Maatstaf. Jaargang 29
(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
J. Meyers De jonge jaren van een leider, Anton Mussert (1894-1912)Op vrijdag 11 mei 1894 werd het gezin van Joannes Leonardus (‘Johan’) Mussert, hoofdonderwijzer te Werkendam, uitgebreid met een jongen, het vierde kind: Anton Adriaan, zo genoemd naar de broer van zijn vader, zij het met weglating van de roomse -us uitgang van diens namen: terwille van zijn vrouw Rika had meester Mussert indertijd de alleenzaligmakende moederkerk verlaten en het aanzijn gegeven aan een protestantse tak van de familie. De doopplechtigheid vond plaats op de laatste zondag van juniGa naar eind1. in de hervormde kerk in de onmiddellijke nabijheid van het schoolhuis; als de dominee zijn stem verhief, konden de Musserts hem in hun tuin woordelijk verstaan.Ga naar eind2. De boreling was klein van stuk, maar recht van lijf en leden en goed gezond. Zijn roepnaam was Adje, later Ad, het troetelnaampje van zijn vroegste kindertijd Atta, produkt van zijn kindergebrabbel, vertederd overgenomen door zijn huisgenoten. De laatste zondag van zijn leven, toen hem de dood was aangezegd, ondertekende hij, de dagen waarin de familie nog een ongeschokt bolwerk van geborgenheid was indachtig, met die benaming een opdracht in zijn bijbel, die hij zijn lievelingszuster Leni naliet. Toen die in haar mooiste jurk en met zondagse strikken in het haar met haar ouders bij het doopvont stond, was zij zeven. Vijftien jaar eerder waren haar vader en moeder, daags na de voltrekking van hun huwelijk naar Werkendam gekomen, waar haar vader, nog geen vierentwintig jaar oud, een maand tevoren benoemd was tot hoofd van de openbare school voor lager en uitgebreid lager onderwijs, een tweemansschool, die onder zijn bekwame leiding zou uitgroeien tot een vijfmansschool. Op de dag na Sinterklaas van het jaar 1879 leidde hij zijn jonge bruid het dorp binnen, het decor van hun huwelijk, dat geen toonbeeld van harmonie zou worden. | |
DecorHet rivierdorp Werkendam is gelegen in het land van Heusden en Altena aan de Sleeuwijkse dijk, waarachter de Merwede breed en kalm zeewaarts trekt, een rivier als de dichter denkend aan Holland traag door oneindig laagland zag gaan-toen al een der drukstbevaren binnenwateren van Europa. In het westen de Biesbosch, een wijde woestenij van water en grienden, die voor het bestaan van veel Werkendammers van vitaal belang was. Daar bracht Anton Mussert in zijn hbs-tijd bij voorkeur het weekend door, alleen met zijn hengel. In zijn jeugd telde het dorp ongeveer drieduizend inwoners,Ga naar eind3. merendeels eenvoudige, hardwerkende lieden, wier leven in het teken van nimmer aflatende armoede stond. Velen waren afhankelijk van het hout der griendgronden, die in handen waren van enkelen, die als halfgoden uitstaken boven het grauw. De houthakkers trokken in de wintermaanden naar de Biesbosch, waar zij huisden in de griendketen, armzalige hutten, en het dagelijks brood droog of met een plak koolraap nuttigden. Zij waren alleen 's zondags thuis, wat lang niet altijd het geval was met de rijswerkers en steenzetters, die in het zomerseizoen voor aanleg en onderhoud | |
[pagina 88]
| |
van dijken vaak naar verre oorden trokken. De grootste Werkendamse aannemers waren er namelijk toe overgegaan om opdrachten ver buiten het dorp te aanvaarden, ‘buitenafwerk’. Dan waren er nog de baggeraars, die uitzwierven over de hele aardbol. Aan deze veelvuldige afwezigheid der mannen ondeende Werkendam zijn bijnaam van ‘vrouwenparadijs’. In werkelijkheid had het, uitgezonderd voor een handjevol bevoorrechten, waartoe ook de Musserts behoorden, niet veel paradijselijks, noch voor de buitenafwerkers, noch voor de thuiswerkers, de hoepel- en mandenmakers voor wie werkdagen van zestien uur geen uitzondering waren en hongerlonen van zeven gulden per week evenmin.Ga naar eind4. Het werd allemaal met berusting gedragen, uiterlijk althans, wat voortvloeide uit de omstandigheid dat de maatschappelijke verhoudingen door God verordineerd heetten te zijn. Gods geboden drukten zwaar op de Werkendammers, die zeer kerks waren, en hun God was voornamelijk een verschrikkelijke God die verdoemenis donderde in de vele kerkjes, die oprijzend uit de baaierd van armoede een regenboog van gezindten vertoonden: hervormden, hervormden op gereformeerde grondslag, gereformeerden, christelijkgereformeerden en ‘bevindelijken’, die God langs empirische weg hadden gevonden, een vondst die bestond uit een opperwezen dat in barre willekeur een klein kuddeke uitverkoos en de grote hoop ter helle liet varen. Aldus werd in vele toonaarden een God der wrake gepredikt om het volk klein te houden ten behoeve van de machthebbers, wier gezag en fortuin berustten op de bestaande orde, die derhalve werd gepresenteerd als een wilsuiting des Allerhoogsten, waarvoor libertijnse geesten als meester Mussert Fatsoen substitueerden - met een niet minder grote hoofdletter. | |
