformeerd onder voor studiedoeleinden bijna ideale omstandigheden. Er ontstond een scheppende kracht die de eenheid van het land garandeerde, er trad differentiatie en groepering van delen op en standarisatie van het leven in alle districten, in alle levenssferen en op elk niveau. Deze standarisatie van het leven tot op celniveau en de vorming van standaardcellen in alle delen van de gehele structuur vormden het wezen van het historische proces dat de huidige communistische maatschappij heeft voortgebracht. Hoewel de historische ontwikkeling er op dit moment voor veel landen heel anders uitziet dan indertijd voor de Sovjetunie, blijft het wezen van deze ontwikkeling onveranderlijk: vorming van een standaardstructuur en standarisatie van het leven in alle cellen van het geheel. Natuurlijk voltrok het standarisatieproces zich op zodanige wijze dat er wederzijdse beïnvloeding plaatsvond: beïnvloeding van de delen door het geheel en van het geheel door de delen. Er voltrok zich een proces van weder- | |
[pagina 90]
| |
zijds aanpassen en ‘gelijktrekken’. Maar als dit proces eenmaal is voltooid, wordt wederzijdse afspiegeling - van de delen in het geheel en van het geheel in de delen - de norm van het maatschappelijk leven. Orwell heeft in zijn opmerkelijk boek 1984 een aantal trekken van de communistische maatschappij aangegeven. Maar ondanks mijn grote bewondering voor deze schrijver moet ik zeggen dat hij maar weinig begrepen heeft van het wezen van de communistische maatschappij. Vooral had hij geen inzicht in hoe helemaal aan de basis van de maatschappij, op het niveau van de cellen, het leven zich afspeelt. Het is onjuist het communisme op te vatten als iets dat de mensen door geweld en bedrog vanbovenaf is opgelegd. Het schiet voortdurend vanonderaf op, vanuit de cellen, en het wordt voortdurend vanonderaf in stand gehouden. Slechts op deze grondslag wordt het vanbovenaf gevoed en gestimuleerd. Het begrip ‘boven’ is hier trouwens betrekkelijk: het zijn ook cellen, maar cellen die een bijzondere positie innemen in de hiërarchie van de cellen. Natuurlijk gaat isolering van de cellen uit het geheel als uitgangspunt voor de analyse van dat geheel gepaard met een groot aantal abstraheringen. Zo maken bij voorbeeld niet alle burgers direct via een cel deel uit van de maatschappij. Kinderen en oude mensen, gepensioneerden, zieken en mensen uit de ‘vrije beroepen’ staan buiten de cellen - ze zijn niet aan een instelling gebonden, hebben geen bepaald ‘werk’ - of ze staan ermee in contact via anderen die wel aan een cel zijn gebonden. De meerderheid van de mensen echter is lid van de maatschappij via hun lidmaatschap van een cel. Alle anderen zijn op enigerlei wijze ondergeschikt aan deze meerderheid en zijn ervan afhankelijk; ze hebben in ieder geval geen wezenlijke invloed op de gestandariseerde levenswijze van de maatschappij. We kunnen indien nodig deze uitzonderingen naderhand nog eens bekijken. Een aantal van deze uitzonderingen komt trouwens natuurnoodzakelijk voort uit de regel zelf en moeten we zeker als een produkt van deze regel beschouwen. | |
CommunaliteitIn mijn vroegere werken heb ik tamelijk gedetailleerd beschreven wat communaliteit inhoudt. Veel mensen hebben het opgevat als een literair grapje of in het beste geval als een beschrijving van de sovjetmaatschappij waarin de mensen al bedorven zouden zijn door de sociale omstandigheden. In feite is het echter een wetenschappelijk verantwoorde beschrijving van het algemeen menselijk verschijnsel van de communaliteit; een wetenschappelijke - ik onderstreep het - beschrijving, dat wil zeggen, een beschrijving die geldigheid bezit op voorwaarde dat de hele reeks abstracties waarover ik het hiervoor heb gehad, is uitgevoerd. Hier volgt slechts een deel van deze beschrijving samen met wat aanvullingen en verklaringen die binnen de context van dit boek op hun plaats zijn. De wetten van de communaliteit zijn altijd en overal waar een menselijke groepering ontstaat die groot genoeg is om te kunnen spreken van een maatschappij, dezelfde. Deze wetten zijn simpel en in zekere zin algemeen bekend of in ieder geval bekend bij een aanzienlijk deel van de leden van de maatschappij. Als dat niet het geval zou zijn, zou er geen maatschappelijk leven mogelijk zijn. Feitelijk leven de mensen in de maatschappij volgens deze wetten en wanneer dat nodig is, kennen zij ze ook expliciet. Voor de wetten van de communaliteit maakt het niets uit wat mensen tot een maatschappij verenigt; op een of andere manier zijn ze werkzaam, want de mensen verenigen zich voor een redelijk lange periode tot een redelijk groot collectief. Communale wetten zijn bepaalde regels voor het gedrag (handelingen, gedragingen) van mensen ten opzichte van andere mensen. De grondslag van deze regels vormt het historisch ontstane en voortdurend gevoede streven van mensen en groepen naar zelfbehoud en verbetering | |
[pagina 91]
| |
van hun bestaansvoorwaarden in de situatie van het sociale zijn. Voorbeelden van zulke regels zijn: zo min mogelijk geven en zoveel mogelijk nemen; zo min mogelijk risico en zo groot mogelijk voordeel; zo min mogelijk verantwoordelijkheid en zo veel mogelijk hoogachting; zo min mogelijk afhankelijk zijn van anderen en zo veel mogelijk anderen van jou afhankelijk maken. Het gemak waarmee mensen deze regels ontdekken en zich eigen maken is treffend. Dit kan verklaard worden uit het feit dat het natuurlijk regels zijn die beantwoorden aan de historisch ontstane socio-biologische natuur van de individuele mens en van menselijke groepen. De mens leert de communale regels aan. Hij doet dat door eigen ervaringen, door naar anderen te kijken, tijdens het proces van opgevoed worden door andere mensen en dankzij opleiding en experimenten. De gedragsregels dringen zich aan hem op; de mens is intelligent genoeg om ze voor zichzelf te ontdekken en de maatschappij biedt hem gigantische trainingsmogelijkheden. Wanneer de mens handelingen verricht die in eigen ogen gewoon en alledaags zijn, geeft hij zich in de meeste gevallen geen rekenschap van het feit dat hij een systematische praktijkcursus voor de rol van communaal individu volgt. Daar is ook niet aan te ontkomen, want als mensen de communale regels niet Ieren, zullen zij niet-levensvatbaar blijken. Hoewel de wetten van de communaliteit natuurlijke verschijnselen zijn, geeft de mens er de voorkeur aan er niet over te praten en ze zelfs te verhullen. De vooruitgang van de mensheid is in belangrijke mate een zoeken geweest naar middelen ter inperking en regulering van deze wetten: de moraal, het recht, de religie, de pers, de openbaarheid, de publieke opinie, de ideeën van het humanisme enzovoort. De mens is eeuwenlang geleerd zijn gedrag te gieten in vormen die aanvaardbaar waren in het licht van deze inperkende fenomenen en ze tevens te verhullen als iets afkeurenswaardigs. Geen wonder dat de communale gedragsregels hem onfatsoenlijk en soms zelfs misdadig voorkomen. Individueel formeert de mens zich zo dat deze regels voor hem slechts fungeren als mogelijkheden die er ook niet hadden kunnen zijn of als persoonlijke slimmigheidjes. Wanneer men toch over deze of gene wetten van de communaliteit spreekt, dan worden ze ontdaan van hun algemeen menselijke status en toegeschreven aan een enkel verdorven maatschappijtype - door de marxisten natuurlijk aan de kapitalistische