Maatstaf. Jaargang 29
(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
J. Meyers De geboorte van de NSB‘Something rotten’De oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland op de drempel van het vierde krisisjaar, eind 1931, was allesbehalve een onberaden stap: pas na een inkubatietijd van twee jaar kwam Mussert tot zijn opzienbarende schepping, die in de familiekring, met name bij zijn vrouw, zijn moeder en zijn oudste broer Jo - na de dood van vader Johan een soort pater familias - aanvankelijk nogal op wat tegenkanting stuitte, al kenden zij Anton goed genoeg om te weten dat argumenten niet meer baatten, als hij eenmaal iets in zijn hoofd had. Veertien jaar later zei hij tot zijn rechters - en over hun hoofden tot het Nederlandse volk waarvoor hij zich in de eerste plaats wilde rechtvaardigen - dat hij ertoe was gekomen, omdat hij vanaf 1929 zich zorgen maakte over geruchten over nieuwe pogingen ‘om het verworpen Belgische verdrag, zij het enigszins verbeterd, tot stand te brengen’.Ga naar eind1. Hierdoor werden hem de ogen geopend, zag hij dat er ‘something rotten’ was niet in de state of Denmark, maar in Nederland, en dat ‘de nationale geest moest worden opgebouwd weer van onderaf aan’.Ga naar eind2. Volgens zijn medewerker in de aktie tegen het Belgisch verdrag, mr. Zaaijer, die zoals nog zal blijken in de herfst van 1930 nog een hoogst interessante ontmoeting met hem had, is dat niet waar: pas in september 1931, toen het programma van de nsb al kant en klaar was, werd duidelijk dat de regering België alsnog een kanaal naar Moerdijk wilde toestaan en barstte het verzet daartegen weer los, wat kulmineerde in de interpellatie van De Savornin Lohman in de Eerste Kamer op 14 oktober 1931.Ga naar eind3. Musserts huisvriend Josephus Jitta bevestigt dat er inderdaad andere beweegredenen en een veel fundamenteler verontrusting dan om een kanaal achter het ontstaan van de nsb hebben gezeten. In de loop van het jaar 1929 vatte bij Anton Mussert, met de voor zijn absoluut ingestelde karakter gebruikelijke hardnekkigheid, post dat Nederland in grote nood verkeerde. Desondanks zag hij persoon noch partij zich aangorden om ook maar een hand tot redding uit te steken. Jitta zag zijn vriend deswegen in oprechte, diepe kommer. Diens rechtlijnige, technische trant van denken volgens welke elk niet exact probleem een irrelevant bedenksel was, stelde hem tot een snelle diagnose van alle kwalen in staat. Ondeskundigheid en baantjesjagerij waren de hoofdbestanddelen van de zompige demokratie, waarin het land bezig was weg te zinken. In zijn functie van ingenieur zowel als in die van politiek agitator tegen het Belgisch verdrag was hem dit overduidelijk geworden. De politieke partijen, doof en blind voor 's lands belangen en noden, voerden slechts een weerzinwekkend schouwspel op van eindeloos gekrakeel en er was sprake van een algeheel gebrek aan nationaal eergevoel bij de politieke leiders - ‘politicasters’ smaalde hij - en bij het volk. En dat alles terwijl het marxisme dreigde! Want Mussert zag Moskou zich opmaken om de failliete boedel van de demokratie over te nemen - en | |
[pagina 117]
| |
