| |
| |
| |
Henk Wolzak Vragen over Dostojevski
Toen de bekende theoloog Romano Guardini benoemd werd tot hoogleraar aan de universiteit van Berlijn, vroeg Guardini hoe men zich de uitvoering van die opdracht voorstelde.
De regeringsvertegenwoordiger moest het antwoord schuldig blijven en zei laconiek: ‘Professor, dat is uw zaak!’
Ten einde raad ging hij naar zijn vriend Max Scheler en die raadde hem aan om de werken van Dostojevski te analyseren en vervolgens van katholiek standpunt te belichten. Door deze raad aangemoedigd nam Guardini de benoeming aan.
De Utrechtse kerkhistoricus professor Quispel schreef: ‘Wat moeten wij doen om onze tijd te begrijpen? Dostojevski herlezen.’
Tegen zijn studenten heeft professor Buijtendijk eens gezegd: ‘Als u moest kiezen tussen uw studieboeken en Dostojevski, kies Dostojevski.’ Eind van de jaren vijftig is gebleken dat bij de meest geliefde schrijvers van de jeugd van St. Germain des Prés, Dostojevski op de eerste plaats stond.
In een recent interview zei de dissidente Russische kerkhistoricus Anatoli Levitin Krasnov, dat het hele moderne leven te vinden is in de Boze geesten van Dostojevski.
We kunnen spreken van de actualiteit van Dostojevski. In de jaren twintig was Dostojevski in ons land een veel gelezen schrijver. Ter gelegenheid van het feit dat het in 1921 honderd jaar geleden was dat Dostojevski werd geboren, heeft Dirk Coster in De Stem de antwoorden gepubliceerd die de redactie had gevraagd op vijf vragen over Dostojevski aan verschillende publicisten. Nu, zestig jaar later, honderd jaar na de sterfdag van Dostojevski, leek het voor het speciale Maatstafnummer een goed idee om de vragen van Coster (1 t/m 5) nu opnieuw aan enkele publicisten te stellen aangevuld met vijf andere vragen, vergezeld van wat speculatieve ‘toelichting’.
Twee duidelijke overeenkomsten in de antwoorden van 1921 en 1981 zijn: a. geen absolute aanvaarding van Dostojevski en b. de pro's en contra's.
Frans Erens, woordvoerder van De Nieuwe Gids is van mening dat Dostojevski geen enkele betekenis voor de Tachtigers heeft gehad. Hij wijst Dostojevski af, evenals Maarten 't Hart. Voor Herman Robbers is Dostojevski een van de grootste schrijvers en die mening is ook Verkuyl toegedaan. Professor Heering verklaart in de enquête van Coster: ‘Een westerse reactie: maar de mensen van Dostojevski doen niets!, kwam pas later bij mij boven. Daarvoor laat de schrijver onder de lectuur te sterk voelen, dat de handeling van den geest de belangrijkste is.’ Voor de vrolijke noot onder de ondervraagden tekent Karel van het Reve.
| |
De vragen van Dirk Coster
1. Wanneer laast U voor de eerste maal een werk van Dostojevski en herinnert U zich nog welke indrukken dit in U wekte?
2. Heeft de voortgezette lectuur van zijn werken beteekenis voor U gehad, en zoo ja, kunt U ons daaromtrent iets mededelen?
| |
| |
3. Welk werk van Dostojevski beschouwt U als zijn centrale schepping: Schuld en Boete of een der latere hoofdwerken (De Idioot, De Demonen, De Gebroeders Karamazoff)?
4. Is Dostojevski's zielsontleding U zeer vertrouwd, of uiterst vreemd? M.a.w. is zijn werk U in de eerste plaats aanleiding geweest, om Uzelf dieper te peilen, de menschen Uwer omgeving beter te doorzien, kort om Uw eigen wezen dichter te benaderen, of heeft hij U voor alles gefascineerd door de openbaring eener U vreemde gedachte- en gevoelswereld: de Russische, of zo men wil, de Aziatische?
5. Welke acht gij Dostojevsky's beteekenis voor de religie, en speciaal voor de religie der toekomst?
| |
De vragen van Henk Wolzak
6. Is Dostojevski progressief of conservatief, cq links of rechts? (In de tijd van Dostojevski werden diens invloeden zowel in progressieve als conservatieve zin benut voor allerlei ideologische doeleinden, sociaal, mentaal, religieus, cultureel etc. Later zijn veel meer de begrippen links en rechts in zwang geraakt met als uiterste uitlopers en tegenpolen communisme en fascisme. Degenen die politiek links staan kunnen er reactionnaire opvattingen op na houden, degenen die politiek rechts staan progressieve.)
7. Wat is uw mening over Dostojevski als schrijver. Kan hij om zijn stijlvernieuwende invloed tot de zeer grote schrijvers gerekend worden of is Dostojevski de grootste van de slechtst schrijvende grote schrijvers? (Schrijvers die stilistisch niet tot de grootmeesters behoren kunnen zich soms toch handhaven in het walhallah van de wereldliteratuur maar ze worden vaak niet meer of schaars gelezen. Dostojevski blijft bij zijn stilistische omstredenheid tot de meestgelezenen behoren.)
8. Wat zijn volgens u overeenkomsten met of verschillen tussen Dostojevski en andere schrijvers die ondanks een zekere omstredenheid toch volgens de nuchtere communis opinio in het topje van de wereldliteratuur zitten als Thomas Mann, Strindberg, Stendhal, Balzac. Bij Dostojevski doet zich heel sterk het verschijnsel voor dat een zeer groot aantal lezers radicaal vóór en zeer groot aantal lezers radicaal tegen is. Vertegenwoordigt Dostojevski in deze zeer tegenstrijdige waardering soms een heel bepááld aspect van de literaire verbeeldingskracht?
