Maatstaf. Jaargang 29(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Rob Schouten Vier gedichten Middaghoogte te Laodicea Sluimeren wij. Zoet niets. Boven het hoofd de stemvork rust vanwaar hij komen zal die ik niet roep, en wel, zoals beloofd, zomaar en bij geen aandacht bovenal. De post klapwiekt met vriendelijke groet de tuinen langs. Er komt een boodschap van. Open één oog. Wat hebben we tegoed? Maar ach, of er geen hufter komen kan. Sheherazade Gaf zij en haar gevolg soms de Eufraat (de kalief beu? de hitte? of gewoon uit lust tot kerkgang en tot telefoon?) het paradijs op voor de welvaartsstaat om onder eensklaps oplichten der sluiers op straat te tonen wat viel te verbergen: een menigvuldig volkje kakelbonte dwergen met korte armpjes om pakketten luiers? [pagina 31] [p. 31] Vooruitziende hond Door deze wereld loopt de hond zijn kop omhoog - hij ziet de dingen al snuffelt hij soms aan de grond op zoek naar zijn herinneringen vindt hij ze niet. - Staat hij er op? En staat hij zelf dan op het spel? Hij schudt, en heft maar weer de kop, de poten, en bevindt zich wel. Een schuilplaats Ik prevelde zonder geluk op straat maar wat. Niemand nam er notitie van. Zwijgend hield ik mij op in een portiek. Heel waardevol dat alles overgaat. Trams dreunden langs. Ergens schreeuwde een man. Uit een luidspreker schalde dansmuziek. Waarvan ontdaan en zorgen om welk lot? Conclusie noch ontraadseling. En hopen doen we toch zeer vergeefs. Laat ons dan huilen. Daar stonden mijn gedachten stil bij God. Juist brak een stapelwolk verrassend open en regende dat ik zou blijven schuilen. Vorige Volgende