Maatstaf. Jaargang 28
(1980)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Antoine Hamilton Hobart contra Rochester
| |
[pagina 82]
| |
Miss Temple uit. Bij haar vergeleken verbleekten de twee andere die uitgekozen werden zodanig dat we onze vermelding tot die twee eerste zullen beperken. Miss Jennings, gesierd met de prille schatten van de jeugd, had het schitterendste blanke teint dat ooit bestaan heeft. Haar haar was van een volmaakte blonde nuance. Haar mond was niet van de kleinste maar het was de mooiste die men kon wensen. De Natuur had haar onuitsprekelijke bekoorlijkheden verleend en de Gratiën hadden daar de laatste hand aan gelegd. De vorm van haar gezicht was bevallig en haar pas-ontloken boezem was even prachtig als haar teint. Kortom, haar verschijning deed denken aan Aurora of aan de Godin van de Lente, zoals de heren dichters ons die voortoveren in hun briljante beschrijvingen. Maar aangezien het niet gerecht geweest zou zijn dat één persoon alle schatten van schoonheid bezat zonder een enkel defect, viel er wel iets te verbeteren aan haar armen en handen om deze de rest waardig te maken. Haar neus was niet van de grootste fijnheid en haar ogen konden wel wat toegevendheid gebruiken, terwijl haar mond en de rest van haar bekoorlijkheden het hart met duizend pijlen doorboorden. Bij al die schoonheid schitterde een levendige geest, haar gebaren en al haar bewegingen hadden iets spontaans. Haar conversatie was charmant als ze wilde charmeren en fijn of spits als ze iemand belachelijk wilde maken. Maar daar zij te veel door haar fantasie werd meegesleept en begon te praten eer ze voldoende had nagedacht, beduidde haar expressie niet altijd wat ze bedoelde en haar woorden gaven soms op te flauwe, soms op te felle manier haar gedachten weer. Miss Temple, ongeveer even oud, was naast haar gezien eerder donker. Zij had een goed figuur, mooie tanden, gevoelvolle ogen, een fris teint, een prettige glimlach en zag er alleraardigst uit. Dat is wat van haar uiterlijke verschijning te zeggen viel. Over de rest zou het moeilijk zijn zich uit te spreken want ze was niet bijster intelligent, nogal ingenomen met zichzelf, goedgelovig, achterdochtig, behaagziek, deugdzaam, behoorlijk verwaand en onnozel. Zodra deze nieuwe sterren aan het hof van de hertogin verschenen waren aller ogen op hen gericht en werden er plannen gesmeed zowel voor de een als voor de ander, hetzij tot hun welzijn, hetzij tot hun verderf. Miss Jennings kostte het niet veel tijd zich te onderscheiden, ze liet aan haar collega's nog slechts die aanbidders over die zich vleiden met de hoop op succes. Haar verblindende schoonheid trok iedereen aan en van de kwaliteiten van haar geest ging een grote bekoring uit. (Volgt een kort verslag van de vergeefse pogingen haar te veroveren gedaan door de hertog van York, die Miss Jennings, als hofdame van zijn vrouw, tot zijn apanage rekende. Ook zijn broer, de koning, meende het recht te hebben haar deugd op de proef te stellen maar al spoedig werd hij door zijn toenmalige favoriete, Miss Stewart tot de orde geroepen. Je kon absoluut monarch zijn maar absoluut niet alles kunnen wat je graag wilde.) Hoewel Miss Temple een heel knap gezichtje had moest het toch onderdoen voor dat van Miss Jennings. Ze schitterde nog minder waar het intelligentie betrof. Twee personen die heel goed in staat waren haar die bij te brengen - als die gave mededeelbaar was - ondernamen tegelijkertijd haar het weinigje te doen verliezen dat ze bezat. Het waren lord RochesterGa naar eind3. en Miss Hobart. De eerste begon met haar te verwennen door haar op de hoogte te houden van zijn letterkundige voortbrengselen, alsof zij een van de meest gecultiveerde vrouwen ter wereld was. Nooit dacht hij eraan haar zijn complimenten te maken over haar bekoorlijkheden. Wel zei hij dat als de Hemel hem zo geschapen had dat hij zich door schoonheid liet imponeren het hem niet mogelijk zou zijn geweest zich aan het prestige van de hare te onttrekken. Sinds hij echter, god zij dank, alleen door de dingen des geestes bewogen werd, kon hij genieten van de aangenaamste conversatie die er bestond zonder dat zo iets ongewenste gevolgen had. Het was na zo'n oprechte bekentenis dat hij | |
[pagina 83]
| |
haar zijn gedichten vertoonde of een nieuw liedje of rijmpje waarin ieder die iets op Miss Temple had af te dingen op de knieën gedwongen werd voor haar charmes en ongelijk bekennen moest. Zulke sluwe vleierijen brachten haar arme hoofdje totaal op hol. De hertogin kreeg het in de gaten en daar ze de aard van beider aanleg kende, begreep ze in welk gevaar het meisje onwetend bezig was zich te storten. Maar omdat het niet minder riskant is een omgang te verbieden waaraan nog niet is gedacht dan moeilijk er een te verbreken die dubbel en dwars bestaat, werd aan Miss Hobart opgedragen zo voorzichtig mogelijk orde op de zaken te stellen en te zorgen dat die veelvuldige lange gesprekken geen gevolgen hadden. Ze nam die opdracht met genoegen aan en vleide zich met toekomstige successen. Zij had al alle preliminaire stappen gedaan om haar vertrouwen te winnen en zich te verzekeren van haar goede wil. Miss Temple, die tegenover haar minder op haar hoede was dan tegenover Rochester, reageerde daarop zo goed als het haar mogelijk was. Ze was begerig naar lofprijzingen en belust op allerlei soorten snoeperij, als een kind van negen of tien jaar. Miss Hobart droeg er zorg voor dat aan beide verlangens werd voldaan. Zij was belast met het beheer van de badkamer van de hertogin. Haar appartement lag daar vlak naast en ze had daar een provisiekamertje vol confituren en allerlei soorten likeur. Dat kamertje was naar de smaak van Miss Temple en het was naar de smaak van Miss Hobart dat ze daarin zoveel behagen schepte. Het mooie