Maatstaf. Jaargang 29(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Rien Vroegindeweij Twee gedichten Nazare Hier slaat de gesel van de atlantische golfslag Neder. De vissers boeten de netten op het strand. Over zee komt traag de nevel naar het land. Een enkele boot vaart uit vandaag; het is zondag. Wij liggen op het strand van Portugees Nazare. De vrouwen gaan in het zwart, vol bedrijvigheid Tussen de toeristen op de boulevard. Soms als ware Voorbeelden van evenwicht en moderniteit: Want draagt er een nog een wasmand vol met vis Behendig op haar hoofd, over het dunne koord Dat voor haar op de straat gespannen is, Een ander waart zich haastig voort Door de menigte, op haar hoofd een tv-toestel. Het beeld van vissers, boten, strand en oceaan Wordt wazig, het sneeuwt, verandert snel Als we er een met de wereld op haar kop zien gaan. Bij wijze van spreken dan, want even later, Als zij met haar tv-toestel verdwenen is, ik dan Een rustpunt zoek daarginds in het oneindig water, Ligt daar nog steeds de rots bij de ingang van De baai van Nazare, met naar boven wat boven is. Wij grappen nazare, nazareth, nazarener en Zien Hem dan verschijnen in de nevelen. Het ziet er niet naar uit dat Hij hier geboren is. [pagina 69] [p. 69] Hij zou trouwens moeilijk zijn te vinden. Zoveel nazareners slenteren langs het strand. Wie vist? Wie zegt de netten aan de andere kant Uit te werpen en ze extra stevig vast te binden? Een reclameluchtballon gevangen in een net, Schreeuwt kleurig zijn boodschap uit tegen de Zonnebaders. Ik wilde wel dat het regende, Dat het goot. Maar ik kom niet uit Nazareth. En voor de kinderen hoeft het niet, regen. Zij spelen lustig op de grens van land en zee. De oceaan, die zwaargewicht, spart met hen mee. Niets verstoort hun spel, niets houdt hen tegen. Behalve dan het avondeten en straks de nacht, De avond eerst, de tv, de welverdiende rust: Als vuurtoren en misthoorn waken aan de kust, Nazare slaapt, bewijst de zee aldoor haar kracht. [pagina 70] [p. 70] Gevecht Dat we elkaar niet mochten: met messen uit Solingen, roestvrij en degelijk, gingen we elkaar te lijf. Gevochten hebben we als leeuwen (en geworsteld met de Zeeuwen) zoals die twee eeuwen geleden in het paradijs, oost van Eden. Nog zie ik hem staan, klein en ongenaakbaar. Zoals we elkaar toen zagen, zie ik soms alleen mezelf staan, het dichtst bij het dressoir waarin de messen lagen. Vorige Volgende