StatusWerkendam was een kleine, gesloten gemeenschap met alle kenmerken van dien: conservatisme, benepenheid, schotjesgeest door sociale en godsdienstige scheidslijnen; de netten der moraal werden er met zeer wijde mazen geboet en iedereen keek bij iedereen op tafel en niet zelden nog verder. Daartegenover: lotsverbondenheid, goede nabuurschap en gemoedelijkheid. De dorpspompen, waar de vrouwen elkaar dagelijks ontmoetten, waren middelpunten van gezelligheid, nieuwsgaring en uiteraard van roddel, waarvan niet zelden de Musserts het onderwerp waren. In deze omgeving brachten Johan en Rika Mussert bijna hun hele huwelijksleven door, dat zich uitstrekte over een periode van drieëndertig jaar en nogal een turbulent karakter had. Hier kwamen hun vijf kinderen ter wereld, drie jongens - Jo, Max en Anton, die respectievelijk veertien en twaalf jaar jonger was dan zijn broers - en twee meisjes, Leni en Coby, die in hun Werkendamse tijd stijfjes Lena en Jacoba heetten.Ga naar eind5. Coby, de jongste, kwam vier jaar na Anton. De familie behoorde tot de dorpselite, al gaf het inkomen van de bovenmeester daar nauwelijks aanleiding toe: een jaarwedde van twaalfhonderd gulden, toen hij op zijn maximum stond. Maar zijn ontwikkeling verhief hem tot een man van aanzien en de erfenis van zijn vader, die een groot aannemer in Den Haag was geweest en hem zijn beleggingen in Russische staatspapieren had nagelaten, verleende hem een bescheiden welstand.Ga naar eind6. Weliswaar werd de financiële positie van de Musserts later bezwaard, toen vader Johan met zijn gezondheid ging sukkelen, wat handenvol geld aan dokters kostte, maar zij woonden in een groot huis, al was het een ambtswoning, met een grote tuin en boomgaard, pachtten het Kerkewiel, een binnendijkse plas waar hun roeiboten lagen en behoorden tot de uitzonderlijke wereld, waarin de kinderen verder leerden en men huispersoneel had: een dienstbode en een kindermeisje. Toen Anton nog op de lagere school zat, was Jo al officier bij de landmacht, Max onderwijzer en studeerde Leni voor onderwijzeres. Dit alles deed de bewoners van het schoolhuis ver uitsteken boven de gemiddelde dorpeling. Vooral moeder Rika was zich daarvan terdege | |
[pagina 89]
| |
bewust. Meester Mussert was tussen zijn driftbuien door een vriendelijk, gemoedelijk en sociaal voelend mens. Zijn vrouw was daarentegen op een afstand, zeer standbewust, een kleine, magere heks met een vlijmende tong.Ga naar eind7. Zij stond erop met ‘mevrouw’ te worden aangesproken en stelde zich aldus op een lijn met de dames van de dokter, de dominee en de notaris, hoewel zij strikt genomen slechts aanspraak maakte op het burgerlijke ‘juffrouw’, een subtiliteit die in de dorpsgemeenschap etsscherp was vastgelegd. Kinderen en volwassenen van lager orde liet zij niet binnen, of hoogstens in de keuken. Dialectische smetten in de spraak van haar kinderen bestreed zij, zelf oud-onderwijzeres, furieusGa naar eind8. en zij zag er op toe dat die slechts omgingen met kinderen uit ‘aanvaardbare’ milieus, zoals Johan Kerkhoven, het zoontje van de notaris met wie Anton wel speelde. Toen Anton in de wieg lag in de kinderkamer, een zijvertrek in het grote huis, was zijn tante Rie, zuster van zijn moeder, achttien jaar. Men kan zich voorstellen, hoe zij zich vertederd over de baby heen boog, die ooit haar echtgenoot zou worden. | |
