Portfolio Het handschrift van de tekenaar Henk Broer
Door Ed Leeflang
Wie geïnteresseerd is in de naoorlogse Nederlandse tekenkunst, zal Henk Broer kennen. Niet alleen door zijn werk, maar ook omdat hij in de jaren '50 de Kring van Nederlandse Tekenaars oprichtte, waarvan hij een tijd lang voorzitter was. Dat het prestige van de tekening als onafhankelijke uiting, evenwaardig aan schilderij en grafiek, geleidelijk toenam, is stellig voor een deel aan Broers invloed te danken.
De samenstelling van een portfolio uit zijn werk is een wat overmoedige onderneming. Broer is van 1904 en maakte in zijn leven duizenden tekeningen. Die zitten, voorzover ze niet zijn verkocht, in dikke mappen en het is dan ook een illusie te menen dat de acht of tien te kiezen exemplaren de ideale representatie vormen.
Toch was de selectie voor Maatstaf ook weer geen wanhopige greep uit een overvloed aan materiaal. Naar mijn mening - en niet alleen naar de mijne - is Broer, hoe ouder hij werd, steeds sterker gaan tekenen. Daarom dateren de meeste van de hier gereproduceerde bladen uit de jaren '70.
Verder heb ik getracht een aantal van zijn ‘gelukkigste momenten’ te vinden. Dat brengt me op zijn werkwijze. Broer is iemand die zich waarlijk op een onderwerp stort. Meestal gaat het om mensen, zoals ze te zien zijn op veilingen, in kroegen, bij concerten, in hun werk, niet zelden om kinderen en minder vaak om landschappen. Van zo'n onderwerp ontstaan lawines van tekeningen en daarin bevinden zich dan - achteraf gezien - onmiskenbare hoogtepunten, waarbij intensiteit en uiterste soberheid van middelen samengaan. Tekenen is voor Broer trouwens toch het essentiële treffen en de rest weglaten.
Uit onze gesprekken over zijn onderwerpen en zijn vak onthield ik een paar uitspraken die me, zelfs uit hun verband gerukt, veelzeggend lijken.
Vrouwen zien er soms uit alsof ze door hun grootste vijandin zijn aangekleed.
Ik begrijp niet goed waarom iemand in zo'n nerveuze tijd als deze minutieuze, doorwrochte en tijdrovende tekeningen wil maken.
Ik zou willen dat men ook later kan zien dat mijn werk van deze tijd is, zoals je aan Pisanello's tekeningen zijn tijdperk afleest.
Het serene dat veel tekenaars en schilders in de natuur zoeken, kan ik niet zo beleven. De natuur heeft voor mij eerder iets beangstigends.
Ik vraag me wel eens af: als Fabritius langer was blijven leven, hoe zouden we dan nu tegen Rembrandt aankijken.
Ik werk graag op Japans papier. Dat mag je bijna niet beroeren. Je moet dat doen als een libel, niet eens weten dat je tekent. Dat is voor mij de hogeschool. Ze denken dat ik dan een penseel gebruik, maar dat is niet zo. Ik kan een libel zijn met een pen.