maatschappij. Men meent dat er binnen een ander, nobel maatschappijtype - het communistische natuurlijk - geen plaats is voor dit soort verschijnselen. Maar dat is een vergissing. In de wetten van de communaliteit zit niets onmenselijks, ze zijn in niets onmenselijker dan de wetten van kameraadschap, wederzijdse hulpverlening en respect. De laatste kunnen heel goed samengaan met de eerste en zijn heel goed te verklaren als daarvan afgeleid. Of er in een bepaald land een menselijk of onmenselijk maatschappijtype zal ontstaan, hangt niet af van de communale wetten als zodanig maar van het vermogen van de bevolking instituten te ontwikkelen die deze wetten weerstreven en intomen. Slechts in het geval dat in een maatschappij iets dergelijks totaal ontbreekt of nauwelijks ontwikkeld is, kunnen de communale wetten hun enorme kracht ontwikkelen en zullen zij het hele aanzien van de maatschappij bepalen, onder andere de aard van organisaties die in beginsel geroepen zijn de mensen tegen die wetten in bescherming te nemen. Dan ontstaat een speciaal soort maatschappij waarin huichelarij, geweld, corruptie, wanbeheer, desinteresse, beunhazerij, hufterigheid, luiheid, desinformatie, bedrog, middelmatigheid en een systeem van ambtsprivileges gedijen. Zo kan een totaal misvormd systeem van persoonswaardering wortelschieten: het onbenul wordt in de hoogte gestoken en opmerkelijke persoonlijkheden worden neergehaald, zedelijk hoogstaande burgers worden vervolgd en de talentrijkste en capabelste mensen worden neergehaald tot het niveau van de grauwe middelmaat en de modale stompzinnigheid. En dit wordt niet per se door de overheid gedaan; vakge- | |
[pagina 92]
| |
noten, vrienden, collega's en buren proberen uit alle macht te voorkomen dat een begaafd iemand de kans krijgt zijn individualiteit te ontplooien of dat een capabel persoon op de voorgrond kan treden. Dit gebeurt op massale schaal en het omvat alle levenssferen, op de eerste plaats de creatieve en bestuurlijke. Boven de maatschappij komt de dreiging te hangen dat ze zal verworden tot een kazerne. De psychische gesteldheid van de burgers wordt erdoor bepaald. Grauwheid, verveling en voortdurende angst voor verslechteringen steken de kop op. Een dergelijke maatschappij is gedoemd tot stagnatie en chronisch verval wanneer zij in zichzelf geen krachten vindt die deze tendens kunnen weerstaan. Zo'n toestand kan eeuwen voortduren. | |
Het elementaire communale individuHet elementaire communale (sociale) individu is de afzonderlijke mens. Hij bezit een lichaam en een orgaan dat zijn lichaam bestuurt en dat hem in staat stelt de meest directe en belangrijkste gevolgen van een zeker aantal eigen handelingen en handelingen van anderen die hem betreffen, te voorzien. Zijn grondprincipe is: niets doen in je eigen nadeel, verhinderen dat anderen iets doen in jouw nadeel, voorkomen dat je bestaansvoorwaarden verslechteren en de voorkeur geven aan de beste bestaansvoorwaarden. Dit principe is het resultaat van de biologische evolutie van de mensheid en de mens wordt nu juist in het communale leven opgenomen als produkt van de voorafgaande evolutie, dat wil zeggen, te zamen met dit fundamentele principe. Hij is niet bij machte dit principe te niet te doen, hij kan het alleen overwinnen door zich eraan te onderwerpen. Toegepast op het communale milieu neemt bedoeld principe de volgende vorm aan: het individu streeft ernaar zijn sociale positie te behouden en te versterken (te verbeteren), in ieder geval te voorkomen dat zijn positie verslechtert. Maar hoe moet hij dat doen? De meest karakteristieke uitgangspositie van het individu in de maatschappij is een situatie waarin alle aantrekkelijke plaatsen al verdeeld zijn, er of helemaal geen vrije plaatsen meer zijn of alleen nog de allerslechtste en er meer liefhebbers zijn voor de betere plaatsen. Het is zonneklaar dat ons individu onder dergelijke omstandigheden zijn principe slechts op één manier kan realiseren en wel ten koste van andere individuen: hij is gedwongen te verhinderen dat de anderen hun sociale positie versterken en moet trachten hun positie te verzwakken. In de omstandigheden van een communaal milieu waarin het individu afdoende beschermd is tegen het milieu dat het hele collectief omgeeft, wordt de grootste vijand van het individu een ander individu van wie de realisatie van zijn grondprincipe afhankelijk is. Bovendien wordt dit principe niet door het maatschappelijk leven afgezwakt, maar juist vele malen versterkt door de ontelbare verlokkingen en verleidingen die het biedt. Is het mogelijk van dit principe af te wijken? Natuurlijk. Hier volgen de belangrijkste wegen. Ten eerste, zich onttrekken aan de communale wetten door zich bij voorbeeld af te zonderen en genoegen te nemen met een minimale materiële welvaart. Deze situatie doet sterk denken aan de situatie die zich voordoet met de wetten van de val: je kunt ervan afzien een hoogte te bestijgen waar je vanaf kunt vallen. Ten tweede, de sfeer van zijn maatschappelijke activiteiten uitbreiden door zich bij voorbeeld een nieuw terrein eigen te maken of door een nieuwe instelling te stichten. Ten derde, door de werking van andersoortige menselijke verhoudingen (bij voorbeeld familiale, vriendschappelijke of amoureuze) die de werking van de communale krachten verlammen of afzwakken. Ten vierde, door de gecompliceerde indirectheid van menselijke betrekkingen waarbij iemand anderen helpt hun positie te versterken aangezien dat - volgens zijn berekeningen - zijn eigen positie versterkt. Ten vijfde, zich met een aantal mensen verenigen ter gezamenlijke versterking van de eigen positie. Hierbij | |
[pagina 93]
| |
komt dat niet alles wat iemand uit eigenbelang doet, slecht is voor zijn omgeving; en als het al slecht is, dan niet voor iedereen, voor velen is het zelfs voordelig. Ik wijs verder nog op mogelijke fouten in de berekeningen van mensen en op niet-voorziene gevolgen van hun handelingen. Ten slotte verschijnen er in de maatschappij steeds weer mensen die het welzijn van anderen tot doel van hun egoïstisch streven maken, hierin zoeken zij hun zelfbevestiging. Er zijn nog andere gronden waarop van dit principe kan worden afgeweken, waarbij ook bepaalde typische psychische afwijkingen een rol spelen. Bovenstaande vluchtwegen maken de werking van het grondprincipe van het communale gedrag beslist niet ongedaan. In de eerste plaats overtreft het aantal menselijke handelingen dat er wel mee in overeenstemming is, het aantal dat zich er schijnbaar niet aan onderwerpt. In de tweede plaats komen de afwijkingen voor het merendeel nu net voort uit het feit dat dit principe ten grondslag ligt aan het menselijk gedrag; wanneer iemand bij voorbeeld een ander goed doet met het doel zijn eigen positie te verbeteren of een derde een hak te zetten. Uit bovenstaande volgt niet dat de mens een geboren rotzak is. Van nature is de mens noch een rotzak noch een goedzak. Maar wanneer iemand iets zou willen doen krachtens het grondprincipe van zijn communale zijn en hij kan het ongestraft doen, dan zal hij het niet laten; of liever de mens heeft in zichzelf geen remmingen die het verrichten van dergelijke handelingen verhinderen. In dit opzicht is de mens een creatuur dat tot alles in staat is. De maatschappij ontwikkelt bepaalde instituten die het gedrag van dat creatuur binnen de perken houden en slechts binnen het kader van deze beperkingen (verboden of stimulansen) verwerft de mens bepaalde deugden. Dat wat opgevat wordt als voortkomend uit de mens zelf is in werkelijkheid slechts de reflectie van de maatschappelijke beperkingen in het bewustzijn en het gedrag van afzonderlijke individuen. Zelfbeperking is slechts een manier waarop de externe beperkingen uitwerken. De mens vindt de grenzen van zijn gedrag slechts in andere, analoge individuen, maar ervaart ze als iets dat uit hemzelf voortkomt. | |