AfstammingAnton Mussert was zeer gehecht aan en trots op zijn familie, wat onder meer bleek uit de stamboom die hij er op de hem eigen perfectionistische wijze van samenstelde. De Musserts kwamen uit Brabant en heetten oorspronkelijk Mutsaerts naar de monniken van het klooster, waarbij ze woonden, die vanwege de kappen die zij droegen in de volksmond aldus werden genoemd. Rond de wisseling van de 18de naar de 19de eeuw vestigde zich een telg uit de familie, zekere Pieter, in Den Haag.Ga naar eind9. Hij noemde zich Mussert. Mogelijk heeft hij zijn naam bewust verhollandst, omdat hij dat beter bij zijn nieuwe omgeving vond passen. In de Franse tijd, toen de bevolkingsregisters werden ingevoerd, was men vrij in het kiezen van zijn naam. De ironie van de geschiedenis heeft gewild dat sommigen zijner nazatenGa naar eind10. zich anderhalve eeuw later beijverden om die naam op zijn beurt weer te veranderen, omdat die toen in de ogen van de wereld synoniem was geworden met die van Judas Iskarioth. De Musserts waren eenvoudige handwerkslieden, bouwvakarbeiders, die evenwel door de oerhollandse deugden van zuinigheid en vlijt in de derde Haagse generatie al een aanzienlijk vermogen hadden opgebouwd: Jozef Mussert, Antons grootvader, was een welgesteld aannemer. Bij de vrouwen die zij trouwden waren dienstmeiden en een modinette. Merkwaardigerwijs waren twee van Antons voorvaderen, althans in de eerste echt, net als hij met een veel oudere vrouw verbonden: zijn overgrootvader was bijna twaalf, zijn grootvader veertien jaar jonger dan zijn echtgenote.Ga naar eind11. De familie was rooms-katholiek. Als het aan zijn ouders had gelegen, was Johan Mussert, Antons vader, priester geworden en zou de vaderlandse geschiedenis er waarschijnlijk heel wat anders hebben uitgezien, evenals het leven van duizenden Nederlanders - en hun sterven! Op zijn twaalfde jaar verstoorde Johan echter de droom van zijn ouders, wier trots hij was vanwege zijn heldere verstand, door te verklaren dat hij niets voor het habijt voelde. Eindeloze ruzies, waarbij Johan zijn sterke wil en driftige aard plaatste tegenover het standpunt dat kinderen slechts te gehoorzamen hebben, werden door de jongen beslecht door van huis weg te lopen. Toen de verloren zoon in het ouderlijk huis aan de Gedempte Raamgracht was teruggekeerd, werd er over een geestelijke bestemming niet meer gerept en werd er besloten dat hij voor onderwijzer, destijds bij uitstek het ambt voor begaafde jongens uit de kleine burgerij waartoe de Musserts behoorden, zou gaan leren. Overeenkomstig de toenmalige gang van zaken werd hij, twaalf jaar nog, kwekeling - aan de armenschool in de Achter Raamstraat. In het voorjaar van 1874, hij was toen achttien, werd hem door de Commissie van Bestuur van de Normaallessen van het lager onderwijs te 's-Gravenhage de akte | |
[pagina 90]
| |
van hulponderwijzer - de officiële benaming voor onderwijzer - uitgereikt. Als zodanig werd hij meteen aangesteld aan dezelfde school als waar hij gekweekt had. Het jaar daarop diende hij bij het gemeentebestuur zijn ontslag in per i augustus, ‘daar hij als dan in zijn nieuwe betrekking te Groningen moet in functie treden’.Ga naar eind12. In Groningen was hij benoemd aan de openbare school eerste klasse aan de Prinsenstraat,Ga naar eind13. een promotie vergeleken met de armenschool. Hier ontmoette hij een onderwijzeres, Frederika (‘Rika’) Witlam, een meisje van zijn leeftijd, afkomstig uit Enkhuizen, waar haar ouderlijk huis aan de Erwtenmarkt stond.Ga naar eind14. Terwille van haar verliet hij het geloof van zijn vaderen en werd Nederlands hervormd. Ondanks de kloof die er nog gaapte tussen Rome en Reformatie, bleef de verstandhouding met de zijnen, zowel met zijn ouders als met zijn enige broer, zusters had hij niet, hartelijk. Gedreven door eerzucht, een eigenschap die zijn zoon Anton ook in zo'n ruime mate bezat, studeerde hij hard om vooruit te komen in de wereld. Hij presteerde het om in een jaar tijds onderwijsbevoegdheden voor het uitgebreid lager onderwijs te halen in de vakken Frans, wiskunde, tekenen en gymnastiek. Volgens zijn Rika was hij toen zo mager, dat hij niet zonder jas op de foto kon.Ga naar eind15. Het jaar daarop werd hij benoemd tot hoofdonderwijzer in Werkendam en trad hij op Sinterklaasdag 1879 in Enkhuizen in het huwelijk. Aldus werden twee tegengestelde naturen - hij sanguinisch en extravert, zij stroef en introvert - met elkaar verbonden, tot de dood hen scheidde. Een trek hadden zij gemeen: een onbuigzame wil. Voldoende aanleiding voor conflicten dus, waarmee hun huwelijkspad dan ook rijkelijk werd bezaaid. Onder de bruiloftsgasten ten huize van de schilder Maarten Witlam, de vader van Rika, bevond zich ook het driejarige zusje van de bruid, een aanvallig nakomertje - de toekomstige schoondochter van het paar! | |