hij niet alleen: de angst voor het rode gevaar was in zijn dagen in burgerlijke kringen van hoog tot laag, konfessioneel en niet-konfessioneel, door een systematische anti-propaganda tot een aan massahysterie grenzend verschijnsel uitgegroeid. Hiervan was Mussert een exponent, zo geprononceerd dat zijn politieke rol slechts verklaarbaar is uit deze fobie. Die vormde het zaad van de nsb. Later herinnerde hij zich: ‘Van 1920-1940, twintig jaar lang, heeft men ons van alle zijden voorgehouden dat het communisme het ergst was, dat Nederland kon overkomen’.Ga naar eind4. Een waarheid als een koe: in de nog volle kerken, rooms en protestant om het even, weerklonken vrijwel zondag aan zondag de philippica's tegen het rode beest uit de afgrond. ‘Mussert zag Nederland afglijden naar het communisme,’ zegt Jitta.Ga naar eind5. ‘Hij ging in de politiek, omdat hij de regering te slap achtte hier iets tegen te doen.’ Futloosheid en defaitisme heersten in Nederland. Symptomen te over. Daar was bijvoorbeeld de aanval op Curaçao. Vanuit Venezuela overvielen in 1929 zeshonderd rebellen het politiebureau, het oude Waterfort, in Willemstad om voor een revolutie in hun land wapens te bemachtigen. Na zich bediend te hebben, waarbij een paar politiemannen werden neergesabeld, eisten zij onder bedreiging van in brand steken van de olieraffinaderijen vrije aftocht, wat hun werd toegestaan door de goeverneur die zich bovendien met de politiekommandant als gijzelaar liet meevoeren op een Amerikaans schip dat werd geprest om de overvallers naar hun land terug te brengen. De laffe houding van de autoriteiten kwetste Musserts patriottische gevoelens diep. Veel erger was evenwel de stelselmatige verwaarlozing van het leger, waarmee hij in de persoon van zijn broer Jo, de artillerie-officier, een persoonlijke band had, zodat ‘tegen de tijd, dat Rusland door vervolmaking van zijn industriële outillage gereed zal zijn voor het grote offensief naar het westen’,Ga naar eind6. het westen weerloos zou zijn. Rond 1930 stond het voor Anton Mussert als een paal boven water dat er iets gedaan moest worden om het vaderland te redden en hij die in augustus 1914 en in april 1925 daarvoor was opgestaan, was er de man niet naar om nu aan de kant te blijven staan. Dat wil echter niet zeggen dat hij een politieke partij in het leven wilde roepen. In feite wilde hij dat helemaal niet. In de oren van deze fatsoensmaniak was politiek een onfatsoenlijk woord en partij niet minder, synoniemen voor sjacheren met landsbelangen à la Van Karnebeek, oneerlijkheid, egoïsme. Wat hij wilde, niet meer en niet minder, was een nationaal réveil om, zoals hij het uitdrukte,Ga naar eind7. de nationale geest die sinds 1918 stelselmatig was ondermijnd vanonderaf aan op te bouwen. En dat wilde hij los van de politiek, dwars tegen alle politiek in als de aktie tegen het Belgisch verdrag die hem de techniek had geleerd om meningen gelijk te richten. Met andere woorden: de bestaande politieke verhoudingen doorbreken, een doorbraakgedachte avant la date, die ook al de strategie was geweest bij zijn bestrijding van de politiek van Van Karnebeek. Deze gedachte was niet origineel. Hij had hem opgedaan bij de Nationale Unie, een rechts autoritaire groep, waarmee hij tijdens de aktie tegen Van Karnebeek in aanraking was gekomen, met name met het meest prominente lid in Utrecht, professor Gerretson. De Unie had zich ook ingezet voor de bestrijding van het Belgisch verdrag en Mussert heeft een tijdlang onder invloed ervan gestaan, is er waarschijnlijk zelfs lid van geweest.Ga naar eind8. Hij zag er een potentiële generale staf in voor een nieuwe, grote aktie die moest leiden tot een nationaal ontwaken van Nederland. Maar niet lang. Daarvoor waren het karakter van de Unie en van Anton Mussert te ongelijk: de leden die vader Kegge zonder moeite als allemaal adellijke heren en grote hanzen zou hebben gekarakteriseerd, plachten uitgebreid en hoogst intelligent te debatteren over wat er fout was in den lande en wat er aan gedaan moest worden, maar verder gold: zij dronken een glas, zij deden een plas en alles bleef zoals het was. Mussert, de man van aktie, | |
[pagina 118]
| |
