Maatstaf. Jaargang 28
(1980)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
J. Meyers Anton Mussert als student (1912-1918)1Drieëndertig jaar lang was Johan Mussert hoofd van de openbare school in Werkendam geweest, toen hij in de herfst van 1912, zesenvijftig jaar oud, werd afgekeurd. Zijn gezondheid was dermate ondermijnd door de ziekte van Weil, die hij bij het zwemmen had opgelopen - hij was altijd een fervent sportman geweest - en waartegen de artsen die hij in de loop der jaren had bezocht geen kruid gewassen wisten, dat algemeen verwacht werd dat hij het niet lang meer zou maken. Generaties leerlingen had hij perfekt leren rekenen - zijn specialiteit! - in de ban gebracht van zijn meeslepende verteltrant, zonodig bijles gegeven - gratis, tot groot ongenoegen van zijn kijfachtige vrouw Rika -, afgeranseld in blinde drift en de armen onder hen met Kerstmis verwend met lekkernijen, die hij bij de beter gesitueerden bijeen had gebedeld... Nu was de hoge schooldeur, waardoor jaar in jaar uit de klassen in volmaakte orde onder zijn strenge en gevreesde blikken naar binnen kwamen, voorgoed achter hem dichtgevallen. Die zomer was zijn jongste zoon, Anton, achttien en pas aan de Rijks-hbs te Gorkum geslaagd voor het diploma hbs-b, eveneens afgekeurd - voor marine-officier. Beide feiten grepen in elkaar: de Musserts waren na Johans vervroegde pensionering niet langer economisch aan het dorp aan de Merwede gebonden en Anton moest zich op een andere toekomstbestemming bezinnen. Op aanraden van zijn vader koos hij voor studie aan de Technische Hogeschool te Delft. Aan dit advies lag het feit ten grondslag, dat hij al vroeg blijk had gegeven van een opvallende praktische intelligentie. Als kind beproefde hij de draagkracht van planken van verschillende dikte door die over een goot te leggen en er vervolgens zijn huisgenoten in volgorde van zwaarte over te laten lopen; in zijn hbs-tijd ontwierp hij vernuftige stellages voor de fruitpluk in de grote boomgaard van het schoolhuis en werkelijk opzienbarend was de constructie waarmee in een handeling de drie roeiboten van de familie 's winters tegelijk op de wal konden worden getrokken.Ga naar eind1. In tegenstelling tot de opleiding tot marine-officier bracht studeren aanmerkelijke financiële offers met zich mee. Het pensioen van de bovenmeester was schamel, gebaseerd op een laatstelijk genoten jaarwedde van twaalfhonderd gulden.Ga naar eind2. Weliswaar had hij indertijd een aanzienlijke erfenis gekregen van zijn vader, de Haagse aannemer Jozef Mussert, maar die was door de lange gang langs de doktoren sterk geslonken. Om de kosten van Antons studie zoveel mogelijk te beperken, werd tot verhuizing naar Delft besloten. Verhuizen moest men toch, omdat het huis in Werkendam een ambtswoning was - bovendien aan de grote kant nu het gezin nog maar uit vier personen bestond: vader, moeder, Anton en zijn veertienjarige zusje Coby; de oudste drie kinderen waren al getrouwd. Op 25 oktober 1912 verlieten de Musserts Werkendam. Het was een herfstige dag, waarvan de somberheid symbolisch leek voor de toekomst die zij tegemoet gingen. Het afscheidsartikel dat die dag verscheen in het Nieuwsblad voor Werkendam, waarin de verdiensten van meester | |
[pagina 80]
| |
Mussert voor het dorp gememoreerd werden, had het karakter van een necrologie: ‘morituri te salutant!’ riep de schrijver theatraal uit. In Delft vestigde het gezin zich aan de Kanaalweg op nummer 15, een benedenwoning. Daar ging, sombere vooruitzichten ten spijt, de gezondheidstoestand van Johan Mussert vrijwel meteen vooruit. Iets van de vroegere vitaliteit van de sportbeoefenaar keerde terug, tezamen met zijn voorliefde - die in Werkendam nogal wat bevreemding had gewekt - om bij winterse temperaturen buiten te baden. In de achtertuin van zijn nieuwe huis gaf hij zich als vanouds over aan het ijzige water, waarvan hij de heilzame werking hoog aansloeg. | |