‘Mijn beste jeugdvriend’Meester Mussert was een kleurrijke persoonlijkheid, die na zijn betrekkelijk vroege dood nog lang voortleefde in de herinnering van de Werkendammers, wier meningen omtrent hem overigens nogal verdeeld waren. Uiterlijk was hij een keurig nette heer, statig, met goed verzorgde snor en een randeloze bril, die hem zowel een intellectueel als een streng voorkomen gaf. Zijn strengheid, grote deugd volgens de pedagogie van zijn dagen, was legendarisch, te meer daar die zich niet zelden uitte in vulkanische driftaanvallen. Lijfstraffen waren nog een algemeen aanvaard opvoedingsmiddel, overeenkomstig de bijbelse traditie die kastijden als een uiting van liefde aanmerkte, maar er waren grenzen en die werden door Johan Mussert herhaaldelijk overtreden. Luie of ondeugende leerlingen ging hij soms met een stoelpoot te lijf. Zijn zoon Max tuigde hij eens zo af, dat de veldwachter tussenbeide moest komen. Navrante bijkomstigheid was, dat de jongen als gevolg van kinderverlamming een invalide arm had, wat niet wegnam dat hij de elleboog toch nog tot een bij de dorpsjeugd gevreesd stootwapen wist aan te wenden. Vader Mussert huldigde het standpunt, dat zijn eigen kinderen aan een extra hoge morele standaard dienden te voldoen, omdat zij het goede voorbeeld moesten geven tot meerdere glorie van hun ouders. De Mussert-kinderen werden dan ook stelselmatig in een nauw fatsoensharnas geperst. Fatsoen was een cultus in het schoolhuis, niet vrij van paranoïde vreesachtigheid voor de publieke opinie. Als zoveel driftige mensen was Johan Mussert in wezen goedaardig, een kindervriend, een vader die graag met zijn kinderen ravotte, soms als een wildeman over de vloer rollend, een meester die ervan hield zijn leerlingen te onthalen - op pepermunt, waarvan hij altijd een voorraad op zak had, of op spannende vertelsels. En hij was sportief, de ziel van de gymnastiekvereniging die hij in het leven geroepen had. Wel had zijn sportiviteit iets buitenissigs, een aspect van fatalistische | |
[pagina 91]
| |
roekeloosheid: zijn zwemlust was zo groot dat hij ook hartje winter te water ging, zelfs als het zo hard gevroren had, dat hij eerst een bijt moest hakken, een gewoonte die menige vinger naar het voorhoofd deed wijzen en de onheilsprofeten die voorzegden, dat het zijn dood nog eens zou worden hebben nog gelijk gekregen ook. 's Zomers zwom hij in de Merwede, het winterbaden vond plaats in het Kerkewiel achter het schoolplein. Zijn kwaliteiten als leermeester waren daarentegen boven alle kritiek verheven en werden unaniem geprezen. Vooral de kunst van het rekenen bracht hij zijn leerlingen grondig bij, toen - trouwens lang daarna ook nog - het hoofdvak van de lagere school, zodat de bekwaamheid van een onderwijzer werd afgemeten aan de Tekenvaardigheid van zijn pupillen. Verder was hij een groot verteller. Op vrijdagmiddag vertelde hij de hogere klassen zelfbedachte vervolgverhalen. Dan werd de tussendeur van het lokaal naast het zijne opengezet, de hoge lessenaarkruk in de opening geplaatst, waar hij langzaam op ging zitten, vervolgens rondkeek en eindelijk de spanning verbrak met de stereotiepe vraag: ‘Waar waren we gebleven?’Ga naar eind16. Historische gebeurtenissen kon hij omtoveren tot tastbare werkelijkheid. Meer dan een halve eeuw later herinnerde een oud-leerling zich nog, hoe hij de vlammen van het brandende Moskou anno 1812 voor zich zag en de kou voelde, toen meester Mussert de Grande Armée over de Berezina liet trekken.Ga naar eind17. Groot was ook zijn faam als organisator van Oranjefeesten, grandioze gebeurtenissen met optochten, vlaggen, muziek, wedstrijden, een veelheid van kleur en schittering die de grauwheid van alle dag doorbrak met als apotheose het vuurwerk dat hij afstak boven het Kerkewiel, zodat het vuur tegelijk in de lucht en in de waterspiegel uiteen spatte. Hij was een vurig Oranjeklant. Toen in 1909 de geboorte van een koningskind aanstaande was, richtte hij de zijkamer van het schoolhuis in als kinderkamer, compleet met goudkleurige wieg, versierde de gevel met groen en bracht vetpotjes aan voor de illuminatie, waarmee hij Werkendam van het heuglijke gebeuren op de hoogte bracht, want dankzij zijn broer, die in Den Haag het aannemersbedrijf van Jozef Mussert voortzette, en door het nog gebrekkig functioneren van de officiële berichtgeving was hij het eerst geïnformeerd - tot zijn mateloze voldoening. Met Kerstmis stonden er in de gymnastiekzaal van de school pakketten met etenswaar en lekkernijen uitgestald voor leerlingen uit arme gezinnen. De inhoud placht hij met grote vasthoudendheid bij elkaar te