ergerde zich weldra mateloos aan deze heren die zich vergenoegden ‘met aan de kant te blijven staan en platonische... vertogen te lanceren’.Ga naar eind9. Aan zijn optreden tegen het Belgisch verdrag hield Mussert het lidmaatschap van de Dietse Bond over die in 1917 was opgericht onder anderen door Van Vessem met wie hij op voet van zakelijke vriendschap kwam te staan en die door zijn optreden in verband met het verdrag groot prestige verwierf. Doel van de Bond was het propageren van de Groot-Nederlandse gedachte, die een hersenschimmige politieke kant had - de opsplitsing van België langs de taalgrens en staatkundige vereniging van Nederland en Vlaanderen - en een kultureel aspekt, dat meer aanhang had dan het eerste en dat kulturele samenwerking tussen beide gebieden nastreefde. Mussert had noch voor het een noch voor het ander interesse, nam niet eens de beleefdheid om ooit vergaderingen van de Bond te bezoeken. Daar liet hij zich vertegenwoordigen door zijn vrouw, wier belangstelling niet boven het aanrecht uitkwam. Voor het ontstaan van de nsb is de Dietse Bond dan ook van geen belang geweest; de link die men gewoonlijk tussen beide legt, moet verklaard worden door de persoon van Van Vessem, niet door ideeën. Maar van grote betekenis in dit kader was Cornelis (‘Kees’) van Geelkerken. | |
Kees de praterKees van Geelkerken was in 1901 in Brussel geboren en stamde uit een groot gereformeerd gezin. Als ambtenaar in de rang van kommies bij de afdeling financiële kontrole van de provinciale griffie te Utrecht kende hij Mussert van uiterlijk. Door diens strijd tegen het Belgisch verdrag had hij een hoge dunk van diens agitatorische kwaliteiten gekregen. Uiterlijk en innerlijk waren er moeilijk groter tegenstellingen denkbaar dan hij en Mussert: enerzijds de lange, knappe en charmante Van Geelkerken, met iets onweerstaanbaar jeugdigs over zich, vol humor en levenslust, voor het oog een oncalvinistische calvinist, een Pallieter, altijd omgeven door mensen, vlot van tong, wat hem de bijnaam ‘Kees de Prater’ bezorgde en hem later tot de beste spreker van de nsb maakte, van een oppervlakkige emotionaliteit ook - anderzijds de kleine, lelijke, introverte Mussert, humorloos, een calvinistische vrijzinnige, ouwelijk, maar met veel meer diepgang. Anders dan Mussert had Van Geelkerken al vroeg belangstelling voor politiek aan de dag gelegd. Hij was lid van de Oranje-Nationalisten, een afsplitsing van het Verbond van Actualisten dat op zijn beurt de eerste fascistische organisatie in Nederland was. Die was ontstaan in 1922 onder invloed van de rijzende ster van Mussolini en stond onder leiding van de Leidse student Sinclair de Rochemont, een van die zonderlinge querulanten waaraan de fascistische splintergroepjes die in de jaren twintig opdoken zo rijk waren.Ga naar eind10. De leider van de Oranje-Nationalisten was Van der Voort van Zijp, burgemeester van Maartensdijk. Hij was voor de Anti-Revolutionaire Partij lid van de Tweede Kamer geweest. Mussert kende hij van de Nationale Unie, waarvan hij een der oprichters was, wat een afdoende indikatie voor 's mans demokratische gezindheid mag heten. Onder indruk van de omstandigheid dat het slecht ging met de Oranje-Nationalisten filosofeerde hij met Van Geelkerken over de levensvatbaarheid van de bestaande fascistische groepjes en zij kwamen tot de slotsom dat die geen van alle toekomst hadden wegens het ontbreken van een leider. Wat de Oranje-Nationalisten betreft, kregen zij vrijwel onmiddellijk gelijk: in 1929 ging de beweging ter ziele door geldgebrek. Van Geelkerken beijverde zich om de leden zoveel mogelijk onder te brengen in een andere organisatie, ‘de Bezem’, alweer onder aanvoering van Sinclair de Rochemont - in feite tegen beter weten in, want noch in ‘de Bezem’, noch in Sinclair had hij enige fiducie. Snakkend naar een Nederlandse Mussolini, | |