seizoen was aangebroken en de genoegens die het vergezelden waren weergekeerd. Op een dag dat de dames paard hadden gereden stapte Miss Temple na een van die elegante ritten af bij Miss Hobart om van de vermoeienis te bekomen met de hulp van de versnaperingen die haar daar wachtten, maar alvorens zich daaraan tegoed te doen vroeg ze verlof zich tot op haar hemd uit te kleden, d.w.z. zich te ontkleden in haar kamer en te verschonen in haar tegenwoordigheid. Verlof daartoe werd vanzelfsprekend gegeven. ‘Ik had het je juist willen voorstellen,’ zei Miss Hobart. ‘Niet dat je er in dat rijkostuum niet als een charmante engel uitziet, maar er gaat niets boven zich fris en op zijn gemak voelen. Je kunt niet geloven, meid,’ vervolgde ze met een gelijktijdige omhelzing, ‘welk plezier je me doet met die handelwijze; maar het is vooral je smaak voor properheid die me goed doet. In dat opzicht ben je heel verschillend, net als in een heleboel andere dingen, van die dwaze kleine Jennings. Heb je gemerkt hoe al die uilskuikens aan het hof in bewondering liggen voor een of ander grapje dat misschien niet eens helemaal van haar afkomstig is en voor stommiteiten die van niemand anders kunnen zijn en die ze voor geestigheden houden? Ik heb niet genoeg met haar gepraat om de graad van die geestigheid vast te stellen, maar als het daarmee niet beter gesteld is dan met haar voeten, nou dan is het niet veel bizonders. En wat ik gehoord heb over haar onzindelijkheid! Er bestaat geen kat die banger van water is dan zij. Hemel nog aan toe! Je nooit wassen voor jezelf en alleen maar een beetje schoonmaken wat je nu eenmaal moet vertonen, dat is te zeggen je hals en je handen!’ Dat ging bij Miss Temple met nog zoetere smaak naar binnen dan de confituren, en om geen tijd te verliezen in afwachting van haar kamermeisje begon de behulpzame Miss Hobart haar al vast uit te kleden. Eerst verzette ze zich wel een beetje daartegen omdat ze niet wilde dat iemand van de positie en rang die Miss Hobart bekleedde die moeite nam, maar dat verzet was vergeefs omdat Miss Hobart haar duidelijk liet merken dat zij er plezier in had haar die kleine dienst te bewijzen. Toen er genoeg gesnoept en Miss Temple uitgekleed was, zei Miss Hobart: ‘Laten we naar de badkamer gaan, daar kunnen we een ogenblik rustig praten zonder bang te zijn dat een of andere idiote visite ons met kletspraatjes komt vervelen.’ Dit werd goedgevonden en nadat beiden zich op een rustbank hadden neergevlijd sprak Miss Hobart als volgt. ‘Jij bent nog te jong, mijn beste meid, om de laagheid van het karakter van de mannen in het algemeen te kennen en ook | |
[pagina 84]
| |
nog te vreemd in dit gewest om de aard van zijn bewoners te onderscheiden. Ik ga je nu, zo goed en zo kwaad als het gaat, een idee van die heren geven, zonder iemand te na te komen want als er iets is waar ik niet van houd dan is het kwaadspreken. Allereerst moet je bedenken dat het alle mannen aan het hof ontbreekt aan moreel fatsoen, gezond verstand, onderscheidingsvermogen, intelligentie of oprechtheid, dat wil zeggen dat degene die toevallig enkele van die kwaliteiten bezit de andere vast en zeker mist. De luxe van hun staat, de staatsie van hun rang, hun speelwoede, de hoge mening aangaande hun eigen verdiensten en de minachting voor die van anderen, dat zijn de dingen waar hun hoofd vol van is. Voordeel of vermaak zijn de drijfveren van al hun daden. Degenen die op het eerste uit zijn zouden god-de-vader verkopen zoals Judas zijn meester verkocht, en voor minder geld. Ik zou er mooie staaltjes van kunnen aanhalen als ik tijd had. En wat hen betreft die de wellust najagen of die daar voor doorgaan - want ze zijn niet allemaal zo doortrapt als ze graag voorgeven - deze heren respecteren beloften noch eden en kennen geen godsdienstige of morele banden, d.w.z. ze ontzien hemel noch aarde om hun doel te bereiken. Ze beschouwen de jonge meisjes aan het hof slechts als vermakelijkheden die daar geplaatst zijn om te zorgen dat zij zich er niet vervelen, en hoe meer je de moeite waard bent hoe meer je bent blootgesteld aan hun onhebbelijkheden als je naar hen luistert en aan hun lasterpraatjes als je dat níet doet. En wat huwelijkscandidaten betreft, die moet je hier niet zoeken. Als geld of grillen er geen rol bij spelen kun je er lang op wachten een goede partij te doen, deugdzaamheid is dan al even vergeefs als charme. Lady Falmouth is het enige voorbeeld van zo'n meisje dat een goed huwelijk deed zonder bruidsschat. En als je dan vraagt aan de arme imbeciel van echtgenoot waarom hij haar genomen heeft, dan ben ik er van overtuigd dat hij geen enkele andere reden kan opgeven dan dat ze grote rooie oren had en platvoeten. Neem die blonde Yarborough die zo trots bleek op haar huwelijk. Alles wel beschouwd is ze de vrouw van een lange slungel die haar de week na de trouwpartij voorgoed de stad vaarwel liet zeggen vanwege de vijf of zes duizend pond revenu die hij heeft ergens in een uithoek van Cornwallis. En de arme Miss Blague! Ik heb ze nu wel een jaar geleden helaas zien vertrekken, getrokken door vier zulke magere paarden dat ik geloof dat ze nog maar halfweg haar kasteeltje is. Zo is het nu eenmaal. Alle meisjes zijn dwaas genoeg om te willen trouwen en denken dat ze zich maar aan het hof hoeven te vertonen om hun man uit te kiezen. Maar zelfs als dat zo was - getrouwd zijn is de meest onredelijke levensstaat voor een meisje dat werkelijk gevoelig is. Geloof me, lief kind, de genoegens van het huwelijk zijn zo gering vergeleken bij de schaduwzijden dat ik niet begrijp dat iemand ertoe kan besluiten. Houd je dus ver van zo'n onzalige verbintenis in plaats van die te begeren. Jaloersheid, vroeger onbekend in deze onbedorven streken, wordt mode. Je kent er voorbeelden van. Hoe