2Anton Mussert - zijn roepnaam was Ad - was een nauwgezet en ijverig student. Uit zijn collegedictaten en precieze, keurignette handschrift sprak een perfectionistische geest. Hij bezat door geldgebrek weinig studieboeken, wat hij trachtte te compenseren door trouw de colleges te volgen - tevens de beproefde methode om bij de professoren in de gunst te komen. Zijn bureau en kamer waren altijd het toonbeeld van netheid, nooit slingerde er iets rond of lag er iets scheef; hij was zo pietluttig netjes dat het aan het maniakale grensde. Een opvallend serieuze jongeman. In vergelijking met zijn leeftijdgenoten was hij trouwens altijd ongewoon ernstig geweest. Als student vertoonde hij dan ook geen zweem van de jeugdige, studentikoze zorgeloosheid die gewoonlijk aan die status werd toegedicht. Omgang met medestudenten had hij nauwelijks; het enige naspeurbare contact is dat met Willem Schermerhorn - en dat was heel oppervlakkig - die hij in 1914 leerde kennen. Uitgaan deed hij nooit. Hij was dus helemaal niet het type om corpslid te zijn. Studentencorpsen waren kleine, autonome gemeenschappen, bestuurd door studenten die gekozen waren door andere studenten. In principe kon iedereen lid worden, al waren er gezelschappen die ballotage kenden. De opbouw der corpsen was verre van democratisch, wat vooral bij de zogenaamde jaarclubs tot uiting kwam, die tijdens de groentijd werden gevormd. Hierbij was een scherp onderscheid tussen de Eerste Club, die gevormd werd door de ‘sjiek’ -aristocratenzoontjes - en de andere clubs. Maatschappelijke ongelijkheid en discriminatie waren de basis van het instituut der corpsen. Vormelijkheid en traditie vierden hoogtij en kwamen tot uiting in vaste formules bij toespraken, de linten om de schouders van de bestuurders, de jaquets en hoge hoeden, de livrei van de bedienden op de soos - de ‘kroeg’ - en de rijtuigen waarmee de heren studenten zich gaarne verplaatsten. Niet-corpsleden werden ‘knorren’ genoemd en beschouwd als lager georganiseerde wezens met wie men niet om kon gaan. Het was mogelijk om met betrekkelijk weinig geld actief corpslid te zijn. Van de circa twaalfhonderd studenten in Delft in Musserts tijd was ongeveer de helft corpslid, maar niet meer dan tien procent kwam geregeld ‘op de kroeg’; velen beperkten hun aktiviteiten tot hun jaarclub, al dan niet verbonden met andere jaarclubs.Ga naar eind3. Met een meisje werd de student Mussert nimmer gezien. Een belangrijk facet van het erotische leven van de studenten was het zogeheten ‘scharrelen’ met meisjes uit de volksklasse, die fysieke aantrekkelijkheid paarden aan een soepele moraal. De wereld van donkere parkjes en banken en de romantische lichtvlekken der gaslantaarns was voor Ad Mussert net zo onwezenlijk als die van het zuipen op de soos. Zijn meest geliefde hoogleraar was Klopper, een strenge figuur die toegepaste mechanica doceerde en die hij bewonderde om zijn exacte, glasheldere wijze van formuleren - die hij zich ook trachtte eigen te maken en onder andere later in zijn politieke redevoeringen nastreefde. Ook Aalberse, die in Delft vanaf 1916 handelsen arbeidsrecht gaf, was een favoriet docent van hem. Al in zijn kinderjaren had hij weinig contact gehad met leeftijdgenoten en dat was zo gebleven. Uit het jongetje dat in het speelkwar- | |
[pagina 81]
| |