9. Wat is voor u de actualiteit van Dostojevski? (In Boze geesten vinden we uitspraken die van Lenin zouden kunnen zijn en treffen we zinsneden die uit Hitlers Mein Kampf zouden kunnen stammen. Bij Dostojevski zien we intellectuelen pogingen doen hun hooggestemde idealen te verwezenlijken vanuit een perfide ideologie. Verbééldt Dostojevski alleen volstrekt tegengestelde ideologieën of veróórdeelt hij deze ook? Was hij een dissident van de 19e eeuw?)
10. Is Dostojevski volgens u de grootste schrijver en waarom? Indien dit volgens u niet het geval is, wáár zou u hem dan wel plaatsen op de ranglijst van de wereldliteratuur en waarom? (Ook indien u Dostojevski werkelijk niet om door te komen vindt: waarvandaan komt dan uw walging?)
| |
Charles B. Timmer
1. Zoiets herinner je je toch niet meer.
2. Omtrent de voortgezette lectuur van Dostojevski's werken kan ik slechts mededelen dat ik die lectuur heb voortgezet.
3. Geen van de genoemde werken. Vrager heeft het over een ‘centrale schepping’. Wat is dat? Centraal in het oeuvre van Dostojevski staat zijn boek Aantekeningen uit het ondergrondse. Hierover is iedere Dostojevski-deskundige het wel eens.
4. Dit is een van die bespottelijke vragen uit de jaren twintig, waarop alleen een bespottelijk antwoord kan worden gegeven. En dat doe ik niet.
5. Dostojevski is na zijn dood door ‘de religie’ uitgebuit. Eigen schuld, want hij heeft in zijn laatste romans de religie uitgebuit.
6. Alleen op kleine schrijvertjes is het stempel
| |
| |
‘links’ of ‘rechts’ van toepassing. Dostojevski was een schrijver van formaat en stond dus links en rechts, boven en beneden, onder, naast en buiten zulke categorieën. Wil men toch een antwoord, dan dit: Dostojevski was rechts genoeg om in de boekenkast van een predikant te kunnen staan en links genoeg om zonder lijfsgevaar door een sovjetcommunist te kunnen worden gelezen.
7. Dostojevski schreef nooit zo'n slechte stijl als die van vraagsteller hier: hoe kan men nog iets zinnigs denken bij de onzinnigheid van ‘de grootste van de slechtst schrijvende grote schrijvers’? Bij het superlatief ‘slechtst schrijvende’ is er immers geen keus van ‘grootste’ mogelijk. Het verhaal dat Dostojevski's stijl slecht is komt uit de mond van mensen die geen Russisch kennen en hun oordeel baseren op slechte vertalingen. Bovendien moet men bij problemen van stijl (goed of slecht) eerst de normen van ‘goed’ en van ‘slecht’ vaststellen. Is die norm: de mate van adequaatheid, m.a.w., is ‘goede stijl’ er een die de ‘boodschap’ van de auteur volledig op de lezer overbrengt, dan is Dostojevski's stijl uitzonderlijk goed: zijn gejaagdheid, zijn gedrevenheid, zijn bezetenheid komen volledig op de lezer over - dank zij zijn manier van zeggen, dus - door zijn stijl.
De vraagsteller zegt in zijn commentaar bij deze vraag: ‘Dostojevski kon bij voorbeeld geen boom beschrijven.’ Waar haalt hij dat vandaan? Misschien wilde Dostojevski geen boom beschrijven? Misschien vond hij dat niet leuk? [Ik ga van de weeromstuit zelf al vragen stellen!].
8. Het enige mogelijke antwoord op deze vraag is:
a. de overeenkomst met andere bekende grote schrijvers is dat Dostojevski een groot schrijver was;
b. het verschil met andere bekende grote schrijvers is dat Dostojevski anders, d.i. Dostojevski was.
9. De actualiteit van Dostojevski wordt door de lezer gemaakt. In zijn stoel. Tijdens zijn lectuur. Voor zichzelf. Een ander soort ‘actualiteit’ is niet voorstelbaar.
Wanneer de vrager in zijn commentaar zegt dat hij in Boze geesten ‘citaten uit Hitler's Mein Kampf’ heeft gevonden, is dit een geweldige ontdekking. Waarom noemt hij die citaten niet? [Wederom een vraag van mijn kant!].
10. Termen als ‘de grootste schrijver’ dienen onder serieuze mensen niet te worden gebruikt, wanneer zij het over literatuur hebben. Per slot van rekening gelden in de literatuur andere maatstaven dan in de wielersport.
| |
Maarten 't Hart
Dit is een grappige enquête. Wie de ruim 10 (sommige vragen vallen uiteen in twee of drie ondervragen) vragen beantwoordt, geeft daarmee niet alleen zijn mening te kennen over Dostojevski, maar ook over politieke begrippen als ‘links’ en ‘rechts’, over wie de grootste schrijver is, als Dostojevski dat niet is, over religie, over de toekomst, en over de Russische of, zo men wil, de Aziatische ziel. Men moet welhaast theoloog, politicoloog, futuroloog en antropoloog zijn om deze enquête te kunnen beantwoorden. Enfin, toch maar proberen.