briljant ook de omstandigheden lijken waarmee men je tracht te verblinden, ga van je slaaf niet je tyran maken. Zolang je over je eigen vrijheid beschikt zul je ook over de anderen beschikken kunnen. Ik zal je een paar vrij recente bewijzen geven van de valsheid van de mannen tegenover ons geslacht en van de straffeloosheid waarmee ze hun aanslagen op onze onnozelheid ten uitvoer kunnen leggen. De graaf van Oxford werd verliefd op een comédienne van het gezelschap van de hertog. Ze was mooi, elegant en een volmaakte actrice. De rol van Roxane, in een nieuw stuk, had haar populair gemaakt en die naam was haar bijgebleven. Deze vrouw, die fatsoenlijk was en verstandig, of als je wilt koppig, wees met een zekere fierheid alle aanbiedingen en geschenken van de graaf van Oxford van de hand. Dat verzet prikkelde zijn hartstocht. Hij probeerde het met beledigingen en zelfs met tovermiddeltjes maar alles vergeefs. Hij liet er eten en drinken om staan. Eigenlijk was het iets van weinig belang voor hem maar zijn passie werd | |
[pagina 85]
| |
zo hevig dat hij niet meer speelde en niet meer rookte. In het diepst van die ellende nam de liefde haar toevlucht tot het huwelijk. De graaf van Oxford, eerste peer in rang van het koninkrijk, is een knappe man, zoals je kunt zien. Hij draagt de Orde van de Kouseband en dat maakt zijn voorkomen nog deftiger dan het van nature al is. Enfin, zo te zien zou je zeggen dat hij iets voorstelt maar als je hoort hoe hij te werk ging dan zie je dat het iemand van niets is. Die hartstochtelijke minnaar liet haar een fraaie huwelijksbelofte aanbieden, gesierd door zijn authentieke handtekening. Eerst wilde ze niets weten van iets dat ze als een kunstgreep beschouwde maar toen de graaf zich de volgende dag aanmeldde, vergezeld door een geestelijke en een getuige, meende ze dat ze geen enkel risico liep. Een andere actrice, een van haar vriendinnen, tekende het contract als getuige voor háar. En op die manier werd het huwelijk gesloten en - voltrokken. Nu geloof je misschien dat het enige wat de nieuwe gravin te doen stond was zich aan het hof te laten presenteren, haar rang in te nemen en het wapen van Oxford te voeren? Niets daarvan. Toen de kwestie ter sprake kwam werd geconstateerd dat ze helemaal niet getrouwd was. Er werd namelijk ontdekt dat de zogenaamde geestelijke een trompetter van de lord was en de getuige zijn paukenist. Die geestelijke en die getuige kwamen later nooit meer op de proppen en aan de andere getuige werd duidelijk gemaakt dat sultana Roxane in een of andere toneelrol klaarblijkelijk gemeend had werkelijk in het huwelijk te treden. Vergeefs diende het arme schepsel een klacht in wegens verkrachting door dat bedrog van alle godsdienstige en civiele wetten en van haarzelf, vergeefs viel ze de koning te voet om recht te vragen. Ze had maar op te staan en zich gelukkig te achten een lijfrente van duizend daalders te krijgen als “weduwpensioen”, ze moest de naam Roxane maar weer aannemen in plaats van die van Oxford. Nu zul je zeggen dat het maar een actrice was, dat alle mannen niet dezelfde gevoelens hebben en dat je ze op z'n minst aanhoren kunt als ze niet anders doen dan recht laten weervaren aan de charme van iemand als jij bent. Maar stel er geen vertrouwen in, hoewel je het volle recht op zulke hulde hebt. Ik weet namelijk dat niet iedereen die vooringenomenheid deelt die men ten opzichte van Miss Jennings heeft. De mooie Sydney gluurt je aan, lord Rochester heeft er plezier in tegen je te praten en de hoogst ernstige ridder Lyttelton ziet zijn natuurlijke stijfheid soepeler worden ten gunste van jouw bekoorlijkheden. Wat die eerste betreft geef ik toe dat hij een uiterlijk bezit dat bizonder geschikt is om de neiging van iemand van jouw leeftijd op hem te fixeren, maar ook als hij nog iets meer had dan dat uiterlijk - wat niet het geval is - en als hij zo ernstig aan je zou denken als hij voorgeeft en jij verdient, dan moet ik je toch aanraden om redenen die ik je nu niet kan onthullen hem uit je gedachten te bannen. Ridder Lyttelton meent het ongetwijfeld goed met je want hij schaamt zich voor de toestand waarin hij door jou gebracht is, en als hij ertoe kon komen zijn waandenkbeelden over wat populair horens genoemd wordt aan kant te zetten, geloof ik dat hij je zou trouwen en dat jij de honneurs zou waarnemen in zijn klein rijkje, waar je je dagen genoegelijk zou slijten met het bijhouden van het huishoudboek en het verstellen van zijn handdoeken en servetten. Wat een eer om als man een Cato te hebben met zijn gesprekken vol censuur en die censuur vol ongerijmdheden!Ga naar eind4. Lord Rochester is ontegenzeggelijk in Engeland de man die het meest schittert door de geest en het minst door achtenswaardigheid. Hij is alleen maar gevaarlijk voor onze sexe maar zó erg dat er geen vrouw is die drie keer naar hem luistert en haar reputatie niet kwijt is. Dat is een succes dat hem om de een of andere reden nooit ontgaan kan omdat hij de mogelijkheid ertoe bezit door zijn geschriften als hij het niet op andere wijze bereiken kan. En in de eeuw waarin wij leven is het één al even erg als het ander in het oog van het publiek. Intussen is er niets hachelijkers dan de handigheid waarmee hij in | |
[pagina 86]
| |