tier niet meedeed met de spelletjes van andere kinderen, maar gauw naar huis holde en de middelbare scholier die er het liefst in zijn eentje met zijn hengel op uittrok, was een student voortgekomen die een geïsoleerd leven leidde van studeren en college volgen, soberheid en onthouding. Hij rookte niet en dronk niet en was zodoende nog strikter dan zijn vader, die zich nog wel eens een glaasje wijn veroorloofde die zijn vrouw in hun Werkendamse periode zelf placht te maken van de druiven die tegen de zuidelijke muur van het schoolhuis groeiden. Hij was gesloten, introvert als zijn moeder, en had geringe contactuele eigenschappen. ‘Je kon niet echt tot hem doordringen,’ aldus het getuigenis van iemand die hem goed heeft gekend.Ga naar eind4. De enige die dat wel kon was zijn vader, die hij vereerde en voor wie zijn genegenheid in zijn eenzame puberteit nog toenam. In de dodencel in 1946 zei hij dat zijn vader zijn beste jeugdvriend was geweest. In feite ook de enige. Op 8 januari 1913 stierf Johan Mussert ten gevolge van een hersenbloeding.Ga naar eind5. Twee weken voor zijn zevenenvijftigste verjaardag bracht zijn familie hem naar het kerkhof van Delft. Het wegvallen van de vaderfiguur sloeg de bodem uit Antons bestaan. Hij was ten einde raad, vervuld van zwarte doodsgedachten, die hem steeds dieper een moeras van melancholie introkken, zozeer dat hij niet meer tot studeren in staat was. Het propedeutisch examen, dat uit drie onderdelen bestond die normaliter met een tussenpoze werden afgelegd, stond voor de deur, maar dat vermocht hem niet uit zijn lethargie te verlossen. Hij werd gered door een assistent aan de th, Ploeg genaamd, die hem door op eenvoudige, maar indringende wijze op hem in te praten wist op te beuren. ‘Je doet het wel,’ zei hij aldoor, ‘jij maakt je studie wel af.’Ga naar eind6. Later begreep hij dat hij aan deze man meer te danken had dan woorden konden uitdrukken. Hij legde de drie examenonderdelen tegelijk af - met succes. In de zomervakantie ging hij praktisch werken bij de gemeentewerken in Rotterdam. Veel bijzonders kreeg hij er niet te doen. Hij had er aardigheid in gewoon met de arbeiders mee aan te pakken en hen versteld te doen staan van zijn handvaardigheid. Hij poseerde als de gewone jongen, wat hij later als politicus ook graag deed, een gewone jongen uit het volk, die zichzelf echter in werkelijkheid niet zo gewoon vond; hij was integendeel diep doordrongen van zijn eigenwaarde. Onder de studenten die tegelijk met Mussert in Delft studeerden waren er twee die evenals hij historische figuren werden: Meinoud Rost van Tonningen en Willem Schermerhorn. Eerstgenoemde heeft hij in Delft niet gekend. Die werd zelden of nooit op college gezien en hield zich voornamelijk op met roeien; bij het uitbreken van de oorlog in 1914 was hij een gesjeesd student die dienst nam als vrijwilliger. Schermerhorn - ook een ‘knor’ - kwam wel bij Mussert in het huis aan de Kanaalweg over de vloer. In 1946 was hij minister-president en richtte zijn voormalige studiegenoot zich vanuit de gevangenis tot hem in een open brief, waarin hij tegen zijn doodvonnis protesteerde als ‘een politieke moord met een gerechtelijk manteltje om.’Ga naar eind7. | |
31914. Het was volop zomer - de laatste zomer van het oude Europa. Overal stonden de oogsten te velde. De rijkste oogst zou weldra worden binnengehaald door de dood. ‘Die snikhete julidagen liepen de vrouwen in witte jurken of het hier Indië was en de blauwe vaarten waren vol zorgeloze zwemmers.’Ga naar eind8. De kranten legden getuigenis af van groeiende politieke spanning na de moord te Serajewo. Oostenrijk stelde Servië een ultimatum, Oostenrijk verklaarde de oorlog, Rusland ging mobiliseren, Duitsland stelde Rusland een ultimatum... Op de laatste dag van juli besloot de Nederlandse regering tot mobilisatie. Dat bericht veroorzaakte paniek. Wie een spaartegoed had haastte zich naar de bank om het op te vragen en vervolgens naar de levensmiddelenzaken: Nederland sloeg aan het hamsteren. | |