1. Ik las voor het eerst een werk van Dostojevski in januari 1961. Ik was toen zestien jaar oud. Ik kwam ertoe om op die leeftijd De gebroeders Karamazov ter hand te nemen omdat ik in Buddingh's onvolprezen Encyclopedie voor de Wereldliteratuur had gelezen dat De gebroeders Karamazov ‘de grootste roman van de wereldliteratuur’ is. Misschien was ik toen nog te jong voor D., maar erg geboeid was ik niet. Pas een half jaar later, in juni 1961, las ik de Memoires uit het Sousterain, dat me meer boeide dan Karamazov, maar waarvan me ook bijbleef dat de mensen erin elkaar zo wreed behandelden. Nog een maand later las ik Misdaad en straf. Daarna hield ik op met D. Hieruit concludeer ik - ik kan me er verder niets van herinneren - dat de lectuur van Misdaad en straf, na alle goeds wat ik over het boek had gehoord, mij tegenviel. Ware dat niet het geval geweest dan zou ik
| |
| |
verder gelezen hebben. Pas in juli 1962 las ik De idioot. Weer ruim een half jaar later las ik al het andere werk, voorzover vertaald in het Nederlands, voornamelijk uit interesse, niet omdat het me boeide. Ik constateerde zelfs dat ik onrustig en nerveus van D. werd, ja, dat de lectuur van zijn werk me fysiek tegenstond en dat ik er soms bijna onpasselijk van werd. Een vreemde ervaring - nimmer opgedaan bij enig ander schrijver. Los hiervan viel me op dat mij zo weinig bijbleef van D. Van De idioot herinnerde ik me, een half jaar nadat ik het gelezen had, alleen nog de scène met de vaas en het slot. Van Karamazov was me alleen bijgebleven dat er iemand uit het raam hing en iets riep en van Misdaad en straf alleen de beschrijving van de moord. Slechts Herinneringen uit een dodenhuis bleef in het geheugen - dat was tenminste enigszins beeldend geschreven. Mijn indruk toen, die ik voor een verkeerde indruk hield, was dat D. een overschat schrijver was. Ik kon tenminste niet begrijpen dat Vestdijk hem zo bewonderde. Dostojevski leek me een schrijver zonder zintuigen. Al wat er in zijn boeken gebeurt, speelt zich af in omgevingen die niet beschreven worden, of zo summier en zo onbeholpen dat je die omgevingen niet ziet. In de boeken van D. wordt alleen maar geleuterd, zei ik toen tegen mezelf, en voor dat geleuter ben ik blijkbaar nog te jong, later zal ik wel begrijpen waarom het een groot schrijver is. Toch was het een hele opluchting voor me om op het college van Karel van het Reve de ketterse mening te horen dat D. een hopeloos slecht schrijver is. Ik heb nu, voor het artikel Dickens en Dostojevski, veel van het werk nogmaals gelezen en meer dan ooit ben ik ervan overtuigd dat Joseph Conrad gelijk had toen hij over D. schreef: ‘Het klinkt mij in de oren als woest geschreeuw uit prehistorische tijden’ en ‘het is verschrikkelijk slecht’ (over
De gebroeders Karamazov waarover hij ook nog meedeelde ‘an impossible lump’). Hij zegt dat in een brief aan Erward Garnett, wiens vrouw D. in het Engels vertaalde, hetgeen Conrad ook nog in de pen gaf: ‘'s Mans kunst verdient dit buitenkansje niet’. Ik geloof ook dat Tsjechov gelijk had toen hij zei: ‘veel te lang en onbescheiden. Te pretentieus.’ Hoe komt het dan dat D. toch overal opgehemeld wordt? Omdat zijn werk diepzinnig en mysterieus lijkt, omdat hij polyinterpretabel is, dankzij 's mans onvermogen om helder en precies te schrijven. Wat echt goed is, daar kan de kritiek niet veel meer aan toevoegen - het werk van Toergenjev, zo oneindig veel beter dan dat van D., heeft lang niet zoveel kritisch commentaar uitgelokt, juist omdat het perfect is, omdat er niets meer aan toegevoegd hoeft te worden, omdat het zijn eigen uitleg en interpretatie in zich draagt. Daarbij komt dat D.'s werk ook nog een verheven religieuze inslag heeft, en dat is natuurlijk ook gefundenes fressen voor allerlei exegeten.
2. De voortgezette lectuur van zijn werken heeft voor mezelf nooit veel betekenis gehad; ik heb zijn werk altijd met grote tot zeer grote tegenzin gelezen, altijd vol verbazing over al die anderen die er zoveel in zien, altijd vol ergernis over de onmogelijke stijl, het onophoudelijk schreeuwerige van zijn werk, altijd ook hoogst verbaasd over het feit dat het werk van Gontsjarov lang niet integraal in het Nederlands is vertaald terwijl zo'n prachtig boek als Het fregatschip Pallas per bladzijde al beter is dan het werk van D. bij elkaar. Had D. ook maar ooit eens één keer een natuurbeschrijving kunnen leveren van het soort waarvan Het fregatschip Pallas wemelt, dan zou men hem al veel kunnen vergeven.
3. De centrale schepping? De demonen zeker niet; een uiterst rommelige roman. Eerst ruim 600 onleesbare bladzijden; dan nog een paar lugubere hoofdstukken die wel aangrijpend zijn, maar waarbij het ‘overstatement’ weer hoogst hinderlijk is. Schuld en boete is misschien nog het meest geslaagd omdat het het minst rommelig is. In De gebroeders Karamazov wordt geprobeerd om met een polsstok over zee te springen. De idioot heeft een indrukwekkend slot, maar ook weer op de grens van het melodramatische. Vroeger werk is misschien beter, zoals Het dorp Stepantsjikovo, maar het enige echt overtuigende werk - en dat is overtuigend om- | |
| |
dat D. daarin iets moest beschrijven dat hij had meegemaakt - is Herinneringen uit het dodenhuis.
4. D's zielsontleding is mij vreemd. Daar het de eerste Russische schrijver was die ik las, kreeg ik de indruk dat Russen hevig gebarende mensen zijn die elkaar altoos in deuropeningen de vreselijkste verwijten maken en die nooit werken maar dag en nacht eindeloze gesprekken voeren en bij het minste of geringste al beginnen met het stuk scheuren van hun kleren. Ze huilen en schreeuwen onophoudelijk, ze wringen hun handen, ze blozen tot ze vuurrood zien in hun gezicht, ze stampvoeten, trekken hun haren uit, maken ruzie, schelden op elkaar, reppen zich in ‘de hevigste’ vertwijfeling over de straat.