je geest binnendringt om er zich meester van te maken. Hij deelt je smaak en al je gevoelens en, terwijl hij geen woord zegt van wat hij werkelijk denkt, maakt hij dat je alles gelooft wat hij zegt. Ik wil wedden dat, te oordelen naar de manier waarop hij met je gepraat heeft, jij gedacht hebt dat het de eerzaamste en oprechtste man ter wereld is. Maar ik begrijp niet goed wat hij voorheeft met je zo nadrukkelijk al die attentie te bewijzen. Niet dat jij er niet zo uit zou zien dat je niet alle mogelijke attentie waard was. Maar als hij eenmaal je hoofd op hol gebracht zou hebben, zou hij waarachtig niet weten wat te doen met het mooiste meisje van het hof want daar hebben zijn uitspattingen al lang voor gezorgd met de hulp en bijstand van alle lichte vrouwen in de stad. Ga nu maar na, lief kind, wat dat voor een afgrijselijke gewoonte van hem is, die hang naar boosaardigheid die de ondergang en de beschaming van de onschuld tot doel heeft, en de notitie die hij van Miss Temple neemt en al zijn oplettendheden voor haar dienen alleen maar om de laster die hij over haar verbreidt aannemelijker te maken! Je kijkt me met verwondering aan en je schijnt te twijfelen aan de waarheid van wat ik beweer. Nou, mij hoef je niet te geloven maar kijk dan maar eens hier,’ zei ze en trok een papier uit haar zak. ‘Zie maar eens met welk soort verzen hij je lof zingt terwijl hij je goedgelovigheid in slaap sust met vleiende woorden en huldebetuigingen waar hij niets van meent.’ En met die woorden liet de valse Miss Hobart haar een half dozijn sterk gechargeerde gedichtjes zien, geschreven tegen de voorgaande hofdames. Het was vooral Miss Price die hij met striemende slagen aanviel, haar de afzichtelijkste anatomie toedichtend die men bedenken kan. Miss Hobart had alleen maar de naam Price door Temple vervangen, hetgeen melodie en maat toelieten. Meer was niet nodig. Nauwelijks had de lichtgelovige Miss Temple een coupletje horen zingen of ze twijfelde er niet aan dat het op haar gemaakt was en in de eerste opwelling van drift, omdat ze niets belangrijker vond dan het bedrog van de dichter onmiddellijk te weerleggen, riep ze: ‘Ah, dat valse schoelje! Dat is werkelijk ondraaglijk, meid! Ik ga er niet groot op even knap te zijn als een ander maar de gebreken waar die schurk het over heeft, tegen jou die mijn vriendin bent durf ik beweren dat niemand daar minder aan lijdt dan ik. We zijn hier alleen en ik zou bijna zin hebben je ervan te overtuigen.’ Miss Hobart, dienstvaardig als altijd, had daar geen bezwaar tegen maar hoewel ze haar geruststelde met kreten van bewondering voor al wat het liedje van Rochester logenstrafte, was Miss Temple de wanhoop nabij van woede en verbazing dat de eerste de beste man die ze had aangehoord geen waar woord tot haar gesproken had maar wreed genoeg geweest was om haar vals te beschuldigen. En omdat ze geen woorden meer vond om aan haar ergernis en wrok uiting te geven barstte ze in huilen uit op een manier alsof ze niet goed bij haar zinnen was. Miss Hobart troostte haar met de grootst mogelijke tederheid, ze moest zich de wandaden niet zo aantrekken van een man wiens infame reputatie iedereen te goed kende om aan bedriegerij van die aard waarde te hechten, maar ze ried haar aan nooit meer tegen hem te spreken, aangezien dat het enige middel was om zijn plannen te verijdelen. Ze wees erop dat minachting en waardigheid in zulke omstandigheden veel nuttiger waren dan ophelderingen, ja, dat als hij nog één keer van haar gedaan kreeg dat ze naar hem luisterde, hij gerechtvaardigd en zij verloren zou zijn. Miss Hobart had geen ongelijk zulke raad te geven. Ze wist dat opheldering haar aan Rochester overleverde en dat hij geen genade zou kennen als hij zo'n dankbaar onderwerp had om zijn vroegere lofdichten op haar te hervatten. Maar haar voorzorgen waren vergeefs. Het gesprek was van het begin tot het einde beluisterd door het nichtje van de gouvernante. Die had het best denkbare geheugen ter wereld en sinds ze Rochester diezelfde dag nog moest ontvangen repeteerde ze het gesprek drie of vier keer in haar geest om er geen woord van te missen als ze de eer zou hebben het relaas ervan aan haar minnaar te doen. In het volgende | |
[pagina 87]
| |
hoofdstuk zullen we zien welke loop de gebeurtenissen namen.
Het zojuist vermelde gesprek had slechts bekoring gehad voor Miss Hobart. Als de jeugdige Miss Temple het begin ervan al vermakelijk had gevonden, het einde had haar buiten zichzelf van boosheid gemaakt. Op die verontwaardiging volgde nieuwsgierigheid naar de reden waarom ze niet naar Sydney zou mogen luisteren indien het juist was dat die aan haar dacht. De verliefde Miss Hobart, die haar niets kon weigeren, beloofde het haar in vertrouwen mee te delen zodra ze enige zekerheid zou hebben over haar gedrag ten opzichte van Rochester. Om haar op de proef te stellen vroeg ze haar slechts drie dagen geduld te oefenen, waarna ze - zo zwoer ze - haar zou vertellen wat ze wenste te weten. Miss Temple verzekerde dat ze Rochester nu niet anders meer beschouwde dan als een monster van valsheid en betuigde bij hoog en bij laag dat ze hem nooit van haar leven zou aanhoren, laat staan toespreken. Zodra ze uit de badkamer verdwenen waren klom de jonge Sara uit het bad waar ze gedurende heel het gesprek van de kou dacht te verstijven zonder te durven klagen. Dit jonge schepsel had van de meid van Miss Hobart buiten weten van haar meesteres verlof gekregen zich daar te wassen en, sinds de meid akkoord ging, hadden ze op een of andere manier een van de kuipen met koud water gevuld en de arme Sara was er net ingestapt toen ze opgeschrikt werden door de komst van de twee anderen. Een glazen afscheiding omgaf het gedeelte van de badgelegenheid waar de kuipen stonden. Gordijnen van chinese zij die van binnen werden gesloten beletten de badenden te zien. De meid van Miss Hobart had nog juist op tijd de gordijnen kunnen dichtschuiven voor het meisje, de tussendeur sluiten en de sleutel uit het slot trekken vóór de binnenkomst van haar meesteres en Miss Temple. Deze hadden zich neergelaten op een rustbank die langs de afscheiding stond en, haar ongerustheid ten spijt, had Sara heel het gesprek gehoord en onthouden. Daar de juffer zich slechts zoveel moeite gegeven had om lord Rochester behoorlijker te kunnen