[pagina 119]
| |
kwamen Van Geelkerken en Van der Voort van Zijp ertoe zich af te vragen, of Anton Mussert niet degene was naar wie zij uitzagen. Veel leek in die richting te wijzen: hij had bewezen een groot organisator te zijn, hij was jong, energiek, een doorzetter, bovenal een respektabel man met een beroep van aanzien in tegenstelling tot de vaak obskure individuen die in de fascistische klubjes de toon aangaven. En zo geviel het dat, terwijl Mussert steeds meer doordrongen raakte van de absolute noodzaak van een patriottisch réveil, hij benaderd werd door Van Geelkerken die hem ervan probeerde te overtuigen dat hij daaraan richting en leiding zou moeten geven. Dat de Prater hierbij alle registers van zijn welsprekendheid heeft opengezet, spreekt vanzelf. In deze fase werd Mussert in sterke mate door hem gepushed.Ga naar eind11. Hierbij had hij al zijn overredingskracht nodig, want volgens Jitta stond Mussert beslist niet te springen om zich als verlosser op te werpen; zeker was hij niet een opgeblazen figuur die zo nodig een rol moest spelen. Anderzijds was inaktief blijven, terwijl hij de rode vloedgolf aan zag komen rollen, met zijn instelling een onmogelijkheid. Voegt men bij zijn patriottisme en marxistische fobie de eigenschap om evenmin als een slang ooit iets los te kunnen laten wat hij eenmaal beet had en zijn neiging om onverdroten rechtuit te lopen zonder op hindernissen te letten, letterlijk en figuurlijk beantwoordend aan zijn koosnaampje ‘Boems’, verkrijgt men het kader waarbinnen de ontwikkelingen die uitliepen op de geboorte van de nsb verklaarbaar worden, min of meer althans: de oesterachtige ziel van de introverte, kleine man behoudt voor de toeschouwer ontoegankelijke, irreële hoeken... Ondertussen was Musserts aarzeling om iets te ondernemen alleszins begrijpelijk: er schuilt waarheid in de woorden van Kees de Prater: ‘De stichting van de nsb... was een daad van moed... tegenover de openbare mening, die zich in Nederland als standaardwapen pleegt te bedienen van belachelijkmaking en laster’.Ga naar eind12. | |
‘Dit is een beweging’Op een herfstavond in 1930 vond er in huize Mussert, Nassaulaan 4 te Utrecht, een merkwaardige bijeenkomst plaats. Mussert had voor een bespreking uitgenodigd Van Vessem, majoor Scharroo en mr. Zaaijer, alledrie oude bekenden van de strijd tegen het Belgische verdrag, en Van Geelkerken. Wat werd er besproken? Mr. Zaaijer: ‘Ik heb van dat gesprek als algemene indruk overgehouden, dat het negatief en onbevredigend was. De algemene teneur was dat het vaderland in een malaise verkeerde - waarvan elk der aanwezigen wel symptomen wist aan te voeren - en dat er een sterk overheidsgezag ontbrak. Natuurlijk lag daarbij op de achtergrond dat het gewenst zou zijn dat er zulk een gezag kwam, maar niemand gaf aan waar dat vandaan moest komen. Noch Mussolini, noch Hitler, noch fascisme of nationaal-socialisme zijn genoemd’.Ga naar eind13. Maar aan het eind van de avond kwam de aap uit de mouw: Mussert onthulde dat hij een politieke aktie wilde starten. Kennelijk was zijn bedoeling om te dien einde een generale staf te formuleren, nu de Nationale Unie als zodanig onbruikbaar was gebleken. Bij het afscheid maakte Zaaijer kenbaar dat hij er niets voor voelde. Hij drukte Mussert de hand. Buiten vormde aan de overkant het Wilhelminapark een massieve duisternis. Beide mannen zouden elkaar niet terugzien voor 1945 in het juridisch naspel van Musserts politieke aandrift met Zaaijer