Hoeveel verstandige Russen ik daarna ook gelezen heb - Toergenjev, Tolstoi - dat eerste beeld liet zich niet uitwissen, dat was in me gebrand door al die Dostojevski-romans. Ik heb dat onlangs gemerkt. Ik maakte toen voor het eerst kennis met een Russisch studentenechtpaar, ik had daarvoor nooit Russen ontmoet. Stomverbaasd constateerde ik dat het heel rustige mensen waren die best lang op een stoel konden zitten en zacht spraken en niet met deuren gooiden, en je niet aan je neus door de kamer trokken of in je oor beten. Ze waren zelfs timide en bescheiden, spraken niet met stemverheffing, huilden niet, schreeuwden niet, wrongen hun handen niet. Het waren, kortom, heel gewone mensen.
Uit het werk van D. leer je de mensen in je omgeving niet beter doorzien. D. was een fantast, geen observator. Uit het werk van Trollope, Fontane, Toergenjev leer je de mensen beter doorzien.
5. Dostojevski's betekenis voor religie en speciaal voor de religie van de toekomst? Wel, de religie heeft helemaal geen toekomst meer (a), en de religie heeft helemaal geen betekenis meer (b). Uit a + b volgt dat D. geen betekenis heeft voor de religie van de toekomst.
6. De begrippen links en rechts vind ik onbruikbaar. Ik verdeel de mensen altijd in aardige en nare mensen en het is me opgevallen dat dat niet samenvalt met het onderscheid tussen links en rechts. Of D. een aardige, dan wel een nare man was, kan ik niet goed achterhalen. Ik geloof niet dat ik met hem had kunnen opschieten, maar dat zegt natuurlijk niets.
7. D. kan vanwege zijn stijl natuurlijk absoluut niet tot de grote schrijvers gerekend worden. Hij kon namelijk helemaal niet schrijven. Ik ken geen Russisch en neem aan dat vertalers zijn proza over het algemeen in beter Nederlands hebben overgebracht dan feitelijk zou moeten. En zelfs als dat niet waar is, als het Nederlands van de vertalingen een getrouwe weergave is van het oorspronkelijk, dan is D. toch al de slechtste stilist uit de wereldliteratuur. Vergeleken met hem schreven Balzac en Walter Scott nog als engelen. Toch maakt dat zijn werk niet moeilijk leesbaar, al is het wel jammer dat er bij hem nooit een stijlvondst gevonden kan worden, nooit één poëtische of zelfs maar overtuigende beschrijving van een landschap, een gebouw, het uiterlijk van iemand, een maannacht of wat dan ook. Nee, zijn werk is onleesbaar door het permanente overstatement. En misschien ben ik er wel extra gevoelig voor omdat ik zelf ook de neiging heb tot ‘overstatement’. Bijna al zijn werken bestaan uit in extenso weergegeven lange monologen die mensen tegen elkaar houden (let wel: monologen; dialogen komen bij D. nauwelijks voor, hij kon helemaal geen dialogen schrijven). Die monologen zijn meestal verward, hoogdravend en bijna altijd extatisch. Tussen die monologen door staan altijd uitroepen van het type: ‘Hij sprong plotseling op’, ‘Hij bleef aan de grond genageld staan’, ‘Hij wrong zijn handen in de hevigste vertwijfeling’, ‘Haar gezicht werd vuurrood en ze huilde hartverscheurend’, ‘Ploert! schreeuwde Lambert die zich niet langer kon beheersen.’ (Dat hoeft er niet achter, dat blijkt al wel uit de uitroep). ‘Nee, Lambert, jij kunt opdonderen en ik zal jou mores leren.’ ‘Afrekenen! riep Lambert razend. Zijn handen beefden van woede’ (Dit alles op één bladzijde van De Jongeling). Nu sla ik De
idioot open, op blz. 17 (Van Oorschot-uitgave). Wat gebeurt daar? Eerst ‘snauwt’
| |
| |
Rogozjin. Dan roept een ambtenaar, die ‘helemaal over zijn toeren is geraakt’ iets. Vervolgens roept Rogozjin iets en staat ‘echt paf’. En dan kijkt Rogozjin ook nog iemand woedend aan. Bij D. verkeren de mensen altijd ‘in de meest deplorabele toestand’ en stormen ze ‘hevig ontsteld’ een kamer binnen waarin dan alle anderen ‘hevig geschrokken opspringen’. Bij D. maakt zich voortdurend ‘een gevoel van ontzetting meester’ van zijn personen. Het werk is, door al die ‘binnenstormende’ mensen, al die hevige gevoelens, al die handenwringers, al die fonkelende ogen, half ‘waanzinnige wezens’, al die huilende figuren, net een kerkeraadsvergadering, weergegeven op het moment dat een ruzie over de heilige doop in volle hevigheid losbarst. Het ergste is nog dat al dat overstatement vaak onlogisch is. Als bijvoorbeeld in de ‘Eeuwige echtgenoot’ wordt verteld dat iemand in ‘de hevigste besluiteloosheid’ verkeert, vraag ik me verbaasd af hoe ik me dat moet voorstellen. Of je neemt een besluit, of je kunt dat niet. Maar de ‘hevigste besluiteloosheid’, wat is dat? In Het dorp Stepantsjikovo en zijn bewoners vraagt de ik-figuur, die elders op dezelfde bladzijde ook alweer in ‘hevige verontwaardiging’ iets uitroept aan een meisje: ‘Zegt u eens: ben ik hier in een gekkenhuis beland, of niet?’. Dat is precies de goede vraag als je D. leest. Is dit een gekkenhuis of niet? Ja, luidt het antwoord, dit is de beschrijving van een gekkenhuis. Mijn broer werkt als verpleger in het gekkenhuis St. Joris te Delft en heeft daar een man onderzijn hoede die af en toe probeert om bij anderen een stuk oor af te bijten (Stavrogin). Maar zelfs in gekkenhuizen doen de mensen nog normaler dan in het werk van D. Zelfs in gekkenhuizen is het nog wel eens stil en kan het
voorkomen dat deuren behoedzaam gesloten worden.