ontvangen, keerde ze, zodra ze ontsnappen kon, naar haar entresol terug, waar Rochester, die stipt op het uur van het rendez-vous naar boven was gegaan, volledig op de hoogte werd gebracht van alles wat in de badkamer was voorgevallen. Hij stond versteld van de brutaliteit waarmee de roekeloze Hobart het waagde hem in verwikkelingen van die aard te verstrikken. Hoewel hij heel goed begreep dat liefde en jalouzie de oorzaak waren, zag hij daarin geen reden om haar te vergeven. De kleine Sara wilde weten of het waar was dat hij zijn zinnen op Miss Temple gezet had, zoals Miss Hobart gezegd had, wat haar de doodsschrik op het lijf had gejaagd. ‘Hoe kun je daaraan twijfelen,’ antwoordde hij, ‘als zo'n waarheidlievend iemand het gezegd heeft; maar je ziet ook wel dat ik er niet van zou kunnen profiteren, ook al zou Miss Temple het toestaan, want daar hebben mijn uitspattingen en de lichte dames in de stad immers voor gezorgd.’ Het nichtje van de gouvernante bleek door dit antwoord gekalmeerd: daar ze er voor in kon staan dat die laatste bewering niet juist was, oordeelde ze dat de rest even onwaar moest zijn. Rochester nam zich voor diezelfde avond nog naar de hertogin te gaan om te zien hoe hij bejegend zou worden door Miss Temple nadat Miss Hobart zo goed geweest was dat fraaie portret van hem op te hangen. Miss Temple had evenmin verzuimd aanwezig te zijn en was van plan een houding jegens hem aan te nemen van de verschrikkelijkste minachting die ze zou kunnen uitdenken. Hoewel ze zich zo mooi mogelijk gekleed had hinderde haar de gedachte dat alle mensen die haar ontmoetten misschien meenden dat ze geschapen was zoals Rochester haar geschilderd had, want zij verbeeldde zich dat de versjes die haar voorgedragen waren in ieders zak staken. Intussen verloor Miss Hobart, die niet al te veel vertrouwen had in haar belofte noch van ver noch van dichtbij tegen hem te spreken, haar niet uit het oog. Nooit was ze zo mooi geweest. Iedereen zei haar iets daar- | |
[pagina 88]
| |
over, maar te oordelen naar de manier waarop ze die complimenten aannam meende men dat ze haar verstand verloren had. Want als iemand sprak van haar figuur, haar frisse jeugd of haar ogen, dan zei ze: ‘Mooi zo! Jullie weten heel goed dat ik maar een lelijk gedrocht ben, heel anders gevormd dan de anderen, dat al wat blinkt geen goud is en dat, als ik al enige lof verdien in gezelschappen, het met de rest treurig gesteld is.’ Miss Hobart stootte haar iedere keer aan doch steeds tevergeefs, ze ging haar gangetje en hield niet op zich op ironische wijze zwart te maken terwijl niemand begreep tegen wie dat alles gericht was. Toen lord Rochester zijn entrée maakte steeg het bloed haar naar het hoofd maar daarna verbleekte ze, trok haar handschoenen de een na de ander op tot haar elleboog en, na haar waaier driemaal geopend en met een klap gesloten te hebben, wachtte ze dat hij haar, zoals gebruikelijk, kwam begroeten. En zodra hij met de begroeting een begin gemaakt had maakte de freule rechtsomkeer en draaide hem de rug toe. Rochester deed niet meer dan glimlachen en om die wrok zich nog duidelijker te doen manifesteren liep hij om haar heen, stelde zich tegenover haar op en zei: ‘Niets verdient meer lof dan zo te schitteren als u doet, freule, na zo'n vermoeiende dag: eerst een rit van drie volle uren te paard en bij thuiskomst nog Miss Hobart, nu, wie dat uithoudt zonder doodop te lijken, dat noem ik nog eens een meisje van temperament.’ Van nature had Miss Temple een zachte blik, maar toen ze zag dat hij nog de brutaliteit had haar toe te spreken, ontstak ze in zo'n hevige toorn dat hij meende in elk oog een granaat te zien met ontvlamde lont toen ze haar blik op hem richtte. Miss Hobart kneep haar in haar arm juist op het moment dat die blik versterkt ging worden door een bataljon verwijten of schimpscheuten. Rochester wachtte die niet af, en de dankbetuiging die hij aan Miss Hobart verschuldigd was uitstellend tot een andere keer, trok hij zich kalmpjes terug. Hoewel Miss Hobart zich onmogelijk kon voorstellen dat hij ook maar iets van het gesprek af wist, voelde ze zich toch erg verontrust door hetgeen hij zoëven gezegd had. Maar Miss Temple, bijna stikkend in alles wat ze wist om hem op zijn plaats te zetten, nam zich voor bij de eerste de beste gelegenheid opheldering te eisen, ondanks het gegeven woord maar vastbesloten daarna nooit meer tegen hem te spreken. Nu had Rochester een trouwe spion bij de dames. Het was de kleine Miss Sara die op zijn raad en met goedkeuring van haar tante de onenigheid bijgelegd had met Miss Hobart om haar beter te kunnen verraden. Door die spion kwam hij te weten dat ze haar meid, die ervan verdacht werd haar in de badkamer te hebben afgeluisterd, had ontslagen en dat ze een andere had genomen waarvan men dacht dat ze niet lang zou blijven omdat ze lelijk was en van de confituren snoepte van Miss Temple. Ofschoon dit bericht niet zo erg belangrijk was kreeg het kind toch een pluimpje wegens haar nauwgezetheid en een paar dagen later kwam ze met nieuws dat juist was zoals het gewenst werd. De inlichting die Rochester van haar kreeg behelsde dat Miss Hobart en haar nieuwe favoriet 's avonds om negen uur zouden gaan wandelen in de grote laan van het park, dat zij met elkaar van kleren zouden verwisselen, grote sjerpen zouden dragen en halve maskers. Zij wist er aan toe te voegen dat Miss Hobart zich sterk tegen dat plan verzet had maar ten slotte had moeten toegeven omdat Miss Temple vastbesloten was haar gril ten uitvoer te leggen. Dit bericht was oorzaak dat Rochester een besluit nam. Hij zocht KillegrewGa naar eind5. op en beklaagde zich bij hem over de poets die Miss Hobart hem had durven bakken en verzocht zijn medewerking om zich daarover te wreken. Die werd toegezegd en, nadat hij hem had ingewijd in de gekozen tactiek en in de rol die hem toeviel in het avontuur, begaven ze zich naar de grote laan van het park. Weldra verschenen de nimfen in haar vermommingen. Ze hadden min of meer hetzelfde figuur en de gezichten, die veel verschilden, gingen schuil achter de maskers. Er waren maar weinig mensen in het park en toen Miss Temple | |