[pagina 82]
| |
Zaterdag i augustus. De ochtendbladen meldden dat die middag om twaalf uur het Duitse ultimatum afliep. In de lome zomerdagen verschenen weldra de blauwe, lakense uniformen - die pas later in de oorlog door het veldgrijs vervangen werden - van de reservisten, die door het stof van de nog onverharde wegen op weg gingen naar hun mobilisatiebestemming. De regering riep vrijwilligers op. Zonder bedenken stond Anton Mussert op voor het vaderland, waarvoor zijn opvoeding hem vurige liefde had bijgebracht. Het was de eerste van de drie keer dat hij in zijn leven zijn land in gevaar zag en zich spontaan aangordde om het te verdedigen, zoals het volgens hem een man van eer en fatsoen betaamde. De tweede gelegenheid deed zich voor in 1925 ten tijde van het zogenaamde Belgische Verdrag en de derde in het begin der dertiger jaren, toen het gekrakeel der politieke partijen en het rode gevaar land en volk naar zijn mening ten ondergang voerden, wat hij trachtte te voorkomen door zijn politieke beweging in het leven te roepen. ‘Je kent je plicht,’ zei zijn moeder laconiek,Ga naar eind9. toen hij haar over zijn voornemen om zich als vrijwilliger te melden sprak. In het huis van wijlen Johan Mussert, vurig patriot en Oranjeklant, was de dienst aan het vaderland een vanzelfsprekende zaak. Die zaterdag waarop de oorlog tussen Duitsland en Rusland een feit werd, reisde hij naar Amsterdam. De trein voerde hem door een oudhollands landschap van zonovergoten weiden met vee en sloten en vaarten die de strakblauwe hemel weerspiegelden; vreedzamer beelden dan die langs het raam van zijn coupé trokken waren nauwelijks denkbaar. In Amsterdam meldde hij zich in de kazerne van de vestingartillerie, waar men hem vreemd aankeek en te kennen gaf niet te weten wat men met hem aan moest. Niet van zins zich te laten afschepen, eiste hij dat zijn naam en adres werden genoteerd voor het geval er een tijd aanbrak dat men dat wel wist. En waarlijk, enige tijd later werd hij opgeroepen voor de keuring en goedgekeurd deze keer. De twintigjarige vrijwilliger voegde zich bij zijn regiment in de hoofdstad, waar hij begon als gewoon soldaat bij de artillerie. Na de eerste oefening werd hij overgeplaatst naar Schoonhoven voor de korporaalsopleiding. Niet zonder weemoed zei hij de Amsterdamse ‘hap’ vaarwel. Hij had er zich volgens eigen zeggenGa naar eind10. tussen de volksjongens uitstekend op zijn gemak gevoeld. Toen hij in de herfst van 1914 de korporaalsstrepen kreeg, was er niemand gelukkiger dan hij. Trots liet hij zich in zijn uniform fotograferen, een kleine korporaal in de Grote Oorlog - die ver weg was. Eens zou die foto prijken naast die van een andere korporaal uit die oorlog, Adolf Hitler.Ga naar eind11. Het einde van zijn militaire loopbaan kwam plotseling. Hij werd getroffen door een nierkwaal, die in de volksmond bekend staat als wandelende nieren, geen ernstige, wel een zeer pijnlijke aangelegenheid die destijds slechts door lang liggen genezen kon worden. Behalve door pijn werd hij ook nog gekweld door de angst om afgekeurd te worden en het viel moeilijk uit te maken welke van die twee het ergst voor hem was. Hij bewoog hemel en aarde om in een militair hospitaal te worden opgenomen en niet in een burgerziekenhuis, erop speculerend dat militaire artsen zoveel waardering zouden hebben voor zijn geestdrift voor het leger dat zij hem daarvoor wel zouden weten te behouden. IJdele hoop! Hij werd afgekeurd. Het was 1915. Terwijl talloze soldaten in de greep van de oorlog hun uniform verwensten, was het voor Anton Mussert juist een diep verdriet dat hij het aan de kapstok moest hangen. | |