Het kan zijn hoor dat D. enige randgebieden van menselijk leven in kaart heeft gebracht. Wrok, woede, verbittering, schuld en de interactie daarvan, dat is zijn terrein, maar het is eeuwig jammer dat hij alles heeft bedorven met beschrijvingen die nergens op slaan. Als ik in De vernederden en gekrenkten lees dat Nellie zich ‘in razernij op een ongelukkige jurk’ werpt, na een onschuldige opmerking van de ik-figuur en deze jurk ‘in een oogwenk’ bijna aan flarden scheurt en dan ook nog moet lezen: ‘Toen ze ophield was ze zo ontdaan, dat ze nauwelijks meer op haar benen kon staan’, vergaat me alle lust om verder te lezen. Natuurlijk komen zulke dingen voor, maar het beroerde is dat bij D. zulke dingen op elke bladzijde voorkomen en dat hij ze bovendien nog niet eens beschrijven kon.
8. Dostojevski behoort tot die categorie van schrijvers die veel kinderen laten optreden in hun werk, die belangstelling hebben voor misdaad en voor idioten. Dat heeft hij gemeen met schrijvers als Dickens, Raabe, Faulkner en Vestdijk. Maar die auteurs schreven alle heel beeldend, D. juist helemaal niet.
9. Actualiteit van Dostojevski? Al eerder citeerde ik Conrad: ‘Het klinkt mij in de oren als woest geschreeuw uit prehistorische tijden.’ Dat is precies juist. Als je D. leest, vraag je je hoogst verbaasd af hoe het mogelijk is dat iemand uit de vorige eeuw boeken kon schrijven die qua problematiek zo verbazend ver van je af staan. Lees je Machado de Assis, Eça de Quieroz, of Fontane dan is het alsof zij schreven over mensen die je nu nog op straat zou kunnen tegen komen. Datzelfde geldt voor zoveel anderen uit de vorige eeuw. Hoe actueel zijn niet Anna Karenina en Madame Bovary. Maar D. is een middeleeuwse figuur.
10. Natuurlijk is Dostojevski de grootste schrijver niet - hij beheerste de allereerste beginselen van het handwerk niet eens. Wie dan wel de grootste schrijver is? Ik zou het niet weten. Ik weet alleen dat ik Wuthering Heights de mooiste roman uit de wereldliteratuur vind en dat ik veel houd van Faulkner, Dickens, Conrad, Söderberg, Proust, Svevo, Thelen, Gotthelf, Raabe, Fontane, Toergenjev, Van Oudshoorn en dat ik bijna alle andere schrijvers uit de vorige eeuw, die nu nog gelezen worden, veel beter vind dan D. Iemand als Machado de Assis overtreft Dostojevski met zijn verhaal over het krankzinnigengesticht zelfs op eigen terrein.
Wat het verschil is tussen Dostojevski en al deze
| |
| |
figuren? Zij overschreeuwen zichzelf niet.
Welke plaats ik D. toeken op de ranglijst van de wereldliteratuur? Tja, ik ben natuurlijk nogal bevooroordeeld, maar ik zou er toch voor willen pleiten hem op de een na laatste plaats te zetten. Op de laatste plaats zet ik de apostel Paulus want die schreef nog slechter dan D. en heeft met zijn brieven de religie in het leven geroepen die volgens Conrad ‘with its impossible standards has brought an infinity of anguish to innumerable souls’.
| |
J.H. Verkuyl
1. Ik was 15 jaar. Het eerste boek dat ik las van Dostojevski was Schuld en boete. Het raakte me tot in de diepten van mijn hart en liet me verstaan wat de neiging om te rukken aan de grenspalen van goed en kwaad in ons aller hart inhoudt. En het deed me tevens verstaan wat verrijzenis en vernieuwing en ommekeer betekenen.
2. Ja. Ik heb in mijn boek De visie van Dostojewski op de mens getracht rekenschap af te leggen van wat de hoofdromans voor mij betekend hebben en betekenen: Schuld en boete (de mens als enkeling), Karamazoff (de collectieve schuld), De demonen (het rijk der duisternis), De idioot (de nieuwe mens in het Rijk Gods).
3. De gebroeders Karamazoff beschouw ik als het compendium van alles wat hij heeft willen zeggen.
4. Het ‘vreemde’ van Dostojevski's boeken ligt voor mijn gevoel in het geheel niet in ‘de Russische ziel’ of de ‘Aziatische’. Het ‘vreemde’ in zijn analyses is, dat het zo schokkend-vertrouwd is, omdat in zijn geschriften mensen handelen zoals ze denken en daarin de ‘misère et gloire’ van het mensenleven sub specie aeternitatis aan het licht brengen.
5. De centrale boodschap van Dostojevski is: ‘Christos woskresse’, alles in deze boeken ademt verrijzenis. En juist die boodschap hebben wij nodig als brood.
7. Dostojevski's boeken blijven spreken van geslacht tot geslacht, omdat hij de diepste dimensies van het menselijke leven en samenleven blootlegt en de mens ziet in de relatie met God en de boze machten.
Temidden van veel literatuur die één- of twee-dimensionaal is, zijn zijn boeken drie-dimensionaal en daarom blijft hij actueel. In Rusland zal de worsteling tussen het Rijk Gods en het rijk der duisternis zoals hij die ziet en het Evangelie dat hij verkondigt, blijven spreken door Dostojevski.