[pagina 89]
| |
ze in de verte waarnam versnelde ze de pas om dichterbij te komen met het doel om onder het mom van een ander de valse Rochester eens onder handen te nemen, toen Miss Hobart haar tegenhield met de woorden: ‘Waar loop je toch zo hard naartoe? Heb je soms zin een gesprek te beginnen met die twee duvels en je bloot te stellen aan alle brutaliteiten die ze in staat zijn tegen je te zeggen?’ Maar dat vertoog was vergeefs. Miss Temple wilde het avontuur absoluut wagen en al wat de ander gedaan kon krijgen was dat ze op niets zou antwoorden van alles wat Rochester haar zeggen zou. Nauwelijks hadden ze dit gesprek beëindigd of ze werden aangesproken. Rochester koos Miss Hobart, veinzend haar voor de andere te houden en dat vond ze uitstekend, maar Miss Temple speet het dat Killegrew haar toebedeeld werd, met Killegrew had ze niets te maken. Hij bespeurde haar teleurstelling en voorgevend dat hij door de kleren misleid werd zei hij: ‘Hé, Miss Hobart, kijkt u toch niet zo naar de andere! Ik weet niet door welk toeval u beiden hier bent maar wel weet ik dat het heel goed van pas komt voor u, want als uw dienaar en vriend heb ik u een hartig woordje te zeggen.’ Dat begin maakte Miss Temple nieuwsgierig naar de rest en ze scheen nu meer geneigd naar hem te luisteren. Toen Killegrew zag dat de anderen zich gaandeweg van hen verwijderden sprak hij: ‘Hoe haalt u het in godsnaam in uw hoofd u zo te misdragen jegens lord Rochester, die u toch kent als de keurigste man aan het hof maar die u aan de persoon die hij het meeste acht en vereert als de grootste schurk voorstelt? Wat zou er van u worden, vraag ik me eventjes af, als hij wist dat u Miss Temple hebt doen geloven dat het op háár was dat hij zekere versjes gemaakt heeft waarvan u net zo goed weet als ik dat ze tegen de dikke Miss Price geschreven zijn, meer dan een jaar voordat er sprake was van de knappe Miss Temple? Verbaas u niet dat ik zo goed op de hoogte ben maar let eens heel goed op bij wat ik u nu met de beste bedoelingen vertellen ga. Uw hartstochtelijke begeerten ten opzichte van dit meisje zijn zo langzamerhand aan iedereen bekend behalve haarzelf, want hoe u het ook aangelegd mocht hebben haar onschuld te overrompelen, men is billijk genoeg om te geloven dat als het arme kind wist wat u met haar voorhebt ze u zou behandelen zoals lady Falmouth heeft gedaan. Ik geef u dus de raad de zaken niet verder te drijven bij iemand die te fatsoenlijk is om zo iets toe te staan. Ik raad u eveneens aan om uw gedienstige terug te nemen om het schandaal van haar praatjes te vermijden. Zij vertelt overal rond dat zij zwanger is en geeft u daar de schuld van en ze beschuldigt u van de zwartste ondankbaarheid op grond van niet meer dan vermoedens. U ziet nu wel dat deze dingen geen pure uitvindingen van mij zijn. Maar, om iedere twijfel erover weg te nemen dat het uit haar eigen mond is dat ik ze vernam, ze heeft me alles verteld van uw gesprek in de badkamer en van de portretten die u daar hebt opgehangen van al de mannen aan het hof, en van de slinkse en boosaardige manier waarop u die versjes hebt laten zien, die zo slecht passen bij het mooiste meisje van Engeland, en hoe de arme Miss Temple in de valstrik gelopen is voor haar door u gespannen met het doel dat ze haar bekoorlijkheid metterdaad zou bewijzen. Maar wat voor u het gevaarlijkst zou kunnen worden van dat lange gesprek, dat is dat u bepaalde geheimen geopenbaard hebt die de hertogin u blijkbaar slechts heeft toevertrouwd om ze aan haar hofdames mee te delen. Denkt u er eens goed over na en vergeet niet ridder Lyttelton enige genoegdoening te verschaffen voor de wijze waarop u de moeite heeft genomen hem belachelijk te maken. Ik weet niet of hij dat gehoord heeft van uw gedienstige maar wel weet ik dat hij gezworen heeft zich erover te wreken en dat het een man van zijn woord is. Want, om misvattingen uit te sluiten gegrond op zijn stoïcijns voorkomen en een uiterlijk zo ernstig als van een rechtsgeleerde, wil ik u wel vertellen dat het de driftigste man is die ik ken. Mijn hemel! Dat zijn vreselijke dingen, die beledigingen. Hij zegt dat het helemaal in de lijn ligt van een laag schepsel als u nette mensen zwart te maken uit jaloezie, dat hij er zijn beklag over | |
[pagina 90]
| |
zal doen als u er mee doorgaat; dat, als Hare Hoogheid u niet bestraft, hij zichzelf recht zal verschaffen en u zijn degen in de buik zal steken, ook al lag u in de armen van Miss Temple, en dat het een schandaal is dat alle meisjes uit de hofdienst door uw handen gaan voordat ze in staat zijn zich enigszins te oriënteren. Ziedaar, Miss Hobart, wat ik meen u te moeten laten weten. U weet beter dan ik of wat ik u zo juist gezegd heb waarheid is en het is aan u te beslissen welk gebruik u van mijn waarschuwing denkt te maken. Ik, in uw plaats, zou de vrede herstellen tussen lord Rochester en Miss Temple. Nog eens, hij moet niet te weten komen dat u van de onnozelheid van dat kind geprofiteerd hebt om hem te bekladden. Schep geen verwijdering tussen haar en een man die een tedere liefde voor haar heeft opgevat en die, gezien zijn rechtschapen karakter, er zich wel voor gewacht zou hebben zijn oog op haar te laten vallen als hij niet van plan was geweest haar ten huwelijk te vragen.’ Miss Temple had stipt haar woord gehouden en gezwegen terwijl Killegrew sprak, het was haar zelfs onmogelijk geweest die belofte te breken, zo verbaasd en beschaamd was ze. Toen Miss Hobart en Rochester zich weer bij hen voegden was ze nog volkomen van haar stuk door de wonderlijke zaken die ze zoëven gehoord had, ongelofelijk naar haar mening maar die ze wel geloven moest als ze de omstandigheden in aanmerking nam. De verwarring die het relaas in haar hoofdje teweeg gebracht had was weergaloos. Toen Rochester en Killegrew haar verlaten hadden was ze nog niet van haar verbazing bekomen, maar zodra ze een beetje tot zichzelf kwam keerde ze ijlings naar St. James terug, zonder te antwoorden op hetgeen de andere mogelijk wel zei, en na haar kamer te hebben afgesloten was het eerste wat ze deed de kleren van Miss Hobart uittrekken uit vrees erdoor besmet te worden. Na hetgeen ze van haar gehoord had beschouwde ze haar nog slechts als een monster, verderfelijk voor het schone geslacht, van wélk geslacht ze zelf ook mocht zijn. Het bloed steeg haar naar de slapen bij de gedachte aan de intimiteiten die zich bij haar een wezen veroorloofd had wier dienstmeid zwanger was zonder ooit een andere dienst gehad te hebben. Ze stuurde haar dus heel haar plunje terug, vroeg haar eigen kleding retour en besloot de omgang met haar resoluut af te breken. Van haar kant kon Miss Hobart, die meende dat Killegrew Miss Temple voor háár aangezien had, niet begrijpen waarom deze zich sinds dat gesprek zo wonderlijk gedroeg. Om de zaak op te helderen liet ze de meid van Miss Temple in haar eigen appartement wachten in plaats van haar met de kleren terug te zenden en ging er zelf heen met de bedoeling het meisje met een vriendschapsbetuiging te verrassen alvorens opheldering te vragen. Daarom ging ze stilletjes haar kamer binnen, juist toen ze op het punt stond schoon goed aan te trekken, en omhelsde haar. Toen Miss Temple, eer ze zich erop bezinnen kon, zich in haar armen bevond, stelde haar verbeelding haar alles voor de geest wat Killegrew haar verteld had. Ze meende de blikken van een satyr te zien gepaard met nog verfoeilijker bejegeningen, en zich vol verontwaardiging uit die omhelzing loswringend begon ze vreselijk te gillen, hemel en aarde te hulp roepend. De eersten die op die alarmkreten toeschoten waren de gouvernante en haar nichtje. Het was bijna middernacht. Miss Temple stond daar in haar hemd, geheel ontsteld en vol afschuw Miss Hobart afwerend, die nu alleen op haar toekwam om de oorzaak van haar overspannen toestand te weten te komen. Zodra de gouvernante de scène had opgenomen begon ze, met de welsprekendheid van iemand van haar soort, Miss Hobart de huid vol te schelden. Ze vroeg haar of het soms voor háár was dat Hare Hoogheid meisjes aan haar hof hield, of ze zich niet schaamde in hun appartementen door te dringen op zo'n ongewoon uur om er dergelijke gewelddaden te plegen, en ze zwoer dat ze er zich de volgende dag direct bij de hertogin over zou beklagen. Miss Temple werd door dit alles in haar dwalingen bevestigd en Miss Hobart zag zich ten slotte gedwongen heen te gaan zonder dat het haar gelukt was | |
[pagina 91]
| |
schepsels waarvan ze dacht dat ze stapelgek of bezeten waren tot rede te brengen. De dag daarop vergat Miss Sara niet het gebeurde aan haar minnaar te vertellen, hoe het gegil van Miss Temple de appartementen van de meisjes in opschudding had gebracht en hoe zij en haar tante, toegesneld om hulp te bieden, de indruk gekregen hadden Miss Hobart op heterdaad te betrappen. Twee dagen later was het avontuur publiek nieuws, vermeerderd met verschillende omstandigheden die er geen deel van uitmaakten. De gouvernante trad als getuige op en vertelde overal hoe de deugd van Miss Temple er nog goed afgekomen was en dat Miss Sara, haar nicht, slechts haar eer had kunnen redden omdat de wijze raadgevingen van lord Rochester haar sinds lang verplicht hadden haar elke omgang met een zo gevaarlijk sujet te verbieden. Miss Temple hoorde later dat de versjes die haar zo verbitterd hadden zonder uitzondering op Miss Price gemaakt waren. Iedereen wist het haar te verzekeren en naar aanleiding van dat bedrog werd ze met nieuwe afschuw van Miss Hobart vervuld. Zoveel verkoeling na zoveel familiariteit zorgde ervoor dat veel mensen van oordeel waren dat het avontuur niet helemaal op verzinsels berustte. Dit was voldoende om Miss Hobart in ongenade te doen vallen bij het hof en in discrediet te brengen in de stad, maar de hertogin nam weer haar partij, zoals tevoren reeds, deed alsof de hele historie van het begin tot het einde een hersenschim of lasterpraat was, verweet Miss Temple haar misplaatste lichtgelovigheid, ontsloeg de gouvernante met haar nicht wegens de leugens waarmee ze de fabel staafde en beging tal van onrechtvaardigheden om de eer van Miss Hobart te redden, zonder daar evenwel in te slagen. Zij had haar redenen om haar niet in de steek te laten, zoals we later zullen uiteenzetten. Miss Temple, die niet ophield zich te beschuldigen van onrechtvaardigheid jegens lord Rochester en die op grond van Killegrews verzekering meende dat hij de meest rechtschapen man van Engeland was, zocht steeds gelegenheid om zich bij hem te rechtvaardigen door hem een soort genoegdoening te verschaffen voor de meedogenloosheid die ze hem betoond had. Die goede gezindheid ten opzichte van een man van zijn slag had haar verder kunnen voeren dan ze dacht maar het behaagde de Hemel niet hem in een positie te laten waarin hij daarvan zou kunnen profiteren. Sedert hij aan het hof verbleef was hij er niet aan ontkomen minstens eens per jaar verbannen te worden, want zodra hij een woord op de tip van zijn tong had of aan de punt van zijn pen liet hij het los in de conversatie of op het papier zonder zich om de gevolgen te bekommeren. Het kon ministers gelden, of maîtresses van de koning, ja vaak de meester zelf. Als hij niet te doen had gehad met de