Complexe communale individuenTwee of meer personen vormen een afgerond communaal individu wanneer en alleen wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. de groep mensen gedraagt zich ten opzichte van de omgeving als één geheel; 2. binnen de groep vindt een functieverdeling plaats tussen lichaam en bestuurlijk orgaan, het bestuurde lichaam maakt zich ondergeschikt aan het bestuurlijk orgaan en dit laatste speelt dezelfde rol als bij een afzonderlijk mens; 3. er vindt een functieverdeling plaats tussen de bestuurde individuen. De hier geformuleerde uitspraak is geen generalisatie van empirische feiten, niet iets dat ontdekt is in de waargenomen wereld. Het is de definitie van het begrip ‘communaal individu’ toegepast op een groep van twee of meer personen. Nauwkeuriger zou het als volgt geformuleerd kunnen worden: met betrekking tot groepen van twee of meer personen zullen we het begrip ‘communaal individu’ hanteren, wanneer een dergelijke groep aan die en die voorwaarden voldoet. De verhouding tussen dergelijke uitspraken en de werkelijkheid wordt niet getypeerd met begrippen als ‘waar’ en ‘vals’, maar op een heel andere wijze: bestaan er in de werkelijkheid al dan niet groepen personen die aan deze definitie van de term ‘communaal individu’ voldoen? Wanneer we een ruit definiëren als een gelijkzijdige vierhoek, dan is de uitspraak ‘een ruit is een gelijkzijdige vierhoek’ noch waar noch vals. Zo wordt alleen het woord ‘ruit’ ingevoerd. Zo ook in ons geval. Nog complexere communale individuen worden niet meer uit afzonderlijke personen gevormd, maar uit groepen die ieder op zich weer communale individuen zijn. Binnen een complex individu vindt een scheiding en verdeling plaats van de functies van lichaam en bestuurlijk | |
[pagina 94]
| |
orgaan over de verschillende mensen en meer algemeen over de verschillende individuen die deel uitmaken van het gegeven individu. Binnen complexe individuen kunnen de functies van het bestuurlijke orgaan op hun beurt weer uitgeoefend worden door complexe individuen of hun groeperingen. Van wezenlijk belang is dat de mensen hierbij niet hun lichaam of bestuurlijk orgaan kwijtraken. Deze scheiding en verdeling betreft menselijke groeperingen; in een complex individu wordt de functie van nieuw geheel ten opzichte van de delen uitgeoefend door verschillende personen en groepen personen die al hun fracties ten opzichte van een geheel op lager niveau volledig behouden. Op deze wijze ontstaat de zogenaamde functievervreemding. Zoals in een menselijk lichaam een deel van de cellen de rol van cel van het bestuurlijk orgaan krijgt toebedeeld, zo krijgt ook in complexe communale individuen een deel van de mensen de rol toebedeeld van bestuurlijk orgaan van het nieuwe complexere geheel. Hoewel dit een triviaal en algemeen bekend verschijnsel is, wordt het om een of andere reden toch door alle critici van ‘totalitaire’ en ‘bureaucratische’ regimes halsstarrig genegeerd wanneer zij gaan dromen van een maatschappij zonder deze gebreken, dat wil zeggen, in feite een maatschappij zonder bestuur en organisatie. Natuurlijk, een dergelijke ideale maatschappij is mogelijk, maar slechts voor een korte periode, bij wijze van uitzondering en binnen een zeker, meer omvattend normaal geheel of op het meest primitieve organisatie-niveau. Binnen een voldoend complexe menselijke groepering die beschouwd kan worden als een communaal individu, voltrekt zich in de regel ook een scheiding en verdeling van de overige wezenlijke functies van het individu over de verschillende leden: de fractie van het informeren van de bestuursorganen over de toestand van het bestuurde lichaam; de functies van het verkondigen van waarheid en leugen; de functies van dreigen en stimuleren enzovoort. In mijn boeken heb ik van dit verschijnsel een beschrijving gegeven die van toepassing is op een groot aantal van dergelijke functies. Mijn idee hier komt erop neer dat alle deugden en gebreken die de afzonderlijke mens eigen zouden zijn, in een voldoende omvangrijk menselijk collectief gepersonifieerd worden als functies van afzonderlijke personen en groepen personen die deze functies vervullen als functies van de super-persoonlijkheid die de maatschappij is. Bij een dergelijke functiescheiding blijkt de verdeling over de verschillende mensen en groepen een zaak van het toeval. Het gevolg is dat bepaalde positieve functies worden toegewezen aan booswichten en negatieve aan fatsoenlijke mensen. In ieder geval vergroeien deze functies heel vaak niet of nauwelijks met het persoonlijke karakter van de mensen. Een en dezelfde persoon kan in verschillende situaties verschillende functies uitoefenen en een en dezelfde functie kan door individuen met een verschillend karakter worden vervuld. Deze schijnbare instabiliteit van het persoonlijk menselijk karakter en de te vervullen rollen kan verklaard worden uit de eenvoud en algemeenheid van deze rollen en het ruime adaptatievermogen van de mens dat hem in staat stelt verschillende rollen te spelen. In de praktijk levert het een hoge graad van stabiliteit op bij sociale groepen en bij mensenmassa's het vermogen zich snel op standaardwijze te organiseren. | |
Communaal gedragHet grondprincipe van het communale individu wordt gerealiseerd binnen heel het systeem van het menselijk gedrag. Een hele wetenschap zou nodig zijn om dat systeem te beschrijven en het kost iemand vele jaren van zijn leven om het zich eigen te maken. In mijn boeken staan talrijke voorbeelden van de werking van deze regels in de meest uiteenlopende maatschappelijke sferen. Hieronder volgen een paar belangrijke opmerkingen over dit onderwerp. Een communale handeling noem ik elke bewuste - en dus als wilsdaad verrichte - mense- | |
[pagina 95]
| |
lijke handeling die op een of andere wijze invloed heeft op de eigen maatschappelijke positie en op de positie van anderen. De mens onderkent de communale betekenis van dit soort handelingen. In de loop der tijd worden vele wel automatismen, maar dit doet niets af aan hun fundamentele en potentiële karakter van bewuste handeling: ze zijn als bewuste daden tot vaardigheden geworden en wanneer dat nodig is kan hun bewust-zijn weer geactiveerd worden. De mens kan zichzelf en anderen wel voor de gek proberen te houden over de aard van zijn handelingen, maar objectief veranderen ze daardoor niet van aard. Iemand kan bij voorbeeld zichzelf inprenten en anderen voorspiegelen dat hij zich bekommert om het landsbelang en dat hij daarom iemands kandidatuur voor het partijbureau afwijst. Hij doet het onder het voorwendsel dat de man een losbandig leven leidt - hij bedriegt zijn vrouw en drinkt - maar objectief gezien wordt deze handeling gedicteerd door het grondprincipe van het communale individu. Deze handeling verzwakt de positie van de kandidaat en dit wordt bereikt door de beschuldigingen van degene die hem afwijst. Likken naar boven wordt al