8. In de inleiding op mijn boek heb ik in het stuk over ‘de kunst van het lezen’ getracht uit te werken waar het eigene van Dostojevski's kunst naar mijn overtuiging ligt.
9. De actualiteit van Dostojevski. Naar mijn indruk bestaat de actualiteit van Dostojevski in zijn analyse van de enkeling en in zijn analyse van de krachten en machten die de samenleving bepalen.
Wat betreft de analyse van de enkeling het volgende citaat uit mijn boekje (pag. 38): ‘Voordat Sigmund Freud de libido en de verziekelijkingen en verdringingen daarvan in de diepte analyseerde, voordat Jung de wereld van de fantasie en het collectief onbewust onderzocht, voordat Adler de geldingsdrift, de trots en de hovaardij tot in de diepten peilde, analyseerde Dostojevski deze drie oerkrachten der ziel dieper dan Freud, Jung en Adler, omdat zijn ogen geschoold waren door de Bijbel.’
Nu in onze tijd de antropologie zo centraal staat, is Dostojevski's visie op de mens weer in hoge mate actueel.
Maar ook zijn visie op de samenleving en de krachten die daarin werken is actueel.
Als een seismograaf heeft hij voorvoeld hoe de neiging van de mens om zichzelf te vergoddelijken gestalte zal krijgen in totalitaristische stromingen en de opkomst van rode dictatoren, hoe de neiging om de natie te vergoddelijken zich zal uiten in een over de kop geslagen nationalisme en hoe de neiging tot anarchisme en wetteloosheid als reaktie daarop zal opkomen. Vooral het boek ‘De demonen’ is vol van deze verschijnselen: De rode dictator in Stavrogin,
| |
| |
de over de kop geslagen verheerlijking van de natie in Sjatov en de anarchistische wetteloosheid in een figuur als Kirilov zijn literaire uitbeeldingen van de krachten en machten die de samenlevingen in aktie en reaktie bewegen.
En temidden van al die krachten en machten getuigen Dostojevski's boeken van een andere mogelijkheid. Tegenover de mens-goden staat de gestalte van de God-mens en vertonen zich op het doek van zijn ontwerpen de ‘kinderen des Koninkrijks’, waaronder De idioot de meest onvergetelijke is in het oeuvre van Dostojevski.
10. Die vraag is alleen op persoonlijke wijze te beantwoorden. Voor mij is Dostojevski de grootste en diepste schrijver. Geen enkele schrijver heeft mij ooit zo geboeid en aangegrepen als deze schrijver, ook al heb ik mijn leven lang veel gelezen uit allerlei tijden en culturen en al zijn er schrijvers die mij aan hem herinneren, zoals bijvoorbeeld Kafka, Bernanos, Greene e.a.
| |
Karel van het Reve
1. Toen ik een jaar of veertien was las ik Witte nachten en ik vond het prachtig. Iets later las ik Die Sanfte in zo'n Insel-uitgave van 45 cent. Dat vond ik ook erg mooi. Daarna bleef ik steken in Der Idiot.
2. Ik heb altijd gedacht dat ‘wat betekent dat voor u?’ een vraag was, uitgevonden door televisie-interviewers. Maar nu blijkt het al veel ouder te zijn. Ik heb die vraag nooit begrepen. Men vraagt: wat betekent uw horloge voor u? en daar schijn je op te moeten antwoorden: ik kijk er op als ik wil weten hoe laat het is. Of: wat betekent het voor u dat Ajax kampioen geworden is? Antwoord: ik vind het fijn, of: het kan me niet schelen. Ik heb er wel eens over gedacht een prijs uit te loven voor een interviewer die deze vraag nog nooit gesteld heeft.
3. Wat is nu toch iemands ‘centrale schepping’? En waarom kan dat bij Dostojevski niet Arme mensen, De vernederden en gekrenkten, de Aantekeningen uit het ondergrondse, de Jongeling of het Dodenhuis zijn? Of Stepantsjikovo? Ik kende Dirk Coster tot dusverre alleen uit citaten in Uren met Dirk Coster - en dat kan een boosaardige keuze zijn. Nu blijkt hij inderdaad een mengsel van vaagheid en hoogdravende pretentie te zijn. Wat is de ‘centrale schepping’ van Rinus Ferdinandusse? Naakt over de schutting of Zij droeg die nacht een paars corset? Of hebben laag bij de grondse auteurs zoals Rinus geen centrale schepping?
4. Hier treft de brutaliteit. Hij vraagt of Dostojevski's ‘zielsontleding’ mij vertrouwd of vreemd is, en neemt zonder meer aan dat ‘vertrouwd’ betekent dat ik er aanleiding in heb gevonden mijn eigen wezen dichter te benaderen. En als die zielsontleding mij vreemd is dan wil dat ‘met andere woorden’ zeggen dat ik er door ‘gefascineerd’ ben. Maar dat hoeft toch helemaal niet? De stijl, de gedachten, de beweringen van Dirk Coster zijn mij ‘uiterst vreemd’, maar ik ben er helemaal niet door gefascineerd.