4Anton Mussert kwam uit een conservatiefliberaal milieu. Sinds het laatste kwart van de vorige eeuw vertoonde het liberalisme twee stromingen: die van de vooruitstrevende jongliberalen die de taak van de staat uit zagen gaan boven de aloude nachtwakersrol en ook de sociale problematiek daartoe rekenden en die van de oud-liberalen, die zichzelf de vrije liberalen noemden; zij hielden vast aan het oorspronkelijke credo dat elk dirigisme afwees. | |
[pagina 83]
| |
Door het algemeen kiesrecht werden zij gedegradeerd tot exponenten van een plutocratische minderheid wier tijd voorbij was. De conservatieve liberalen droegen heimwee aan vroeger met zich om, toen zij in staat, economie en cultuur de dienst hadden uitgemaakt, alsmede rancune jegens de eigentijdse situatie, met name jegens het parlementaire stelsel; zij koesterden autoritaire sentimenten, die na de eerste wereldoorlog de kop opstaken. Zij verenigden zich in de Bond van Vrije Liberalen of Vrijheidsbond. Johan Mussert was hier lid van. Zijn zoon Anton later eveneens. Sedert 1909 doceerde professor Valckenier Kips staatswetenschappen aan de th te Delft, een van die naar rechts gezwenkte liberalen, lid van de Vrijheidsbond. Zijn denkbeelden, die hij met grote geestdrift en op originele wijze op zijn studenten - die hem overigens niet erg serieus namen - trachtte over te brengen, kwamen in het kort hierop neer: het land was ten prooi gevallen aan baantjesjagers en twistende partijen die onverschillig stonden tegenover het landsbelang, een politieke verwording die rechtstreeks voortvloeide uit het parlementaire stelsel, dat dan ook onverwijld afgeschaft diende te worden. Het is of men Anton Mussert in de dertiger jaren hoort. Gedurende het collegejaar 1915-1916 - nadat hij voor militaire dienst was afgekeurd had hij zich met ingang van dat jaar weer aan de th laten inschrijven - was hij onder het gehoor van Valckenier Kips, een klein germaantje, blond haar, blauwe ogen en overlopend van bewondering voor Duitsland, althans voor de autoritaire Pruisische geest die hij als de quintessence van dat land zag. Het slotcollege van de cursus staatsrecht in 1914, de oorlogsdreiging hing in de lucht, beeindigde hij met de mededeling dat hij ‘Pruisisch conservatief’ en dat dat de enige aanvaardbare politieke overtuiging was. ‘Het is de enige keer dat ik een hoogleraar door studenten heb horen uitfluiten,’ aldus een toehoorder.Ga naar eind12. Gezien de overeenkomst tussen zijn ideeën en die van Mussert als politiek leider, is het verklaarbaar dat men in hem wel een soort geestelijke vader van Mussert heeft gezien, temeer daar hij later lid was van de nsb.Ga naar eind13. Maar bij nader inzien bestaat hiervoor geen grond: de jonge Mussert had geen belangstelling voor politiek.Ga naar eind14. Daarvan was pas na 1925 sprake, toen in de kring van de bestrijders van het Belgische Verdrag, waarvan Mussert de ziel was, bekend werd dat hij zich beijverde bij de Vrijheidsbond om voor die partij in de Tweede Kamer te komen.Ga naar eind15. Daarbij komt dat de visie van Valckenier Kips voor Mussert geen openbaring kan hebben betekend, want die stemde overeen met de geestelijke erfenis die de Werkendamse bovenmeester - naast vaderlandsliefde en burgerlijk fatsoen - aan zijn zoon had doorgegeven. Diens sympathie stond in 1916 in elk geval niet aan Duitse zijde, getuige de voor zijn gereserveerde aard ongewone ontboezeming in zijn dictaat staatsrecht: ‘Hoera! Hoera! Vive la France, weg met de moffen!’Ga naar eind16. | |