gauw een gewoonte, maar zelfs wanneer hij het voor de duizendste keer doet, geeft de strooplikker zich heel goed rekenschap van de ware aard van zijn strooplikkerij. Een van de ergste manieren om het afzichtelijke wezen van een hele reeks communale handelingen te maskeren is openhartigheid. Maar geloof niet in hun natuurlijke openhartigheid, want iets dergelijks ligt niet in hun natuur besloten. Zelfs de grootste fanatici handelen in principe en potentie krachtens de regels van de communale berekening. Niet alle communale handelingen hebben dezelfde betekenis. Vele handelingen hebben slechts geringe gevolgen, vele blijven helemaal zonder gevolgen. Er zijn echter ook handelingen die het hele aanzien van een maatschappij bepalen, haar wezen en ware aard. Zij beïnvloeden het gedrag van de mensen in alle levenssferen en op elk niveau. Op de totale hoeveelheid menselijke handelingen is hun percentage nietig klein; ze worden meestal zo verricht dat ze niet of nauwelijks van andere handelingen te onderscheiden zijn of helemaal onopgemerkt blijven. Ze zijn niet strafbaar en worden vaak aangemoedigd. Weer wordt de lezer verwezen naar mijn andere boeken waarin een meer gedetailleerde beschrijving van dit soort handelingen wordt gegeven. Wanneer mensen in bepaalde situaties op een min of meer stereotiepe wijze communale handelingen verrichten, kunnen we spreken van een voor de gegeven maatschappij kenmerkende stereotype van communaal gedrag of van een stabiele communale atmosfeer van die maatschappij. In deze atmosfeer leeft de mens als in zijn natuurlijke en vertrouwde milieu, meestal zonder te merken dat hij erdoor onderdrukt wordt en een algemeen aanvaarde gedragsstereotype krijgt opgelegd met een kracht die aanzienlijk groter is dan de angst voor bestraffing door speciale repressieorganen als de kgb. Mensen in het Westen die een wel zeer vage voorstelling hebben van de communale atmosfeer waarin de mensen in de sovjetunie leven, zijn geneigd het gedrag van sovjetmensen te beschouwen als iets tegennatuurlijks dat gedaan wordt uit angst voor de staatsveiligheidsdiensten. Maar in werkelijkheid bemoeien deze laatsten zich slechts bij hoge uitzondering met het leven van de burgers: wanneer bepaalde leden van de maatschappij zich onttrekken aan de invloed van de vertrouwde communale atmosfeer. In de overgrote meerderheid van de gevallen is geen enkele bemoeienis van de kant van deze diensten vereist: de sovjetmens produceert al generaties lang een gedragsstereotype die op natuurlijke wijze aansluit bij het maatschappijtype en weet zijn communale atmosfeer in een min of meer stabiele toestand te houden. Om dit mogelijk te maken moesten er binnen de maatschappij wel min of meer gestandariseerde levensomstandigheden ontstaan waarvoor communaal gedrag volgens de regels van de communaliteit een natuurlijke gedragsstereotype kon zijn. | |
[pagina 96]
| |
Er bestaat een hele (nog) ongeschreven wetenschap van het communale gedrag. Vele burgers beheersen die tot in de finesses. Over dit thema staat in mijn Aantekeningen van een nachtwaker het volgende. Ieder individu dat aan het feestmaal van het leven een zo groot en lekker mogelijk stuk van de koek wil krijgen, moet zijn omgeving ervan overtuigen dat hij op het punt van ploerterigheid en onbenul niet uitsteekt boven de middelmaat. Deze wet kent geen uitzonderingen. Er zijn echter andere wetten die deze wet maskeren en in haar uiterlijke verschijningsvormen modificeren. Stel dat in de kring van sovjetschrijvers, -schilders of -geleerden iemand op zou staan die het volgende zou zeggen: ‘Ik ben een klootzak. Als je wilt breng ik zo iemand aan... Of ik onderteken een brief vol valse beschuldigingen tegen dissidenten... Of ik schilder Brezjnev uit met de stroopkwast...’ Zal zo iemand succes hebben? Nee. En toch doen ze het allemaal en juist daardoor zijn ze succesvol. Hoe zit dat dan? Er bestaat nog een andere gedragswet: in dit soort maatschappijen moet onbenul de vorm van waar talent, ploerterigheid de vorm van deugd, valse aanklachten de vorm van burgermoed en eerlijkheid, en achterklap de vorm van zuivere waarheid aannemen. Daarom moet het individu de eerste regel van het succes realiseren in een vorm die beantwoordt aan de tweede regel. Daarbij is het van geen enkel belang dat iedereen zijn ware aard kent: hij is een ploert. Belangrijk is alleen dat hij een ploert is die beantwoordt aan de regels van de communaliteit en volgens die regels fatsoenlijk lijkt. Hij moet zich formeel naar orde en regel gedragen - de regels van de communaliteit! - en moet formeel niet als doodgewone ploert te ontmaskeren zijn. Verder begint ieder het gevecht om zijn stuk van de koek op een moment dat alle rollen al verdeeld zijn en de voordelige posities ingenomen. De bezitters van deze posities zullen ze niet zonder slag of stoot afstaan. Kan het individu rustig afwachten totdat hij opgemerkt en op zijn waarde geschat wordt? De maatschappij streeft ernaar de mens ‘bescheidenheid’ bij te brengen, dat wil zeggen, hem in te prenten dat hij echt moet wachten totdat anderen hem opmerken. Natuurlijk gebeurt dat ook wel eens en krijgt iemand waar hij recht op heeft. Maar het gebeurt hoogst zelden en alleen in onbelangrijke situaties. Voor belangrijke situaties geldt het principe dat de volkswijsheid als volgt uitdrukt: de gebraden duiven vliegen niemand in de mond. Het individu weet meestal dat zijn omgeving zijn kwaliteiten wel kan opmerken en op hun waarde schatten, maar dat zij er altijd haar eigen conclusies aan zal verbinden. En als hij geen kwaliteiten heeft? Het individu moet een zekere minimale activiteit aan de dag leggen om ervoor te zorgen dat hij formeel opgemerkt en gewaardeerd wordt. Maar hoe? Zal hij succes hebben wanneer hij te veel ineens wil, wanneer hij bij voorbeeld meteen de hoogste pieten op zijn terrein gaat aanbrengen? Natuurlijk niet. Er bestaat nog een andere wet van het communale leven: de wet van de evenredigheid. Volgens deze wet moet het individu de mensen in zijn omgeving - of tenminste het invloedrijkste deel daarvan - ervan overtuigen dat zijn aanspraken geen bedreiging vormen voor hun positie. Als het individu toch het risico neemt en deze wet overtreedt, moet hij gebruik maken van weer een andere wet uit dezelfde categorie: hij moet de machthebbers en invloedrijke personen in een zodanige positie brengen dat zij zijn onevenredig zware aanspraken wel moeten honoreren. Dit komt echter zelden voor, meestal is te zamen met de wet van de evenredigheid de wet van de geleidelijkheid werkzaam. Het individu zal bij zijn aanspraken op een groter stuk van de koek eerst met een kleiner genoegen moeten nemen; hij moet er zelf aan wennen en zijn omgeving eraan laten wennen dat het iets is dat hij echt verdiend heeft. Dan gaan zijn groeiende aanspraken eruit zien als de natuurlijke beloning voor zijn verdiensten. Bovendien bestaat er voor iedere ploert die zijn weg door het leven begint, een andere ploert met de reputatie een nog grotere ploert te zijn. Dat is ook een wet: | |
[pagina 97]
| |