menselijkste vorst die ooit bestaan heeft dan was zijn eerste ongenade tevens zijn laatste geweest. Nu gebeurde het juist in de dagen dat Miss Temple hem vergeving zocht te vragen voor de onverkwikkelijkheden die Miss Hobarts doortraptheid hun beiden berokkend had, dat het verblijf aan het hof hem voor de derde maal ontzegd werd. Hij vertrok zonder Miss Temple ontmoet te hebben, nam de ontslagen gouvernante mee naar zijn buitenverblijf en deed de uiterste moeite om zeker talent te ontwikkelen dat haar nichtje voor het theater meende te bezitten. Edoch, ziende dat hij hierin niet zo goed slaagde als in zijn andere leergangen, en na haar met mevrouw hare tante enige maanden in huis te hebben gehad, wist hij te bewerken dat ze de winter daarop door het toneelgezelschap van de koning werd aangenomen. Zodoende dankte het publiek hem de knapste maar ook de slechtste actrice van het koninkrijk. (Het beeld van Miss Hobart zou niet volledig zijn zonder te vermelden waarom zij Miss Temple relaties met Sydney afried. Hij was namelijk de hertogin van York, welke, door haar man verwaarloosd, tot dan toe haar maag met meer toegevendheid had behandeld dan haar hart, dierbaar geworden en wist dat. De hertogin, van veel geringere afkomst dan de hertog, had uit dankbaarheid en ontzag lang geaarzeld haar man ontrouw te worden ofschoon | |
[pagina 92]
| |
hij haar constant bedroog. Miss Hobart hielp die angstvalligheid te overwinnen.) De hertogin, die de gevolgen van zo'n verhouding voorzag, bestreed uit alle macht de neiging die haar meesleepte, maar Miss Hobart, die de zijde van de neiging had gekozen, bestreed en overwon die tegenstand. De juffer had op listige wijze haar vertrouwen gewonnen door de dagelijkse nieuwsberichten waarvan ze het hele jaar goed voorzien was. Die betroffen ook het hof en de stad en of ze steeds aan de waarheid beantwoordden liet haar koud. Wel zorgde ze ervoor dat ze steeds naar de smaak van Hare Hoogheid waren. Ze kende eveneens haar smaak op het gebied van tafelen en wist precies de schotels te laten klaarmaken en te doen afwisselen waarvan ze hield. Dat had haar onmisbaar gemaakt en die eigenschap zocht ze te versterken. Zij had het air opgemerkt dat Sydney zich nu gaf en ook wat er omging in het hart van haar meesteres ten aanzien van Sydney, en, handig als ze was, had ze de vrijheid genomen haar te vertellen dat die arme jongen van liefde voor haar verging, dat het jammer was dat zo'n knappe man, die in respect tekort schoot louter en alleen omdat hij het niet meer uit kon houden, zijn goede naam bij het publiek bedierf zoals een vlinder zijn vleugels aan een kaars verbrandde, want dat de mensen het spoedig zouden bemerken als er geen orde op werd gesteld en dat ze van mening was dat Hare Hoogheid op de een of andere wijze medelijden met hem moest betonen. De hertogin vroeg haar wat ze bedoelde met ‘medelijden betonen’. ‘Ik bedoel, Mevrouw,’ antwoordde Miss Hobart, ‘dat als zijn uiterlijk u tegenstaat of als zijn passie u hinder bezorgt u hem de bons moet geven, ofwel dat u, als u zijn diensten aanvaardt, wat iedere prinses zou doen, mij veroorlooft hem uit uw naam zekere gedragslijnen voor te schrijven waarvan verhoopt kan worden dat ze hem zullen beletten krankzinnig te worden, in afwachting van het tijdstip waarop u hem in persoon uw wensen kenbaar kunt maken.’ ‘Wat?’ riep de hertogin uit, ‘u, Miss Hobart, die sympathie voor mij hebt, u wilt me aanraden een dergelijke relatie aan te knopen ten koste van mijn ongeschonden reputatie en met het risico van tal van onaangenaamheden? Als dat soort zwakheden soms te verontschuldigen is, dan is dat niet het geval in een rang zoals ík inneem, en het zou een slechte manier zijn om mij dankbaar te tonen voor de welwillendheid van hem die mij tot die rang heeft verheven als ik...’ - ‘Alles goed en wel,’ zei Miss Hobart, ‘maar is het niet duidelijk dat hij u alleen maar getrouwd heeft omdat hij die zaak zo vlug mogelijk wilde regelen? En daarna? Zegt u het zelf maar of hij zich ooit gegêneerd heeft de verandering van zijn smaak door talloze wispelturigheden te laten blijken. Bent u soms van zin altijd maar door te gaan met die lijdzaamheid en onderworpenheid, terwijl de hertog, na de gunst genoten of de afwijzing verdiend te hebben van alle coquettes van Engeland, uw hofdames de een na de ander naloopt en op het ogenblik als doel van zijn eerzucht en begeerten bezig is die bonestaak van een ChurchillGa naar eind6. te veroveren? Waar moet dat heen, Mevrouw? Moeten uw goeie jaren voorbijgaan in een soort van weduwstaat met het bejammeren van uw ongeluk, zonder van gunstige gelegenheden te mogen profiteren? Ik zou wel eens willen zien of een echtgenoot die u dag en nacht vergeet kan eisen dat om goed te eten en te drinken, zoals Uwe Hoogheid goddank doet, niets anders nodig zou zijn dan goed te slapen. Zeker, ik sta maar in uw dienst, Mevrouw, maar daarom juist herhaal ik dat geen enkele prinses ter wereld de hulde van zo'n knappe vent als Sydney zou afslaan als haar man zijn attenties elders plaatst.’ Bezien uit het oogpunt van de moraal deugden die argumenten natuurlijk niet, maar, al waren ze nog ondeugdelijker geweest, de hertogin zou er voor gezwicht zijn, zozeer was haar hart het eens met de pogingen van Miss Hobart om haar voorzichtigheid de baas te worden. Deze relatie was tot stand gekomen in de dagen dat Miss Hobart de jeugdige Miss Temple aanraadde geen vat te geven aan de avances van de mooie Sydney. Wat deze laatste aangaat, zodra hij van de ‘con- | |
[pagina 93]
| |
fidente’ hoorde dat de hertogin zijn huldebetuiging aanvaardde, liet hij niet na een voorzichtige houding aan te nemen, vol consideraties bedoeld om de buitenwereld te misleiden. Maar de buitenwereld is niet zo onnozel als men denkt.Ga naar eind7. |
|