bedelen bij de beter gesitueerden. Op 1 november 1904 vierde hij zijn zilveren jubileum als hoofd der school. Op die dag werd hij door leerlingen, oud-leerlingen, ouders en notabelen luisterrijk gefêteerd. Hij was nog geen vijftig, maar reeds liet zijn eens zo robuuste gezondheid te wensen over. Bij het zwemmen had hij de ziekte van Weil opgelopen, waartegen de artsen die hij in de loop der jaren raadpleegde, geen adekwate remedie vonden met als gevolg dat zijn gestel langzaam maar zeker werd gesloopt, zozeer dat hij tenslotte met vervroegd pensioen moest gaan. Een paar maanden daarna, in januari 1913, ging het bericht van zijn dood door het dorp. Hij werd betreurd door velen, niet door allen. Dezen beschouwden hem als een groot man, die veel voor de dorpsgemeenschap had betekend, genen als een mens vol feilen, die bijvoorbeeld in staat was tot de goddeloosheid om kinderen het gevaar van water in te prenten door hun wijs te maken, dat zij in kikkers zouden veranderen, als zij verdronken.Ga naar eind18. Maar groot waren in elk geval de genegenheid en de bewondering die zijn zoon Anton hem toedroeg en die nog groeiden in diens eenzame puberteit, waarin hij weinig contact had met leeftijdgenoten. In de Scheveningse strafgevangenis met de dood voor ogen dacht hij aan zijn vader terug als aan ‘mijn beste jeugdvriend’.Ga naar eind19. Wat was nu de invloed van deze dominerende man op zijn zoon in diens vormende jaren? | |
[pagina 92]
| |
StempelsTussen de driftige bovenmeester en zijn kleine, venijnige vrouw kwam het herhaaldelijk tot botsingen, die niet onopgemerkt bleven door de goegemeente, daar met name zij er geen been in zag om de vuile was buiten te hangen. Soms klonk haar ongenoegen luid over het schoolplein, dat achter het huis lag, ten aanhoren van de hele schoolbevolking en het kwam voor dat zij demonstratief haar man in het speelkwartier zijn koffie onthield en alleen de andere leerkrachten serveerde. Bij de dorpspompen - en daar wel niet alleen - ging het echtpaar dan ook niet zelden over de tong. Een van de stenen des aanstoots voor Rika Mussert was dat Johan zich in haar ogen te veel voor anderen placht uit te sloven in het voorbijzien van het belang van zijn eigen gezin. Zo stond hij altijd direkt klaar om zwakke leerlingen die verder moesten leren - wat toen automatisch inhield dat ze uit een gegoed milieu kwamen - de nodige bijlessen te geven, waarvoor hij echter tot haar niet geringe ergernis weigerde geld te vragen.Ga naar eind20. Voor de kinderen Mussert waren deze op straat liggende ruzies uiteraard bijzonder pijnlijk. Dat met name zijn verafgode vader het mikpunt van spot en leedvermaak was, moet voor Anton ondraaglijk zijn geweest. Afgezien hiervan vormden de Musserts een ouderwets, degelijk gezin, waar de traditionele opvattingen van deugd en eer hoog werden gehouden en de kinderen als richtsnoer meegegeven, waarnaar zij zich als afspiegeling van de voorbeeldigheid van hun ouders - waar dus in de praktijk wel wat af te dingen viel - hadden te gedragen, want zo bezien lag een vergrijp hunnerzijds eigenlijk min of meer in het vlak van de persoonlijke beledigingen. Toen Anton eens ziek van school thuis bleef, maar zich nadat de lessen begonnen waren weer voldoende hersteld voelde om op het Kerkewiel te gaan varen, was dit voor zijn vader dan ook aanleiding om hem als een soort halsmisdadiger te beschouwen.Ga naar eind21. Anton Mussert heeft zich volkomen geïdentificeerd met het fatsoensideaal dat hij van huis uit meekreeg, dat wil zeggen de negentiendeeeuwse burgermansmoraal die de Brave Hendrik en de Zoete Maria had gebaard. Die werd het wezenskenmerk niet alleen van zijn persoonlijk leven, maar ook van de politieke beweging die hij schiep. De pijlers van dit fatsoen waren godsdienst, vaderlands- en Oranjeliefde, zuinigheid en vlijt. De Musserts waren Nederlands hervormd. De godsdienst was niet meer dan een uiterlijke vorm voor hen, maar daarom nog geen onbeduidend ingrediënt van hun burgerlijke etiek, die atheïsme afwees als onbetamelijk, een produkt van de marxistische geest uit de afgrond. Zij gingen in Werkendam regelmatig ter kerke in overeenstemming met de normen van die kleine gemeenschap. De kinderen werden gedoopt, bezochten de catechisatie en de oudste drie deden er belijdenis, Anton en Coby heel typerend niet: inmiddels was de familie naar Delft verhuisd, waar haar anonimiteit een en ander overbodig maakte. De enige godsdienstige