individuen stoten de eminente schoften uit hun midden uit om zo hun eigen schofterigheid te maskeren en voor fatsoenlijkheid door te laten gaan. De weg van de beginnende ploert moet eruit zien als de ontwikkeling van de communistische maatschappij van grotere naar kleinere ploerterigheid, dat wil zeggen, als een vooruitgang. Actief betrokken zijn bij de vooruitgang, vooruitstrevend en progressief zijn, dat is ook een eis die aan individuen in een communistische maatschappij gesteld wordt. In mijn boeken wordt een groot aantal regels van het communale gedrag gegeven en geïllustreerd met voorbeelden uit de praktijk van het sovjetleven. Hier volgen nog twee hypothetische voorbeelden waarmee een paar algemene situaties geïllustreerd kunnen worden. Eerste voorbeeld: neem een of ander terrein waarop de verschillende deelnemers van min of meer gelijke of in ieder geval vergelijkbare kwaliteit zijn. Er zijn natuurlijk eminente figuren en zwakke broeders, maar de verschillen zijn niet zo groot en iedereen begrijpt dat. Nu merken ze echter dat er in hun kring een individu opstaat dat hen in korte tijd verre zou kunnen overtreffen. Zullen ze blij zijn met deze gebeurtenis die hen dreigt terug te werpen tot op een zeer laag prestigeniveau? Natuurlijk niet. Ze zullen de pest in hebben en van ganser harte hopen dat een dergelijk individu het niet haalt. En deze gemoedstoestand is heel begrijpelijk. De zaak zit zo: de regels van het communale gedrag zijn natuurlijke fenomenen. Als deze mensen de kans krijgen zonder zichzelf schade te berokkenen te verhinderen dat zo'n hen bedreigend individu doorbreekt, dan zullen zij dat doen. Maar kan dat individu dan toch doorbreken? Jazeker, als er anderen zijn die daar voor hun eigen doeleinden belang bij hebben en die in staat zijn hem in bescherming te nemen tegen zijn collega's die uit alle macht proberen hem tegen te houden. Iets dergelijks is voortdurend gaande in de sport, de wetenschap, de kunst en andere levenssferen. De mensen die het individu helpen door te breken, handelen ook volgens de communale regels. Zij hebben ook zo hun zorgen. In het reële leven zijn de belangen en handelingen van mensen zo dooreen gevlochten dat we slechts in zeldzame gevallen de kans krijgen in deze kluwen de communale regels openlijk aan het werk te zien. Over het geheel genomen ontstaat er zo een gehuichelde atmosfeer van vriendschap en van wederzijds hulpbetoon en protectie. De ware mechanismen van het menselijk gedrag gaan diep schuil in een warwinkel van handelingen en woorden. Het tweede voorbeeld: stel, schrijver A heeft een goed boek geschreven. Stel, schrijver B is een vijand van A en wil hem schade berokkenen. Voor het oog van de buitenwacht verdedigt hij het boek van A. Maar hoe? Verdedigen kun je op allerlei manieren, dus bij de verdediging van A haalt B het boek van A naar beneden tot het niveau van de grauwe middelmaat. Hij kan A niet verketteren, dat zou hem zelf in discrediet brengen en A in de belangstelling. Daarom prijst B A, hij bevestigt daarmee zijn reputatie van fatsoenlijk mens en haalt A neer tot het niveau van de middelmaat. In deze omstandigheden berokkent B A schade op een manier die hemzelf van pas komt. In de vorm waarin het hier uiteen is gezet, is dit voorbeeld wel hypothetisch, maar het is niet verzonnen en heel typerend. In onze tijd met zijn relatief hoge ontwikkelingspeil worden er bewonderenswaardig subtiele en effectieve trucjes ontwikkeld om de medemens te schaden zonder er zelf enig nadeel van te ondervinden en met zelfs een positief effect voor de eigen reputatie. De regels van het communale gedrag blijven in de diepe ondergrond van ons leven volledig van kracht, hoe fatsoenlijk de maatschappij er ook aan de oppervlakte uit mag zien. Het communale leven van complexe individuen, dat wil zeggen, van groepen personen en groepen van groepen, kan teruggebracht worden tot het gedrag van hun leidinggevende organen en het gedrag van deze organen tot het gedrag van hun elementaire individuen. Natuurlijk, door de complexiteit van menselijke groeperingen die vertegenwoordigd worden door elementaire individuen, ontstaan er ook nieuwe | |
[pagina 98]
| |
gedragsregels voor de laatsten. In totaliteit echter is het gedrag van complexe individuen net zo ongecompliceerd als dat van elementaire individuen. Gezien in dit licht gedraagt de Sovjetunie als geheel zich precies zo als de doorsnee sovjetmens: onbetrouwbaar, leugenachtig, schijnheilig, schofterig wanneer hij voelt dat hij de sterkste is en kruiperig onderdanig tegenover sterkeren. En dit alles in volstrekte openheid. In het Westen verbaast men zich over het gedrag van de Sovjetunie in de persoon van haar leiders, maar ondertussen is dat gedrag volkomen natuurlijk. Dit land is een klassiek voorbeeld van een communaal individu. Hier is de overeenkomst tussen de gedragsvormen van afzonderlijke mensen, afzonderlijke communes en het land in zijn geheel werkelijk treffend. | |
CarrièrismeWanneer er over carrièrisme wordt gesproken, maakt men gewoonlijk geen onderscheid tussen twee verschillende verschijnselen: 1. carrièrisme als een menselijke eigenschap die vanuit moreel standpunt verwerpelijk wordt geacht; 2. carrièrisme als het verlangen en het streven van de mens op te klimmen op de maatschappelijke ladder; een verschijnsel dat volkomen natuurlijk is in een gecompliceerde en hiërarchisch gestructureerde maatschappij. Carrièrisme in de eerste betekenis wordt in iedere maatschappij aangetroffen en het wordt ook in de communistische maatschappij veroordeeld. Carrièrisme in de tweede betekenis ontwikkelt zich in de communistische maatschappij tot de hoogste graad, omdat er slechts een gering aantal mensen uitsluitend op grond van hun persoonlijke inspanningen en talenten een hoger levenspeil weet te bereiken. Bij voorbeeld schrijvers en schilders. Maar ook hier gaat het om enkelingen; in de massa hebben we hier te maken met rangen, standen, titels, posten en bevoorrechte posities. In wetenschappelijke kringen bestaat een hiërarchie die in aantallen rangen en standen niet veel onderdoet voor de militaire hiërarchie. In de communistische maatschappij gebruiken mensen die tot de toplagen van de maatschappij behoren, deze voorsprong ook als middel om carrière te maken, hoewel het op zich nog geen carrière garandeert. Het aantal posten is enorm, enorm ook het aantal treden van de maatschappelijke ladder. Het opklimmen in deze hiërarchie is dus voor vele mensen een doodnormale zaak en ook het belangrijkste - voor de meeste mensen enige - middel om hun levenspeil te verhogen, hun beroepsmatige behoeften en ijdelheden en andere facetten van hun sociale leven te bevredigen. Er bestaat een tot in detail uitgewerkt systeem van ongeschreven wetten voor het maken van een carrière, dat onderdeel uitmaakt van het totale systeem van communale gedragsregels. In mijn boeken heb ik dit systeem tamelijk uitgebreid beschreven. Hier volgen enkele fragmenten om de lezer er enig elementair inzicht in te verschaffen. In De gapende hoogten bij voorbeeld zijn de volgende drie principes van het carrière maken geformuleerd. Je máákt geen carrière, een carrière maakt zichzélf en als dat gebeurt moet je daarbij niet hinderen. Alle hulp aan een zichzelf makende carrière leidt tot verstoringen. Wanneer een carrière niet op gang komt, moet je wachten tot ze dat wel doet. Wanneer dat niet gebeurt, kun je je carrière wel vergeten. Het enige dat van een individu dat graag carrière wil maken, wordt vereist, is dat hij zich aan de maatschappij aanbiedt als potentieel carrièrist en dan wacht op de dingen die komen gaan. In de regel komen de dingen die hij wenst, hij moet alleen het nodige geduld weten op te brengen en ze tijdig onderkennen. Een carrièrist die - al is het er maar één - bepaalde treden van de normale carrièreladder overslaat, moet iedereen ervan overtuigen dat hij tevreden is met het bereikte en niet van plan is nog hoger te klimmen. Hoe progressief en vooruitstrevend de oude of nieuwe maatschappelijke stromingen ook mogen zijn, de carrièrist moet de belanghebbenden er altijd van overtuigen dat hijzelf minder progressief en voor- | |