als aanklager en Mussert als beklaagde.Ga naar eind14. Twee dagen voor kerstmis 1930, de tweede krisiskerst, belegde Mussert 's avonds om half acht een vergadering in een zaaltje van het Utrechtse Jaarbeursgebouw. Een week eerder had hij mede namens majoor Scharroo een beperkt aantal personen een uitnodiging gestuurd voor een ‘bespreking in zeer beperkte kring’,Ga naar eind15. een stap die hij als volgt verklaarde: ‘Het nationaliteitsgevoel en het volksbewustzijn worden stelselmatig ondermijnd door politicasters. De vaste lijn, de krachtige hand | |
[pagina 120]
| |
die redding kan brengen in de chaos van heden, wordt gemist... Velen in den lande zullen ongetwijfeld met ons eens zijn, dat deze treurige toestand niet langer mag voortduren en dat zij die het wèl menen met het werkelijke landsbelang... zich op een nader vast te stellen wijze zullen moeten aaneensluiten tot een krachtig geheel...’ Hier kwam niets van terecht. Wederom een gedachtenwisseling zonder gevolg en dat terwijl de rampspoeden van de ekonomische krisis het volgende jaar steeds zwaarder gingen drukken, het aantal werklozen opliep tot honderdduizend, een angstwekkende teruggang van industriële en agrarische produktie zichtbaar werd en veertig procent van de koopvaardijvloot kwam stil te liggen, zodat ingrijpen van ‘de krachtige hand’ kennelijk geen uitstel meer kon velen. Mussert trok zijn konklusie: als hij niet ingreep, zou niemand het doen. Inmiddels had zich een fundamentele wijziging in zijn denken voltrokken: had hij zich aanvankelijk in navolging van de aktie tegen het Belgische verdrag de nationale opwekking voorgesteld onder aanvoering van een kollektief, na drie teleurstellende ervaringen - die met de Nationale Unie en die van de besprekingen in de herfst en in december van 1930 - kwam hij tot de konceptie van een eenhoofdige leiding. Zeker was hierbij het eklatante verkiezingssukses van de nsdap in Duitsland, die in september van dat jaar in een keer van 12 naar 107 zetels in de Rijksdag sprong, van invloed. Hoe effektief het leidersbeginsel kon zijn, was hierdoor overduidelijk aangetoond. De vraag of hij wel kompetent was voor een dergelijke leidersrol was in dezen feitelijk van ondergeschikt belang, zo niet volslagen irrelevant: Het vaderland riep, hem restte niets anders dan aan die oproep gehoor te geven, zoals een man van fatsoen betaamde; zo eenvoudig was het. Maar hoe dicht kunnen nederigheid en hoogmoed bij elkaar liggen? Zijn vriend Jitta stelde vast dat Mussert wel degelijk behept was met messiaanse gevoelens.Ga naar eind16. In de zomer van 1931 stond het voor hem vast dat hij een beweging in het leven ging roepen. Hij begon aan een theoretisch fundament te werken. Hij hield ervan zijn gedachten op papier te zetten, als een rasperfektionist schavend tot er geen speld tussen te krijgen was. Wat hij uitbroedde en wat zijn sekretaresse Van Bilderbeek uit te typen kreeg, was een programma voor een partij, al wilde hij dat woord niet horen: partijen waren splijtzwammen, verantwoordelijk voor de desintegrerende schotjesgeest die hij met zijn opmars naar een volkseenheid wilde doorbreken. Zijn schepping heette beweging en wie er partij tegen zei, kreeg de wind van voren,Ga naar eind17. al was het zijn eigen oude moeder die weinig heil zag in zijn politieke gedoe. ‘Jongen, er zijn al zoveel partijen,’ zei ze. ‘Wil je er nog een bij hebben?’ ‘Moeder,’ antwoordde hij, ‘dit is geen partij, dit is een beweging.’Ga naar eind18. Rie Mussert voelde al evenmin voor een politiek avontuur. Als het aan haar gelegen had, had haar man zich tot zijn ingenieurswerkzaamheden beperkt. Zij was van dezelfde Westfriese nuchterheid als haar zuster-schoonmoeder. Maar toen hij desondanks politiek ging bedrijven, steunde zij hem immer loyaal, noemde hem soms met ironische vertedering ‘mijn kleine diktator’,Ga naar eind19. zonder evenwel zelf politieke interesse aan de dag te leggen; ze werd zelfs nooit ‘kameraadske’. Als naam koos hij Nationaal-Socialistische Beweging en hij verklaarde in plechtstatige termen: ‘Wat wil de nsb zijn? Een partij, of partijtje, de 59e, of 95e, of 210e? Geenszins... Er is in dit rijk, waarin inderdaad de zon niet ondergaat, een zodanig toenemende geest van futloosheid, onmacht, onwil, onverschilligheid, ongeloof, verdeeldheid, schotjesgeest, krakeelzucht, dat het de spuigaten uitloopt... Daartegenover wil het nationaal-socialisme een grondslag samenstellen van wilskracht, fierheid, plichtsgevoel, geloof in eigen kracht en bestaansrecht, nationale zin, solidariteitsgevoel’.Ga naar eind20. Nationaal-socialisme! Bij de keuze van de naam | |
[pagina 121]
| |
werd hij geïnspireerd door Hitlers nazi-partij en hij vond dat zijn bedoeling er goed door werd weergegeven. In werkelijkheid wordt er vooral zijn politieke onbenul door onthuld. Later moest hij toegeven dat hij jarenlang(!) de dupe van een misverstand was: ‘Dit misverstand is onze gedachte, dat het woord nationaal-socialisme in Nederland en Duitsland ongeveer hetzelfde begrip dekte’.Ga naar eind21. Dat zeggend was hij inmiddels tot het inzicht gekomen wat een formidabele misslag de naam, die tot identifikatie met het Duitse nazisme had geleid, was. Toen moest hij toegeven: ‘Het ongeluk was, dat ik de naam nationaal-socialisme had gekozen in plaats van bijvoorbeeld Nederlands socialisme of volkssocialisme.’Ga naar eind22. Hij had er om precies te zijn geen notie van wat het nazisme inhield. Mein Kampf had hij niet gelezen, zou hij ook nooit lezen en daar liet hij zich later nog graag op voorstaan ook. Wat hij wel had bestudeerd was Gottfried Feders naziprogramma, ‘das Programm der nsdap und seine weltanschaulichen Grundlagen’, dat hem belangwekkend genoeg had geleken om er een boekwinkel voor binnen te stappen en er zes dubbeltjes voor neer te tellen, geen vanzelfsprekend gebaar voor zo'n zuinige man. En in dit geschrift maakte de jodenvriend Mussert kennis met het principiële antisemitisme van het Duitse nationaal-socialisme. Toch slaagde hij erin gedurende lange tijd te denken ‘dat het woord... in Nederland en Duitsland ongeveer hetzelfde begrip dekte’. Nog een overweging was van belang geweest bij de naamgeving: tot elke prijs had hij het woord fascisme willen vermijden, omdat ‘reeds verschillende zich “fascistisch” noemende partijen in onderling gekrakeel het woord fascisme in discrediet hadden gebracht’.Ga naar eind23. | |
Het programmaVan de twintig punten van zijn programma ontleende Mussert er zestien min of meer aan dat van de Duitse nazi's, wat niet wegneemt dat het verschil als het erop aankomt groter is dan de overeenkomst, namelijk principieel: rassenleer en het tot het uiterste doorgevoerde Führerprinzip, hoofdpijlers van het Duitse nationaal-socialisme, wees hij als on-Nederlands af. Zijn eigen vier punten, de originele passages, gaan over de noodzakelijke verbondenheid van Nederland met zijn overzeese gebiedsdelen, een krachtig staatsgezag, het Groot-Nederlandse streven en een sterk militair apparaat. De verbondenheid met de koloniën was een pure bestaansvoorwaarde voor Nederland. ‘Indië verloren, rampspoed geboren’, zoals het heet in zijn toelichting op het programma van begin 1932, was een hartekreet. Die kwam regelrecht voort uit zijn beperkte nationalistische zienswijze. In 1931 kwam die erop neer dat Nederland en Indië een autarkie moesten