formaliteit in de familiekring was het bidden van het Onze Vader aan tafel, omdat zonder meer aanvallen op het eten bij de beesten af was. Uit de bijbel werd er nooit gelezen. In zijn latere leven was Anton Mussert onkerkelijk en volgens wat voor ogen was ongodsdienstig, maar godsvertrouwen - als morele, niet als religieuze bron - was conform zijn opvoeding een van de grondslagen van zijn denken, naast vaderlandsliefde en verering van de arbeid.Ga naar eind22. Vaderlandsliefde was de impuls die hem uiteindelijk in de politiek deed belanden, waar hij in een maalstroom van compromissen met de paradoxale uitkomst van landverraad ten onder ging. De Oranjegezindheid die de nsb voor de oorlog ten toon spreidde, was geen propagandistische franje, maar vloeide recht uit het hart van de ‘Leider’. Johan en Rika Mussert voedden hun kinderen in arbeidzaamheid op. In moestuin en boomgaard, waar altijd veel werk lag, moesten zij al vroeg de handen uit de mouwen steken, vooral tijdens de topdrukte van oogst en inmaak. Moeder Rika maakte zelfs wijn - van de druiven die tegen de zuidelijke | |
[pagina 93]
| |
muur van het huis groeiden. De jongens werden door hun vader tot in de perfektie in het timmervak, het oude familie-ambacht, onderricht. Op zijn vijftiende maakte Anton als huwelijksgeschenk voor zijn zuster Leni en zwager Willem Terpstra een tafel, die een volmaakt staaltje meubelmakerswerk was. Er was geen spijker of schroef aan te pas gekomen. Tegen zijn zwager, die hem in een ver verschiet zou vergezellen naar de executiepaal in de duinen bij Scheveningen, zei hij trots: ‘Ga er maar op staan, spring er maar boven op! Je zult zien dat er geen beweging in komt.’Ga naar eind23. IJver en zuinigheid, sommigen zeiden gierigheid, behoorden tot de opvallendste eigenschappen van Anton Mussert. In politiek opzicht was Johan Mussert een conservatief liberaal, lid van de Vrijheidsbond, waarin het behoudende liberalisme zich in 1907 uitkristalliseerde en waarbij Anton zich later in navolging van zijn vader ook aansloot. En een conservatieve liberaal is hij in de geest altijd gebleven. De scherpzinnige Seyss-Inquart karakteriseerde hem in 1940 terecht als een ‘liberaal nationalist’.Ga naar eind24. Een nazi werd hij nooit. De Werkendamse bovenmeester, door zijn zoon zo kritiekloos vereerd dat die zich volledig vereenzelvigde met zijn - weinig genuanceerde - levensvisie, kan bij wijze van spreken als de grootvader van het Nederlandse nationaal-socialisme worden beschouwd, dat door zijn afwijking van het Führerprincipe, het racisme en antiklerikalisme die naam ten onrechte droeg. | |
In de jongenskiel1900. De intrede van de nieuwe eeuw heeft voor de toeschouwers ongetwijfeld een extrafeestelijk karakter gegeven aan het vuurwerk boven het Kerkewiel in de oudejaarsnacht. Voor Adje Mussert brak een nieuwe levensfase aan, die van de lagere school, de aloude abc-methode, griffel en lei en in een later stadium de kroontjespen, de blauwzwarte inkt in het in de zware schoolbank verzonken potje onder het zinken schuifdekseltje. Het had maar weinig gescheeld, of hij was er nooit aan toe gekomen. Die winter waagde hij zich in zijn eentje op het toegevroren Kerkewiel en zakte door het ijs. Dankzij bakker Arie Brienen, die juist voorbijkwam, bracht hij het leven eraf. Niemand kan bij benadering zeggen, hoe vaak Arie Brienen later heeft verzucht: ‘Had ik hem maar laten verzuipen!’Ga naar eind25. Adje had niet veel contact met andere kinderen. Op het schoolplein deed hij meestal niet mee met hun spelletjes. Zodra de bel voor het speelkwartier luidde, haastte hij zich naar huis en verscheen pas weer als de school aanging. Hij was klein en als gevolg van de wetmatigheid dat zwakheid agressie aantrekt, liep hij nogal eens klappen op van de rauwe dorpsjeugd, waartoe het feit dat hij tot een andere sociale kring behoorde dan de meeste kinderen nog het zijne bijdroeg. Hij lokte trouwens vaak zelf de vijandelijkheden uit met schelden. Hij kon furieus schelden met een harde, schelle stem. Een mensenleeftijd later wist een Werkendamse nog te vertellen, hoe hij ‘Rooie!’ of ‘Vuurbol!’ krijste - vanaf veilige afstand - zodra hij haar zag.Ga naar eind26. Toen hij zijn hart verpand had aan een meisje in zijn klas, wist hij het voor elkaar te krijgen dat hij naast haar mocht zitten. Hij gooide echter zijn eigen glazen in door indruk op haar te willen maken door baldadig gedrag met als gevolg dat hij weer verplaatst werd - tot zijn intens verdriet, zoals hij haar jaren later onthulde.Ga naar eind27. De schoolstrijd, cause célèbre van de vaderlandse politiek dier dagen, manifesteerde zich ook in het Merwededorp, zich bij tijd en wijle ontladend in geregelde veldslagen tussen ‘openbaren’ en ‘fijnen’. Voor laatstgenoemden was meester Mussert de hoofdman van een vijandelijke stam, die zij indirekt konden treffen door zijn zoon te grazen te nemen, wat zij dus bij gelegenheid deden. Diep was de indruk die de geschiedenislessen van zijn vader op de jonge Mussert maakten. Zijn leven lang behield hij een bijzondere liefde voor de vaderlandse historie. Hij gunde zich | |
[pagina 94]
| |
later nooit veel tijd om te lezen, maar voor boeken over geschiedenis maakte hij graag een uitzondering. In zijn jeugd werd er veel aandacht aan dat vak besteed, omdat het als waardevol middel voor het aankweken van de deugd van vaderlandsliefde werd gezien. Het droeg een sterk Hollando-centrisch karakter met de nadruk op de glorietijd van de Republiek. Tot de historische figuren die hij op de dorpsschool leerde kennen, behoorden Van Oldenbarnevelt, de De Witten en De Ruyter, aan wie hij zich, staande voor het tribunaal dat hem ter dood veroordeelde, spiegelde, omdat zij eens net als hij van verraad waren beschuldigd, maar door het gerechtshof van de geschiedenis niet alleen gerehabiliteerd werden, doch zelfs verheven tot grote vaderlandse helden. Hij was klein voor zijn leeftijd, maar stevig gebouwd en breed in de schouders. Hij had kort geknipt haar met een klein kuifje - een jongetje van een plaatje uit Ot en Sien - dat heel donker was en verrassend contrasteerde met zijn helblauwe ogen. Zijn kogelrond gezicht weerspiegelde meestal een ernst die niet bij zijn leeftijd leek te passen. Een eenzelvig kind. In 1907 bij de aanvang van het nieuwe schoolj aar ging hij als een van de weinige bevoorrechten uit zijn dorp naar de middelbare school, waarvoor zijn vader hem terdege had opgeleid - de Rijks hbs in Gorkum. Op de fiets - nog een kostbaar, dus zeldzaam bezit - ging hij over de dijk naar Sleeuwijk, een twintigtal minuten gaans, vanwaar hij met het veerpont de Merwede overstak naar het historische stadje, ‘waar Maas en Waal tezamen vloeien’. ‘Die jongen van meester Mussert’, zoals de Werkendammers zeiden,Ga naar eind28. was op de middelbare school over het geheel genomen een vrij behoorlijke leerling, niet meer. Als student was hij briljant, als hbs-er beslist niet, een laatbloeier, met name op het gebied van de wiskunde, waarin hij zich als student onderscheidde,Ga naar eind29. maar op de hbs had hij er meermalen een onvoldoende voor op zijn rapport en hoger dan een zeven scoorde hij nooit. Met Duits was het nog heel wat minder gesteld: een constante onvoldoende. ‘Ik ben er nooit sterk in geweest,’ zei hij later eufemistisch.Ga naar eind30. In boekhouden was hij daarentegen een kei. Misschien heeft hem dat geholpen bij de opbouw van zijn rijkdom. Ook in gymnastiek blonk hij uit, niet zozeer omdat hij als zijn vader gedreven werd
door hartstocht voor sport, maar door geldingsdrang. Het stak hem steeds meer, dat hij zo ongelukkig was geweest het kleine postuur van zijn moeder geërfd te hebben. In de gymnastiekles moesten de jongens zich in volgorde van lengte opstellen, aflopend van groot naar klein. Gedurende zijn hele schooltijd bleef hij aan de voorlaatste plaats genageld, een vernedering die leidde tot een streven om figuurlijk te bereiken, waartoe hij letterlijk niet in staat was: uitsteken boven de anderen, die hem bespotten omdat hij zo'n onderdeurtje was. Zijn gespierde bouw hielp hem hierbij. Er school onvermoede kracht in dat kleine lijf en een energie die nog op andere wijze een uitweg zocht: rebelleren tegen de schoolorde - eveneens uit zucht naar erkenning door de troep. Hij maakte de banken in de klas mobiel door er rolletjes onder aan te brengen en verwierf zich een reputatie in het uitstoten van leeuwengebrul. De direkteur, een stijf-deftig, Stastokachtig heertje, dat men nooit zonder hoge hoed en geklede jas op straat zag, wist niet wat hij met deze tomeloze buitenleerling moest beginnen. ‘Die jongen van meester Mussert’ zat toen in de tweede klas. Hij bracht een rapport met zeven onvoldoendes thuis. Het causale verband met zijn gedrag lijkt evident. Zijn leraren waren het over eens dat hij tot mislukken gedoemd was. De situatie leek alleszins rijp voor een van vader Musserts driftaanvallen. Wonderlijk genoeg bleef die ijzig kalm, wat een onuitwisbare indruk op de zoon maakte. Hij zei slechts: ‘Nog een zo'n rapport en je wordt brievenbesteller.’ Zijn vader kennende, wist Anton dat dit geen loos dreigement was en daar het geboden perspectief hem niet lokte, ging hij hard aan het werk, geholpen door zijn wiskundeleraar Sas, die door zijn inzet om de toekomstige ‘leider van het Nederlandse volk’ in een kritieke fase van diens | |