[pagina 99]
| |
uitstrevend is dan die stromingen. Het volgende staat in het boek In het voorportaal van het paradijs. Er bestaan verschillende kanalen waarlangs iemand carrière kan maken. Ieder kanaal wordt gekenmerkt door een theoretisch hoogste trede, de kansen om een bepaalde hoogte te bereiken, de voordelen die deze weg biedt en de prijs die ervoor moet worden betaald. Tussen de kanalen bestaan verschillende soorten onderlinge verhoudingen. Een van de wetten die daarvoor gelden is de volgende. Stel, er zijn drie kanalen A, B en C en wel zo dat A B overtreft in hoogte van de hoogste trede en B C. Stel, je maakt carrière via kanaal B en besluit of wordt gedwongen van kanaal te veranderen. Wanneer je overgaat naar kanaal A, zul je - onafhankelijk van de waarde van je functie in de ogen van de mensen van wie je verdere carrière afhangt - in vergelijking met je plaats in kanaal B nu een trede op de carrièreladder moeten dalen. Je carrière maakt dus een relatieve stagnatie door. Als je daarentegen overgaat naar kanaal C, ondergaat je carrière een relatieve versnelling. Er wordt een zekere carrièreconstante gehandhaafd: in het eerste geval betaal je voor de verbetering van je vooruitzichten, in het tweede geval ontvang je compensatie voor de verslechtering ervan. Zoals er in het leger stafcommandanten en korpscommandanten zijn, zo bestaan er op carrièregebied carrièristen van breed en van eng profiel. Carrièristen van het brede profiel nemen de weg van partijlid- en partijvertegenwoordigersactiviteiten (secretaris van de partijafdelingen in bedrijven en instellingen, van partijcomité's op het niveau van districten, steden en gewesten). Voor deze weg bestaan veel liefhebbers, maar slechts weinigen lukt het deze weg in te slaan. Het totaal van de mensen die dit lukt is over het hele land genomen kolossaal, maar in vergelijking met het aantal liefhebbers gering. De selectie van mensen voor een carrière als partijlid is heel streng en de kandidaten worden op een groot aantal punten beoordeeld: het is het heilige der heiligen van het partijsysteem voor reproduktie van de macht. Doordat de selectie gemaakt wordt door een grote groep personen en instanties en op grond van een groot aantal beoordelingspunten, worden de meest middelmatige doorsneefiguren met een smetteloos doopceel geselecteerd. Het effect is eigenlijk hetzelfde als bij een wedstrijd over honderd takken van sport: de wedstrijd zou gewonnen worden door iemand die in de afzonderlijke onderdelen maar heel middelmatig blijkt te zijn. Het onderscheid tussen het kanaal van het partijapparaat en het kanaal van het gewone partijlidmaatschap is hetzelfde als dat tussen een militaire carrière via een staffunctie en via een korpscommando. Carrièristen van het partijlid-kanaal worden gekozen in partijbureau's, voor conferenties op districts-, stads- en partijniveau, en voor partijcongressen; ze worden gekozen tot secretaris van partijbureau's, districtscomité's, stedelijke comité's of tot lid van het Centrale Comité of het Politbureau. Hoewel deze verkiezingen naar westerse maatstaven een farce zijn, zijn het formeel toch verkiezingen. Leden van het partijapparaat worden echter op de gewone wijze uitgekozen; een strenge selectie volgens speciale criteria, maar geen formele verkiezingen op een vergadering. Stilletjes en onopgemerkt worden mensen in het apparaat opgenomen, de selectie wordt niet aan de grote klok gehangen. De mensen die uitgekozen worden, zijn niet de meest bekwame en ook niet al te middelmatige figuren, maar mensen die volgens andere criteria betrouwbaar zijn, want binnen het partijapparaat zullen ze te maken krijgen met de reële macht en met belangrijke zaken. Het carrièreprobleem is probleem nummer één voor de overgrote meerderheid van het actiefste deel van de maatschappij. Een beschrijving geven van het systeem van regels voor het maken van een carrière binnen de communistische maatschappij, betekent in belangrijke mate de maatschappij zelf beschrijven en het daarin dominerende mensentype. Een bepaalde positie innemen op de hiërarchische maatschappelijke ladder, deze positie weten te be- | |
[pagina 100]
| |
houden en zich zo weten te gedragen dat er uitzicht op een volgende stap bestaat is de diepste grondslag, de kern, spil en drijfveer van het leven en handelen van het actiefste en creatiefste deel van de maatschappij. Overigens is het nastreven van een volgende stap in zijn carrière in eerste aanleg een middel om zijn voorgaande positie te behouden en te versterken en pas daarna een poging vooruit te komen. De dwang zich te moeten onderwerpen aan de regels voor het hebben en houden van een positie maakt de beste leden van de maatschappij tot creaturen die de afschuw en woede van allerhande moralisten oproepen. Maar de creaturen zelf en hun omgeving zien ondertussen niets afschuwelijks in wat zij doen. De regels van het carrièregedrag ervaren zij op dezelfde wijze als mensen van de wereld de regels van de etiquette: regels zijn regels. Overigens wordt er door deze regels een soort gerechtigheid gecreëerd onder de grote massa van de carrièremakers: in de massa, door de bank genomen en in grote trekken zijn de mensen adequaat aan hun functies. Natuurlijk zouden andere mensen dat ook kunnen zijn, misschien zelfs een ietsje beter, maar wat wil je: niet iedereen kan minister, generaal, academielid of directeur worden. We kunnen hier nog aan toevoegen dat vanaf een bepaald niveau in de hiërarchie de voortgang van het werk niet meer afhangt van degene die aan het hoofd staat. Dat hangt af van de algemene instelling ten opzichte van dat werk en van de algemene wetten van het systeem. Ook de leider handelt binnen dit kader. Hij is wel actief betrokken bij het tot stand komen van die instelling maar dat is niet van invloed op zijn positie bij het verdere verloop. Wanneer iemand bij een of andere activiteit een leidende functie wil bekleden, moet hij zich op een bepaalde manier aandienen bij degenen van wie zijn benoeming afhangt. Gewoonlijk zijn pretendenten voor een leidende positie niet op een bepaald baantje uit, maar op een of ander baantje. De personen en instanties die over zijn lot beslissen, selecteren een carrièrist uit het totale bestand aan kandidaten voor een bepaalde vacante plaats. De beslissende rol wordt hierbij gespeeld door de persoonlijke belangen en overwegingen van de meerderheid van de personen die betrokken zijn bij keuze en benoeming van een leider. De keuze geschiedt op grond van een groot aantal criteria waarbij het intellectuele niveau van de kandidaten een zeer bijkomstige rol speelt. Hierdoor zijn bij het maken van een carrière middelmatige figuren weer in het voordeel. In afzonderlijke, concrete gevallen is dat niet zo erg, over het algemeen oefenen ook middelmatige figuren de hen opgedragen functies op bevredigende wijze uit, maar in totaliteit bevordert het de tendens naar verlaging van het intellectuele niveau van de leiding en van de