5Maria (‘Rie’) Witlam, de zuster van Antons moeder, was het nakomertje uit het kinderrijke gezin van de Enkhuizense schilder Maarten Witlam en Helena Bazaan. Zij was vijftien, toen haar moeder vlak na Kerstmis van het jaar 1891 overleed. De twee jaar die volgden zorgde zij voor haar vader in hun woning aan de Dijk,Ga naar eind17. daarna ging zij in de verpleging. Zij werd particulier verpleegster, onder meer bij de direkteur van de Bataafse Petroleum Maatschappij met wie zij ook naar het toenmalige Nederlands-Indië trok en van wie zij een legaat ontving. Toen haar neef Ad ziek uit militaire dienst thuis kwam en geruime tijd het bed moest houden, nam zij de taak op zich om hem te verplegen. Zij was toen achtendertig en nog ‘een zeer appetijtelijke vrouw’.Ga naar eind18. Hij was na de dood van zijn vader sterk vereenzaamd en door zijn ziekte zeer gedeprimeerd. Het draaide erop uit dat de neef en zijn achttien jaar oudere tante met elkaar naar bed gingen. Dit was niet zomaar een min of meer toevallig incident, maar de ouverture tot niets minder dan een huwelijk. | |
[pagina 84]
| |
In de negentiende-eeuwse burgermoraal, die Anton Mussert met de paplepel was ingegoten, de dwingende leidraad van zijn hele bestaan, was dat de onverbiddelijke konsekwentie van de vrijage; een man van eer ging niet naar bed met een vrouw zonder haar te trouwen. Een jonge man die met zijn tante van middelbare leeftijd trouwt, is gefundenes Fressen voor psychologen. Het ligt voor de hand hier een trek naar een moederfiguur in te zien, een uiting van geestelijke onvolgroeidheid dus. Zulke kinderlijke mannen vallen, voor zover zij zich tot vrouwen aangetrokken voelen, of op oudere vrouwen of juist op veel jongere. In het eerste geval worden zij gedreven door de behoefte aan een beschermende, troostende moeder, in het andere door begeerte naar speelgoed. Musserts liefdeleven heeft zich inderdaad tussen deze twee uitersten bewogen. Het had als ene pool ‘moeder’ Maria, de vrouw uit zijn jeugdjaren, als tegenpool een kindvrouwtje, Marietje, dertig jaar jonger dan hij, met wie hij op middelbare leeftijd een verhouding had. Maar aldus psychologiserend mogen twee aspecten niet uit het oog verloren worden, te weten de welhaast dwangmatige invloed van Musserts fatsoensnormen op zijn handel en wandel en de genegenheid die het ongelijke paar onbetwistbaar voor elkaar voelde - die wat haar betrof zelfs uitging boven ontrouw en dood: zolang zij daartoe in staat was, plantte zij jaarlijks viooltjes op zijn anonieme graf op de algemene begraafplaats in Den Haag op de zevende mei, de dag van zijn executie. Tegen alle argumenten van de familie in - vooral zijn moeder verzette zich heftig - dreef Anton Mussert zijn huwelijksplannen door. Duidelijk bleek nu hoe koppig hij was. Als hij eenmaal een besluit genomen had, dreef hij het gewoonlijk ook door, weinig of geen acht slaand op tegenwind, niet zelden met oogkleppen voor. ‘Hij viel me op als iemand die rechtuit liep zonder te letten op hindernissen,’ heeft iemand van hem gezegd.Ga naar eind19. Aan die eigenschap ontleende zijn vrouw zijn koosnaampje ‘Boems’, omdat hij altijd overal tegenaan liep. Hoezeer die kwalificatie ook in de figuurlijke zin op hem van toepassing was, heeft de geschiedenis wel aangetoond. Op 19 september 1917 vond de trouwerij plaats - in Rhenen, vanuit het huis van Willem Terpstra, die daar hoofd ener school was, de echtgenoot van Musserts oudste zuster Leni.Ga naar eind20. Bij Koninklijk Besluit was de vereiste dispensatie verleend inzake het verbod vervat in artikel 