[pagina 95]
| |
schoolcarrière wiskunde bij te brengen de geschiedenis haalde. Zijn leerling ging over, werd dus geen postbode, maar vooralsnog evenmin een bolleboos in wiskunde: op het paasrapport in de derde klas had hij er nog een vijf voor. Klachten over zijn gedrag kwamen de direkteur niet meer ter ore. Zijn praktische intelligentie wendde hij voortaan voor positiever doeleinden aan dan om schoolmeubilair tot woede en wanhoop van zijn leraren heen en weer te laten rijden. Als kind stelde hij al een onderzoek in naar de draagkracht van planken door die over een goot te leggen en er zijn huisgenoten over te laten lopen. Als hbs-er ontwierp hij allerlei stellingen voor de fruitpluk en op zijn vijftiende deed hij zijn omgeving versteld staan door een vindingrijke constructie, waarmee de drie roeiboten van de familie 's winters met één handeling op het droge getrokken konden worden. In zijn vrije tijd trok hij er meestal met zijn hengel op uit. In het weekend zocht hij graag de eenzaamheid van de Biesbosch op. Evenmin als op de lagere school had hij als middelbare scholier veel omgang met leeftijdgenoten. Men krijgt niet de indruk, dat hij er veel behoefte aan had, althans niet zolang zijn vader nog leefde, maar als deze contactarme mens eenmaal een bepaalde band had met iemand, was hij geneigd daar zeer trouw aan te zijn. Jan Wink, met wie hij op de hbs wel optrok, zocht hij in zijn latere leven meer dan eens op en nodigde hem, inmiddels door Hitler tot ‘leider van het Nederlandse volk’ benoemd, een keer uit op het zogeheten Secretaire van Staat in Den Haag, hoewel zijn vroegere schoolkameraad geen enkele sympathie voor de nsb voelde. In Gorkum, een hele stad vergeleken bij Werkendam, was hij een boertje van buiten, alleen om die reden soms al het mikpunt van plagerij. Op een keer was hij een hele dag zoek. Tenslotte werd hij aangetroffen in een wc, waarin zijn klasgenoten hem hadden opgesloten. In 1912 behaalde hij het hbs-diploma. Hij was net achttien en evenals zijn vader eertijds vol ambitie om iets te worden in de wereld. Johan Mussert was inmiddels een doodziek man, niet meer in staat zijn werk te doen. Het was stil geworden in het grote schoolhuis. De oudste drie kinderen waren uitgevlogen, alleen Ad en de veertienjarige Coby waren nog thuis. Adje was Ad geworden, een evolutie die evenwel niet gerechtvaardigd werd door toename in lichaamslengte. Het enige wat merkbaar langer was geworden was zijn kuif, die hij nu zorgvuldig naar achteren kamde. Marine-officier wilde hij worden, een keuze waarbij hij geïnspireerd werd door zijn broer Jo, die officier was bij de landmacht en tegen wie hij als kind hoog had opgekeken, als die met verlof thuis was en zich in zijn kranige uniform in de dorpsstraatjes of in de kerk vertoonde. Er stak ook vaderlandsliefde achter zijn plannen, want de jonge Mussert was reeds wat hij tot aan het ogenblik, waarop de twaalf lopen van het executiepeloton op hem gericht werden, zou blijven: een vurig patriot, wat in zijn jonge jaren onder meer bleek uit zijn lidmaatschap van de vereniging ‘Onze Vloot’. De klap kwam hard aan, toen hij werd afgekeurd, omdat hij te klein was.Ga naar eind32. De ironie van het lot wilde, dat hij daarna nog aanmerkelijk groeide, wat dus betekent dat hij op zijn achttiende nog heel wat kleiner was dan de 1.65 meter die hij later mat.
Summa summarum geen jeugd, waarin de kiemen van een komend leiderschap manifest waren, tenzij men die op het gevaar van hineininterpretieren af wil zoeken in gevoelens van minderwaardigheid door zijn kleine gestalte en geïsoleerde positie, die een streber van hem gemaakt kunnen hebben, de streber die hij onmiskenbaar was. Hoe het zij, in zijn Werkendamse periode wees niets erop, dat zijn geboortehuis nog eens een soort bedevaartsoord zou worden. Zover kwam het, toen leden van de Nationale Jeugdstorm naar het schoolhuis in Werkendam kwamen en elkaar vol devotie het raam van zijn jongenskamer wezen. |
|