maatschappij in haar geheel. Vanuit methodologisch oogpunt is carrièrisme een verschijnsel dat typerend is voor de communistische maatschappij. Vele negatieve kwaliteiten van afzonderlijke personen en van de maatschappij in haar geheel kunnen we ook in andere maatschappijen aantreffen, maar dat is beslist geen excuus voor de communistische maatschappij. Voor ons is het van belang te constateren dat ze in de communistische maatschappij bestaan en welig tieren. Voor ons is het verder van belang te laten zien waarom ze voortdurend opduiken en welk mechanisme daarbij werkzaam is. In het geval van het carrièrisme zien we het volgende. In de communistische maatschappij heeft men ten gevolge van de ijzeren wetten van organisatie en bestuur doorlopend te maken met een enorme hoeveelheid leidinggevende functies in een zeer gecompliceerde hiërarchie. Dat mensen opklimmen langs de carrièreladder blijkt een natuurlijk verschijnsel dat noodzakelijk is voor het voortbestaan van de maatschappij. Bij het streven van de mensen naar positieverbetering spelen uitzonderlijke talenten en werklust een relatief kleine rol. Slechts weinigen kunnen daar iets mee bereiken en voor de meesten van hen, die deze kwaliteiten bezitten, dienen ze alleen als hulpmiddel voor hun carrière. Middelmatige en zelfs minimale kwaliteiten en opleiding zijn | |
[pagina 101]
| |
voldoende om alle (of de meeste) leidende functies uit te oefenen. Door deze en andere oorzaken - die ik gedeeltelijk al besproken heb en waar ik verderop nog over kom te spreken - woedt er in de communistische maatschappij een nimmer aflatende, verbitterde strijd om de leidersposten die natuurlijkerwijs een dergelijke moreel verwerpelijke eigenschap als het carrièrisme oproept. In dit systeem van overal voortwoekerend carrièrisme worden weer individuen van een speciaal soort, waar de officieel en de facto erkende carrièristen zelf niet op gesteld zijn, beschouwd als de ware carrièristen. | |
De cellen van de communistische maatschappijOm te kunnen begrijpen waarom de communaliteit een zo noodlottige rol speelt in het leven van de communistische maatschappij, moeten we kijken naar de minimale cellen (kernen) die de bouwstenen vormen voor zowel de grotere delen van de maatschappij als van de maatschappij in haar geheel met al haar organen en weefsels: de primaire maatschappelijke collectieven. We zien dan dat de wetten die gelden voor het leven van deze primaire collectieven maximaal overeenkomen met de wetten van de communaliteit. Bij geen enkel maatschappijtype bekend in de geschiedenis, zien we een zo sterke coïncidentie van communaliteit en primaire cel. Deze coïncidentie is zo sterk dat het wel lijkt of de communaliteit zelf het specifieke produkt van het communisme is en niet zijn historische oorsprong. Overigens zit er toch een kern van waarheid in: op de voedingsbodem van het communisme kan de communaliteit tot volle wasdom komen en al haar latente potenties ontplooien. De cellen van de communistische maatschappij worden gevormd door haar kleinste delen die nog alle kenmerken van het geheel bezitten. Zo'n deeltje moet een zekere afgerondheid en zelfstandigheid bezitten. Het is de maatschappij in miniatuur. Tegelijk is de hele maatschappij opgebouwd uit dergelijke deeltjes. Het zou echter onjuist zijn te menen dat uit de analyse van een enkele cel de eigenschappen van het hele systeem afgeleid kunnen worden. De communistische maatschappij is het produkt van een lange historische ontwikkeling. Als voorwaarde vooraf veronderstelt zij een groot aantal mensen verenigd in een heel land en een grote historische praktijkervaring. Een dergelijke maatschappij formeert zich langs verschillende lijnen tegelijk, waaronder de ontwikkelingslijn van de sociale formaties die we op het moment dat we te maken hebben met een uitgekristalliseerde maatschappij, kunnen beschouwen als de kernen van die maatschappij. Zij formeert zich ook langs de lijn van het scheppen van een personele en institutionele hiërarchie, van een overheidssysteem, vervoer, onderwijs en leger. Het leven van een groot volk wordt op zodanige wijze gestructureerd dat bepaalde formaties van die structuur de kernen van het geheel gaan vormen. Zij organiseren groepen uit het volk volgens vaste principes. De kernen kunnen dus slechts ontdekt worden in het empirisch gegeven, uitgekristalliseerde geheel. Het zijn dus ervaringsgegevens, terwijl het isoleren van die kernen en het zich realiseren van deze operatie een wetenschappelijke techniek is. Het is zelfs zo dat de existentie en de observatie van de maatschappij als geheel bepaalt op welke facetten van de kernen de aandacht gericht zal worden bij hun bestudering. Bestudering van een kern moet bestudering zijn van de totale maatschappij maar dan in haar meest elementaire vorm, of analyse van de maatschappij in haar geheel aan de hand van haar meest elementaire model. Waardoor worden nu concreet de kernen van de communistische maatschappij gevormd? Hoewel die maatschappij omsloten wordt door territoriale grenzen en verdeeld is in districten, gewesten enzovoort, is ze in haar sociale grondslagen niet georganiseerd volgens een territoriaal principe maar volgens het ‘werk’principe. De uitdrukking ‘produktieprincipe’ zou hier niet op haar plaats zijn aangezien die geassocieerd wordt met de produktie van materiële | |
[pagina 102]
| |
en geestelijke waarden die hier slechts een bijzondere vorm van werk activiteit is en niet eens de belangrijkste. Activiteiten als het vernietigen van andersdenkenden, het verstikken van waarachtige literatuur en het bekleden van bestuurlijke functies produceren geen waarden, maar spelen wel een zeer belangrijke rol. De werkkernen van de communistische maatschappij worden gevormd door organisaties die in het leven zijn geroepen voor het uitoefenen van bepaalde werkfuncties en die een relatieve autonomie bezitten. Het zijn de primaire sociaal-economische organisaties met eigen directie (bestuur), boekhouding, personeelsafdeling en partij afdeling, kortom de welbekende fabrieken, instituten, winkels, kantoren, sovchozen, scholen... Voor ieder volwassen en arbeidsgeschikt lid van de maatschappij is de kern de plaats waar hij werkt, succes heeft, carrière maakt en beloond wordt. Via zo'n kern wordt een sociaal actief (werkend) lid van de maatschappij in de maatschappij opgenomen, stelt hij zijn krachten in dienst van de maatschappij en ontvangt hij beloningen. De primaire werkkernen ontstaan en bestaan volgens regels die niet afhankelijk zijn van het werk waarvoor zij in het leven zijn geroepen. De aard van het werk speelt geen rol zolang invloedrijke maatschappelijke krachten dit werk noodzakelijk vinden en er fondsen voor beschikbaar stellen. De werkkern is slechts de manier waarop een groep mensen haar middelen van bestaan verwerft en haar plannen en belangen realiseert. De maatschappij differentieert zich ook in vele andere aspecten, maar in al deze aspecten vormen de werkkernen de basis (celstructuur). Nogmaals, een werkkern is de maatschappij in miniatuur en de maatschappij in haar geheel is een sterk gelede super-werkkern. De gedragsregels en onderlinge verhoudingen tussen de mensen binnen een kern bepalen het hele verdere systeem van menselijke gedragingen en verhoudingen in de maatschappij. Zo ontstaat een type burger met een gestandariseerde gedragsvorm, waarna dit menselijk materiaal