vormen. Voor het argument dat dit tot de onmogelijkheden behoorde, dat de Nederlandse en Indische ekonomie waren aangewezen op handel met het buitenland, ging hij niet opzij. Wanneer de ekonomische struktuur van beide gebieden zich niet leende voor een autarkie, dan moest die struktuur maar worden aangepast. Zo eenvoudig was dat!Ga naar eind24. Ziehier de man die graag beweerde, dat er eigenlijk geen problemen zijn in de wereld, maar dat alleen de mensen zo stom zijn om ze te maken. Uit het bovenstaande vloeide automatisch voort dat hij groot belang hechtte aan een sterke krijgsmacht, vooral aan een machtige vloot, waarop hij als jonge man zo graag had willen dienen: de autarkie moest naar buiten toe beschermd worden. ‘Musserts blik was gericht op het westen, op de zee, waar van ouds het belang van Nederland lag.’Ga naar eind25. Vandaar zijn uitvallen tegen wat hij zag als een misdadige verzwakking van de marine, die tegen de achtergrond van de groeiende dreiging die uitging van Japan een daad van verraad tegenover het vaderland was. ‘Ziet wat er gebeurt in het tijdperk dat Japan Mantsjoerije verovert en zich naar Tibet begeeft,’ riep hij uit.Ga naar eind26. ‘In dat tijdperk bestaat de Nederlandse vloot in Indië uit een uiterst zwak eskader en vermin- | |
[pagina 122]
| |
dert de regering de nieuwe aanbouw van tien miljoen tot anderhalf miljoen.’ Zijn gedachten gingen uit naar de gouden dagen van de Republiek, toen Hollands vloot machtig was op de zeeën en wel in zo'n hevige mate dat hij aan de realiteit van de aktuele machtsverhoudingen en mogelijkheden voorbijzag: Mussert als romantikus die zijn ideaalbeeld ontleent aan het verleden. Wat het Romeinse rijk was voor Mussolini en de Germaanse tijd voor de Duitse nazi's, was de gouden eeuw van de Republiek voor hem. Het opvoeren van de Groot-Nederlandse gedachte, zij het dan in vrij vage vorm en zonder toespeling op staatkundige vereniging van Nederland en Vlaanderen, mag in het licht van Musserts onverschilligheid in dezen merkwaardig heten. Hier is sprake van invloed van Van Vessem tegen wie hij hoog op zag en van wiens medewerking hij zich wilde verzekeren; inderdaad werd deze lid van de nsb. Uit punt vijf - ‘bevordering van een krachtig staatsgezag, onafhankelijk van geldmagnaten, kerkelijke overheden en volksgunst’ - volgt dat zijn programma niet alleen niet nationaal-socialistisch was in Duitse zin, maar evenmin fascistisch à la Mussolini: Mussert staat een krachtige staat voor, maar geen staatsalmacht. De paragraaf over de ekonomie getuigt van zijn kleinburgerlijke afkeer van zowel kapitalisme als marxisme - met name in de toelichting: de uitbuiting van het een wordt even scherp veroordeeld als de verdeeldheid zaaiende klassenstrijd van het ander. Stakingen en uitsluitingen worden als anti-sociaal gebrandmerkt, het partikulier initiatief geeerbiedigd, uitgezonderd in die gevallen, waarin exploitatie door de staat klaarblijkelijk beter is. Socialisme en nationalisme zijn voor hem synoniemen - net als bij Hitler: ‘De liefde tot de natie, dat is socialisme, dat is zuiver nationaal gevoel,’ aldus de toelichting. Volgens de sociale paragraaf komt alle werkers in een winstgevend bedrijf een aandeel in de winst toe, een revolutionaire, maar geen originele gedachte: het verbond van Actualisten hadden reeds hetzelfde gepropageerd. Wel nieuw en zeer radikaal voor die dagen was de stelling dat vijftig- en zestigjarigen, afhankelijk van de aard van het beroep, recht op pensioen hadden. Nauwelijks minder spektakulair was dat hij reeds een aktieve milieupolitiek wilde voeren, ‘een krachtige bescherming van landschapsen stedenschoon’ voorstond. In de toelichting eiste hij voor opzettelijke vernieling strenge straffen: tuchtschool of tuchthuis! Over het koningshuis spreekt het programma met geen woord, evenmin over de nationale vlag en het Nederlandse wapen, ‘omdat deze onaantastbare symbolen van de eenheid der natie boven discussie verheven zijn,’ zegt de toelichting. | |