De moeilijkheid met die ‘zielsontleding’ is, dat schrijvers de zielen die zij ontleden eerst zelf in elkaar gezet hebben, zodat de vraag hoe goed die ontleding is zinloos wordt. Men prijst Shakespeare omdat Hamlets woorden en daden zo ongelooflijk geniaal in overeenstemming zijn met zijn karakter - maar zijn karakter blijkt uitsluitend, bestaat uitsluitend uit zijn woorden en daden. Maar goed, laat ons de vraag zo vertalen dat er iets redelijks uitkomt: heeft Dostojevski mij enig inzicht verschaft in mijn eigen karakter of in dat van Russen en/of Aziaten? Het antwoord op beide vragen is nee. Ik heb nooit een gevoel van ‘herkenning’ gehad bij Dostojevski, het gevoel van: dat heb ik zelf ook wel gevoeld en gedacht en meegemaakt, en nu zie ik het voor het eerst zwart op wit. Noch heb ik, bij de Russen en Aziaten die ik ontmoet heb, ooit aan Dostojevski gedacht. Het melodramatische gedrag van Dostojevski's helden komt geloof ik meer uit Anne Radcliffe en Eugène Sue dan uit Rusland. Kan iemand één echt bestaande of bestaand hebbende Rus noemen die in gedrag en karakter enigszins lijkt op enige held van Dostojevski?
| |
| |
5. Ook hier is het weer moeilijk te begrijpen wat Coster bedoelt. Wat is ‘de’ religie? En wat is ‘de religie der toekomst’? Coster stelde zich daar blijkbaar iets bij voor.
De religieuze opvattingen van Dostojevski waren zeer primitief: hij geloofde dat de kerk waar hij toevallig toe behoorde beter was dan alle andere kerken. Hij geloofde dat een kind dat niet iedere avond zijn gebedje opzegde opgroeit voor galg en rad. Dat zijn opvattingen die iedere kerk nodig heeft, maar niet bij Dostojevski hoeft weg te halen, want die opvattingen bestonden allang voor Dostojevski bestond. Aan de andere kant had Dostojevski ook denkbeelden die voor kerk en religie niet zo gunstig zijn: hij zag in dat het aanbidden en verheerlijken van een almachtige God die de wereld geschapen heeft en zonder wiens wil geen musje ter aarde valt eigenlijk een zedeloos bedrijf is, omdat men dan iemand aanbidt die alle ellende op de wereld gewild en veroorzaakt heeft, niet alleen alle kwellingen die mensen aan mensen aandoen, maar ook nog alle martelingen waaraan mensen zonder enig menselijk toedoen worden blootgesteld. Als Dostojevski wat meer boeken gelezen en wat beter Duits gekend had zou hij bij Schopenhauer de regel gelezen hebben: ‘Wenn ein Gott diese Welt erschaffen hat, so möchte ich nicht dieser Gott sein: ihr Elend würde mir das Herz zerreisen.’ Dat soort gedachten waren Dostojevski niet geheel vreemd, maar hij drukte zich niet zo kort en duidelijk uit.
6. Dostojevski was in politieke zaken uiterst conservatief: liberalen, socialisten en communisten gooide hij op één grote, rode hoop. Van de Russische orthodoxe kerk en van de Russische absolute monarchie verwachtte hij voor Rusland en voor de hele wereld veel heil. Waarin dat heil bestond heeft hij nooit uitgelegd. Ook meende hij dat Russen moreel en intellectueel beter waren dan bijvoorbeeld Engelsen, Duitsers, Polen en Joden. Hij meende bijvoorbeeld te weten dat Engelsen en Fransen en Duitsers er nooit in konden slagen een vreemde taal perfect te beheersen. Maar Russen konden dat wel. (Zelf bracht hij het niet verder dan enig steenkolenduits en wat tweederangs salonfrans. Ik geloof niet dat hij in de vier jaar die hij in het buitenland heeft doorgebracht ook maar één Frans of Duits boek gelezen heeft.) Voor het heil der mensheid achtte hij de verovering van Konstantinopel door de Russen strikt noodzakelijk. Ook meende hij, naar de slavofiele mode van die tijd, dat het Russische ‘volk’ over een aantal voortreffelijke eigenschappen beschikte waardoor dat volk superieur was aan alle andere volken en ook aan de rest van de Russische bevolking (adel, burgerij, intelligentsia). Waarin die superioriteit bestond heeft hij nooit uitgelegd. In één opzicht is hij overigens weer erg vooruitstrevend: de vrouwenemancipatie. Het studeren van vrouwen - in zijn tijd ongewoon en in Rusland nauwelijks toegestaan - juichte hij toe en de gedachte dat vrouwen eigenlijk in de huishouding horen was hem vreemd.
7. Als op de School voor Journalistiek onderwijs gegeven zou worden in journalistiek - quod, geloof ik, non - dan zou de leerlingen er op moeten worden gewezen dat een interviewer zijn vragen niet vergezeld mag doen gaan van meningen. Als de interviewer meningen heeft, dan moet hij een opiniestuk schrijven. Als iemand geïnterviewd wordt, dan komt dat omdat het publiek geacht wordt belangstelling te hebben voor de mening van de geïnterviewde en niet voor de mening van de interviewer. In Nederland bestaat de afschuwelijke gewoonte om een vraag vergezeld te doen gaan van een mening van de vrager. ‘Meneer Wiegel, de regering-Van Agt heeft ons land aan de rand van de afgrond gebracht. Denkt u dat dit van invloed zal zijn op de komende verkiezingen?’ De Nederlandse interviewer is ontzettend trots dat hij zijn vraag zo stoutmoedig heeft durven formuleren, en tegelijkertijd is hij verschrikkelijk bang dat hij door zijn collega's niet voor vol zal worden aangezien als hij normale vragen stelt. ‘Wat is uw mening over Dostojevski als schrijver? Auteurs als Balzac, Hugo, Zola, zijn schrijvers die min of meer verdwenen zijn etc.’ Wat moet je op zo'n vraag antwoorden? Het beste is misschien het zo te doen: ik beantwoord
| |
| |
de vragen en beschouw de meningen van de vragensteller als niet geschreven, en reageer dus helemaal niet op de mededeling dat je door ‘aan Tolstoj, Flaubert, Stendhal, Th. Mann, Proust en Strindberg’ te denken een ‘duidelijk beeld van het auteurschap’ krijgt. Dus nu terug naar vraag 7. Mijn mening over Dostojevski.