wordt voortgebracht als produkt van de normale levensactiviteiten van de maatschappij. Zelf brengt de mens op zijn beurt weer het maatschappelijk bestel voort waar hij zelf het produkt van is. Verder resteert nog slechts de strijd van het uitgekristalliseerde geheel om het bestaan, om consolidatie en expansie. De sociale structuur van een maatschappij kan natuurlijk niet tot haar celstructuur gereduceerd worden. Er moet ook aandacht geschonken worden aan andere geledingsaspecten van de maatschappij, aan aspecten van sub-ordinatie, co-ordinatie en hiërarchie van weefsels, lagen, organen en organisaties. Maar het systematisch begrijpen van dit alles begint met het begrijpen van de maatschappijkernen. Nogmaals, een beetje typische instelling van een land kopieert, weerspiegelt en realiseert alle wezenlijke levensaspecten van het land in zijn geheel: betrekkingen van leiding geven en ondergeschikt zijn, betrekkingen van collegialiteit, hiërarchie van functies en privileges, distributie van materiële welstand, bevoogding van het individu enzovoort. Als je de maatschappij wilt doorgronden, moet je eerst haar cellen bestuderen. Zo is bij voorbeeld bekend dat je voor een juist begrip van de feodale maatschappij moest beginnen bij haar kernen: de afzonderlijke landgoederen. De cellen van het communisme kunnen volgens verschillende criteria worden ingedeeld: naar aantallen medewerkers, naar de aard van de werkzaamheden, naar de plaats in de sociale hiërarchie, naar prestige of naar interne opbouw. De minste medewerker van een afdeling van het Centrale Comité of de Ministerraad heeft het materieel bij voorbeeld beter dan de hoogste bestuurders van een gewoon wetenschappelijk onderzoeksinstituut. Daar staat tegenover dat zelfs de junior-medewerkers van dergelijke instituten heel wat minder ijverig hun broek achter hun bureau slijten dan de hoogste ambtenaren van bovengemelde afdelingen. De autofabriek in Moskou telt meer dan vijftig duizend werknemers, een instituut voor sociale wetenschappen van de Academie van weten- | |
[pagina 103]
| |
schappen gemiddeld niet meer dan vijfhonderd. Alle instellingen hebben echter een aantal kenmerken gemeen, dat het mogelijk maakt ze te beschouwen als gelijksoortige cellen van de maatschappij; bij voorbeeld het bestaan van leidinggevende en ondergeschikte posities, de collegialiteit, de benoeming van bestuurders van bovenaf, de aanwezigheid van een partijafdeling en de controle op leven en handelen van de instellingen door de partij, de aanwezigheid van een Komsomolafdeling, overeenkomsten in de betrekkingen tussen mensen, in de manieren van promotie maken, van belonen en straffen, overeenkomsten in de betrekkingen tussen individu en collectief... Bij willekeurig welke instelling hebben de leidinggevende personen meer materiële welstand en privileges dan hun ondergeschikten. Maar vooral: de gedragsregels zijn overal gelijk. Na grondige bestudering van één instelling zou het naïef zijn te menen dat andere instellingen anders zouden zijn. Overal vind je dezelfde strooplikkerij, zwendelarij, carrièrisme en flessetrekkerij. Overal zul je onder nauwlettend toezicht staan van collega's, vakgenoten en maatschappelijke organisaties. Er bestaan natuurlijk afwijkingen van deze algemene kenmerken; voor een deel worden ze veroorzaakt door de maatschappelijke normen zelf en deze afwijkingen komen verderop nog aan de orde, maar andere afwijkingen houden alleen verband met de omstandigheden waarin sociale verschijnselen nu eenmaal gedompeld zijn en zij moeten als nietwezenlijk terzijde worden gelaten. Het totaalbeeld moet beschouwd worden als een abstract model, maar wel een model waar de realiteit toe overhelt. De maatschappij zet zich ervoor in - en met redelijk groot succes - dat aan dit gemiddelde model beantwoord wordt. In het vervolg zal ik ter aanduiding van de cellen van de communistische maatschappij ook de term ‘commune’ gebruiken. Het gebruik van deze term wordt gerechtvaardigd door het feit dat in de sovjetmaatschappij onmiddellijk na de revolutie experimenten met de vorming van communes begonnen. De werkcellen die nu standaard zijn, werden niet onmiddellijk gevormd. In een later stadium bleek dat ze rationeler en meer levensvatbaar waren. In vele opzichten onderscheiden zij zich van de eerste communes, maar toch blijven zij hun opvolgers. Zij zijn de communes, terwijl de maatschappij in haar geheel het communisme is als samenstel van een groot aantal van dergelijke uniforme communes. Communes onderscheiden zich van elkaar door de graad van complexiteit van hun interne structuur. Er kunnen primitieve communes voorkomen die niet uiteenvallen in officieel erkende sociale groepen. Dat zijn bij voorbeeld groepen die voor een korte periode van tijdelijke werkzaamheden gevormd worden (een wetenschappelijke expeditie of een werkploeg voor het lossen van aardappels), of kleine ondernemingen in de dienstensfeer. Het komt zelfs voor dat een dergelijke onderneming uit één persoon bestaat die de functies van gewoon werknemer, bedrijfsleider en boekhouder in zich verenigt - bij voorbeeld de beheerder van een bierkraampje. Maar dit zijn degeneratiegevallen die geen wezenlijke sociale rol spelen. Er kunnen ook gigantische communes voorkomen bestaande uit tienduizenden mensen, bij voorbeeld enorme vliegtuig- of autofabrieken of metallurgische industriecomplexen. Dergelijke gigantische communes zijn in feite agglomeraten van communes. In feite functioneren hun onderafdelingen als zelfstandige communes die in het belang van het werk op een beetje andere wijze aan andere communes zijn gekoppeld dan gewone communes. De belangrijkste en meest typerende communes van de maatschappij vertonen een complexe interne structuur. Aan de interne differentiatie liggen twee principes ten grondslag: de belangen van het werk en de belangen van het bestuur over de mensen. De feitelijke situatie in deze is tamelijk gedifferentieerd en veranderlijk, maar er is een duidelijke tendens naar samenvallen van deze principes te constateren. Gewoonlijk worden er werkcommunes gevormd die ook vanuit bestuurlijk standpunt | |
[pagina 104]
| |
rationeel zijn. Daar waar in het belang van het werk de deelname van een groot aantal mensen aan een en dezelfde soort activiteiten wordt vereist en er geen officiële onderverdeling van deze mensen in kleinere sociale groepen bestaat, groeperen de mensen zich toch op een of andere manier volgens de algemene communale regels en komen er toch op een of andere manier leiders (bestuurders) naar voren. In grote kernen vormt zich een hiërarchie van werkonderafdelingen. Op bepaalde wetenschappelijke instituten bestaat zo de hiërarchie ‘groepsector-afdeling-instituut’ en in bepaalde industriële ondernemingen de hiërarchie ‘werkploeg-werkplaats-fabriek-industriecomplex’. Het komt voor dat de delen van een commune over het hele land verspreid zijn en dat de leden van deze groepen onderling minder contact hebben dan met leden van andere communes. Toch moet voor een juist begrip van het leven in ieder soort menselijke groepering die schijnbaar afwijkt van de ideale commune, in eerste instantie juist een dergelijke ideale commune geanalyseerd worden. Bij ieder soort afwijking van het ideaal vinden we toch precies hetzelfde als bij het ideaal, alleen in een beetje gemodificeerde vorm. Op deze wijze is de modificatie ook gemakkelijk te verklaren. |
|