88, 2e lid, van het Burgerlijk Wetboek tot het sluiten van een huwelijk tussen personen van te nauwe bloedverwantschap. Inmiddels was er een breuk in de familie ontstaan: Antons moeder had geweigerd de bruiloft bij te wonen; bovendien verbood zij zijn zusje Coby, die nog minderjarig was, aanwezig te zijn. Het kwam later wel weer goed, maar Rika Mussert, die nog zeventien jaar leefde, heeft haar zuster en schoondochter nooit helemaal vergeven, dat zij haar onervaren zoon, tevens zwager, had verleid. Dankzij het legaat van zijn vrouw kwam Mussert in iets betere doen. In Delft hadden de Musserts vanaf het begin fatsoenlijke armoede geleden; na de dood van Johan werd de financiële positie nog slechter. Het appeltje voor de dorst dat zij achter de hand hadden voor nog slechter tijden en dat bestond uit Russische staatspapieren uit de erfenis van grootvader Jozef, werd in de Russische revolutie waardeloos. | |
6Ondertussen was het vierde oorlogsjaar ingegaan. Ook in het neutrale Nederland deden bepaalde gevolgen van de strijd zich gevoelen. Schaarste en prijsstijgingen drukten steeds zwaarder, het meest uiteraard op de armen, en werkten demoraliserend. De neiging om de distributiebepalingen te ontduiken nam hand over hand toe. ‘Niet alleen in diefstallen op grote schaal, maar ook in hamsterwoede waarmede de beste families - zelfs gezinnen van rechters die over de distributiedelicten hadden te vonnissen - zich onteerden, sprak de morele ontaarding.’Ga naar eind21. De smokkelhandel, vooral op | |
[pagina 85]
| |
Duitsland en het bezette België, nam zulke onrustbarende vormen aan, dat er een wet werd uitgevaardigd die daar gevangenisstraf op zette - met als gevolg dat er in korte tijd te weinig accommodatie was voor overtreders. De kranten meldden dat de regering daarom had besloten tot de bouw van een nieuwe gevangenis: de cellenbarakken te Scheveningen, die een roemruchte toekomst tegemoet gingen, bijvoorbeeld als verblijfplaats van Anton Mussert, wiens laatste adres op aarde luidde: cel 603, Cellenbarak, Scheveningen... In januari 1918 kreeg landstormplichtige Josephus Jitta, afkomstig uit een Amsterdamse joodse familie, verlof om in Delft af te studeren. In de tekenzaal van de th viel zijn aandacht op een student die hij later als Anton Mussert leerde kennen en wiens huisvriend hij gedurende een aantal jaren zou worden. Hoewel Mussert hem vanaf het eerste ogenblik intrigeerde, kwam er niet meteen contact tussen beide jonge mannen - Mussert was drieëntwintig, Jitta anderhalf jaar ouder. Jitta was namelijk corpslid. Mussert maakte op hem de indruk een bijzondere persoonlijkheid te zijn.Ga naar eind22. Dat kwam zeker niet door zijn uiterlijk. Hij was altijd gestoken in hetzelfde chocolakleurige pak en bewoog zich voort met kleine pasjes, de schouders naar achteren, wat zijn kleine gestalte van 1.65 meter een parmantige houding gaf. Zijn haar was heel donker; hij had een lange kuif die voortdurend over zijn voorhoofd zakte en dan met een kwieke knik weer naar achteren werd gezwaaid. Met zijn scheve neus was hij beslist geen mooie jongen. Hij viel op door de haast plechtige ernst die zijn gelaat gewoonlijk weerspiegelde; die suggereerde importantie. Op 5 juli 1918 ontving Mussen uit de handen van zijn geliefde leermeester Klopper, die voorzitter was van de examencommissie, het diploma van civiel ingenieur - met de zeldzame onderscheiding ‘met lof’. Een briljante prestatie die nog meer glans kreeg door het feit dat zijn studie een drietal onderbrekingen had gekend: in 1913 door de geestelijke depressie die volgde op zijn vaders dood, in 1914 toen hij onder de wapenen was en in 1915 door zijn ziekte. |
|