‘Ik ga beginnen’Het nsb-programma verschaft inzicht in de politieke notie van Mussert bij de aanvang van zijn loopbaan als politikus, voornamelijk in het ontbreken ervan. Rijst de vraag hoe deze man zichzelf kompetent kon achten om aan het hoofd van een politieke beweging die niets minder dan het ontwaken van het volk moest bewerkstelligen te marcheren. Het mag weliswaar niet uitgesloten worden geacht dat een vergelijkend onderzoek met het gros der vaderlandse politici van zijn dagen nauwelijks in zijn nadeel zou uitvallen, maar dat zegt meer over de kwaliteit van die politici dan van Mussert zelf. Gesteld werd dat hij zich een geroepene voelde, wat een zelfonderzoek naar eventuele geschiktheid eigenlijk al uitsluit. Mensenkennis, daaromtrent vertonen alle getuigenissen een absolute eensluidendheid, ontbrak hem totaal en het begin daarvan, zelfkennis, bijgevolg ook. In hem huisde een zekere gespletenheid. Hij had een nuchtere, zakelijke kant, het Westfriese Witlam-aspekt om het zo maar eens te zeggen, en een fantastische, grillige, het Brabantse Mussert-element, waarvan hij bij voorkeur eerstgenoemde etaleerde, zonder nochtans de tweede, zijn geslotenheid | |
[pagina 123]
| |
en beheerstheid - geremdheid - ten spijt, afdoende te kunnen kamoefleren en die wierp maar al te vaak een scheiding tussen hem en de werkelijkheid op - tot het eind aan toe: in 1946 zat hij in de dodencel. Zijn verzoek om cassatie van het doodvonnis was verworpen, Max Blokzijl al gefusilleerd. In gedachten werkte hij aan een sensationeel plan voor een onderwaterschip dat een ommekeer op het gebied van de scheepvaart zou brengen en dat hij, nadat hij uit de gevangenis zou zijn ontslagen, gereed ging maken voor praktische uitvoering.Ga naar eind27. Jules Verne in de dodencel! In de herfst van 1931 meende Mussert dat het beslissende uur had geslagen. ‘Ik ga beginnen!’ kondigde hij tegenover Van Geelkerken aan. ‘Zo,’ zei deze, ‘en met hoeveel beginnen we?’ ‘Wel, met twee en samen zoeken we nummer drie.’ Een typische dialoogGa naar eind28. voor Mussert die kortheid vaak voor wijsheid versleet. Het duurde niet lang, of Sinclair de Rochemont stond bij hem op de stoep. Deze had lucht gekregen van Musserts plannen, waarschijnlijk via Kees de Prater die hem goed kende en wiens bijnaam in meer dan een opzicht toepasselijk was. Mussert poeierde Sinclair koeltjes af. Hij voelde er niets voor zich te kompromitteren met iemand die ruimschoots had bewezen te behoren tot degenen die ‘in onderling gekrakeel het woord fascisme in diskrediet hadden gebracht’. De nsb aanschouwde het levenslicht in een zaaltje van het gebouw van de Christelijke Jongemannen Vereniging aan het Domplein te Utrecht, dat Mussert en Van Geelkerken voor twee gulden hadden gehuurd. Tijd: maandagavond 14 december 1931. Dramatische personen: twaalf aanwezigen, waarvan zich naast Mussert en Van Geelkerken nog vier opgeven als lid van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland.Ga naar eind29. Als Anton Mussert die avond door de stille stad naar huis gaat, staat hij aan het hoofd van een politieke beweging van zes personen, een bescheiden begin van zijn grote droom: het vaderland redden. Een kleine, onopvallende man in lange overjas, driedelig kostuum, hoed op, een keurig nette burgerman die zijn eerste stappen op weg naar het vuurpeloton zet. |
|