Ik ben secretaris van de anti-Dostojevskiclub, een zeer selecte club. Leden: Ivan Toergenjev, Ivan Gontsjarov, Peter Kropotkin, Ivan Boenin, Mark Aldanov, Vladimir Nabokov. Geheim lid: Lev Tolstoj. Dat ‘anti’ richt zich bij mij speciaal tegen de schrijver. Dostojevski zelf is mij niet onsympathiek - hij was een brave, zij het wat knorrige man, en ik mag graag zijn brieven lezen en de herinneringen van mensen die hem gekend hebben. Maar met zijn boeken is het iets anders. Hij kon eigenlijk niet schrijven, en dat wist hij zelf. Hij was een bedenker van opwindende boeken, althans van boeken die hemzelf mateloos opwonden. Als hij ze bedacht had en ging opschrijven probeerde hij ze opwindend te maken door de woorden ‘opgewonden’, ‘in grote opwinding’ vaak te gebruiken en door de lezer steeds maar weer keukenmeidenromansituaties aan te bieden: geweldige ruzies met veel deelnemers, flauwvallingen, kaakslagen, tranen. Geheime documenten, onwettige kinderen, geheime huwelijken, brand, moord, zelfmoord, aan tering stervende zeer vrome, zeer arme en zeer brave lieden, afgeluisterde gesprekken, geheimzinnige escapades, onduidelijke toespelingen, duivelse plannen van grote booswichten. Ook maakte hij gebruik van de ‘omgekeerde gemeenplaats’: andere auteurs schrijven: ‘Jan stond opeens voor een leeuw. Hij verbleekte en deed een stap terug.’ Dostojevski schrijft in zo'n geval: ‘Jan stond opeens voor een leeuw. Hij raakte in grote opwinding. Hij kreeg een kleur en deed een stap naar voren.’
Wat mij vooral verbaast is Dostojevski's roem als denker, als filosoof, als ‘profeet’. Ik wil niet zeggen dat hij nooit iets treffends beweerd heeft, maar je vindt bijvoorbeeld bij Toergenjev honderd keer meer verstandige uitspraken, en aanzienlijk minder onzin. En toch zien velen Dosto- | |
| |
jevski als iemand die een aantal uiterst belangrijke en wijze uitspraken heeft gedaan.
Als romanschrijver oefent hij misschien zo'n aantrekkingskracht uit door zijn grote naïveteit en het geheel en al ontbreken van pose, van pretentie. Andere schrijvers hebben gauw iets van: kijk mij eens. Maar Dostojevski houdt zichzelf voor geen haar beter dan zijn lezers. Een twaalfjarige die een boek van Dostojevski opent vindt een auteur die hem als een gelijke behandelt.
Misschien heeft ook het feit dat Dostojevski ‘niet schrijven kan’ een zekere bekoring voor het publiek. Dostojevski schrijft geen boek, hij stelt zich en ons een boek voor, en de lezer komt onder de indruk van het boek dat Dostojevski had willen schrijven. Zoals een acteur een bepaalde Hamlet wil neerzetten en daar ontzettend zijn best op doet, maar hij kan niet acteren.
Niettemin honoreert het publiek zijn pogingen, want het publiek is geneigd inspanningen te belonen. Een roman van Toergenjev lijkt op een rustige achtermiddag in elkaar gezet te zijn. Dostojevski's romans druipen van het zweet. Overigens zijn er een paar dingen die Dostojevski wel kan. Hij kan mensen met elkaar laten praten in een taal die de indruk maakt heel dicht bij het gesproken Russisch te staan, of zeer dicht bij de gesproken taal in het algemeen. En dan is er nog iets waarin hij een meester is: een bepaald soort monoloog, gehouden door een ietwat sullig persoon: de dronken Marmeladov in Misdaad en straf, oompje in Oompjes droom en Stepan Trofimovitsj in de Demonen. Men zegt dat Dostojevski als hij goed op stoot was urenlang ‘oompje’ kon spelen. Het mengsel van Russisch en Frans in de conversatie van Stepan Trofimovitsj is onovertroffen. Verder is het niet meer dan rechtvaardig om ten gunste van Dostojevski's schrijverschap zijn collega Boenin te citeren, die een hekel aan hem had: ‘Al die krankzinnige Kirillovs, Svidrigajlovs, Ivan Karamazovs kan ik gewoon niet uitstaan. Al zegt de hele wereld me dat het geniaal is: ik kan het niet uitstaan en daarmee basta! Ik weet zeker dat ik gelijk heb. Maar hij heeft prachtige dingen. Het armoedige, koude, donkere Petersburg, regen, modder, lekke overschoenen, trappen met katten. Die Raskolnikov die met een bijl onder zijn jas de trap opklimt naar die oude woekeraarster. Dat is geweldig.’
8. is onbegrijpelijk: het aantal overeenkomsten en verschillen is eindeloos.
9. is al even onbegrijpelijk: óf Dostojevski heeft interessante dingen geschreven en dan is hij in 1981 even interessant als in 1881, óf niet, en dan was hij in 1881 evenmin de moeite waard als nu. Het lijkt me tijdverspilling om je bezig te houden met dingen die ‘actueel’ zijn. Stel je voor dat ik me in 1960 had geïnteresseerd voor de dingen die toen ‘actueel’ waren. Niemand herinnert zich die dingen.
10. Er bestaat geen ranglijst der wereldliteratuur. Men kan een lijstje maken van de tien rijkste mannen ter wereld, of de tien snelsten op de honderd meter hardlopen, omdat je daar kunt werken met min of meer exacte gegevens, maar in literatuur en andere kunsten wordt boven een bepaalde grens het praten over wie ‘groter’ is een rare bezigheid.
|
|