Maatstaf. Jaargang 29(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Eva Gerlach Twee gedichten Prent Een heer valt achterover van de lijst een brandend bos in, dunne vleugels vuur tillen zijn mouwen op. Zijn uitgelopen mond laat het donker door, zijn keel staat open, zijn haar vat vlam. De hand waarmee hij wijst stokt bovenaan de palm, een signatuur smal als een randje scheermes heeft beneden zijn kamerjas zijn benen afgesneden. [pagina 21] [p. 21] Jacht 's Zondags viste mijn vader, in het gras joeg ik 's zaterdags op wormen. Een riek planten en wrikken kon je, of, met een contrastekker op een breinaald, de grond onder stroom zetten; zo'n dertig tellen voor er wat bewoog. Die ik beetpakte, hielden zich stijf vast in de aarde. Ik wachtte: als ze zich ontspanden trok ik ze in enen uit het veld omhoog. Vorige Volgende