paalde bus hem naar een stadswijk zal brengen die Hemel heet, zal hij daar niet met die bus aankomen zolang er nog een gevecht gaande is tussen buschauffeurs over de vraag of de kaartjes groen of rood van kleur moeten zijn. Vooral de chauffeur die zegt: ‘stap maar in, al heb je ook een wit kaartje,’ zal door zijn kollega's worden afgetuigd (in de taal van de kerkgeschiedenis: verbrand), want hij had even goed kunnen zeggen: ‘Onze kaartjes zijn helemaal niet nodig, welke kleur zij ook hebben,’ en daar zijn die kollega's natuurlijk verstoord over.
De idee van een leven na dit leven heeft alleen zin wanneer de stoffelijk overledene kan verifiëren of hij het juiste geloof beleden heeft of niet. Er zijn drie voornaamste mogelijkheden: hij ervaart niets; hij merkt het goede geloof te hebben aangehangen; of hij ziet zich in zijn credo te hebben vergist.
Neem eens aan dat een vroom gestorven roomse bisschop na zijn dood moet merken dat hij zich in zijn credo heeft vergist, dat hij bijvoorbeeld moet aanzien dat wijlen Hitler en de dan, hopen wij, overleden sjah van Perzië en kardinaal Innitzer niet lijden. Zal dat hem ernstig leed doen? Tja, bij een bevestigend antwoord moet ik mij toch afvragen of de man inderdaad wel ‘vroom’ gestorven is. Hij lijkt mij vromer wanneer hij zich samen met Reza, Adolf en zijn vroegere superieur Innitzer hartelijk in de meevaller kan verheugen.
Maar stel, aan de andere kant, dat hij na zijn overgaan de bevestiging van zijn geloof krijgt en hij ziet Franco, Von Papen met een hele troep oorlogsvrienden van Strauss, Beierse sd-ers en vlaamse oud-sd-Gehilfen zich kronkelen van de helse smarten. Moet hij zich dan tevreden schikken in het lot dat hijzelf het naar zijn verdiende genoegen heeft? Ook dan lijkt hij mij niet zo'n vrome bisschop als wij eerst aannamen.
De enige manier om na de dood iets aan je uitkering van de zaligheid te hebben, is via de verifikatie dat jouw hemel volledige zaligheid betekent voor jou en dat de anderen onverkorte hellesmart wordt toegemeten. Omdat dat nogal goddeloos is, heeft god niets met een hemel en een hel te maken. Is jullie dat duidelijk?
Ik heb als beginnende volwassene regelmatig behalve ‘Woord en Geest’, ‘De Reformatie’ verslonden. Ongeloviger dan ik toen was, kon ik niet meer worden, waarom las ik dus gereformeerde teologie?
Vóór alles om bijvoorbeeld een voortreffelijke polemist als Schilder (tegen Hepp en H.H. Kuiper) op de voet te volgen. Schilder heb ik drie keer horen preken en ik heb hem voor de oorlog in Utrecht zijn voortreffelijke rede tegen het nationaal-socialisme horen uitspreken, een groots vertoon van denkwerk, taalgebruik, formulering. Alles altijd van het uitgangspunt dat hij, Schilder, als hij het over god had, dezelfde god bedoelde als al zijn tegenstanders. Toen werd ik al in mijn overtuiging bevestigd dat hij er een andere op na hield dan Van der Vaart Smit, H.H. Kuiper, Colijn en Buskes, laat staan Göring en Rost van Tonningen. Er was niet Eén God. Althans, als een Eén God is, is hij niet èn de lutherse èn de roomse èn de gereformeerde èn de Almachtige van Mussert. Dan moet hij een God zijn, dacht ik, die achter de door de mens gemaakte goden kan verschijnen om ze opzij te vegen. Als hij dat gedaan heeft, zal die mens beter doen niet meer naar de roomse, joodse, reformatoriese of islamitiese goden om te kijken.
Jaap Fischer zegt: ‘De godenwereld is natuurlijk een afspiegeling van de samenleving.’ Het ligt dieper weg, troubadour. De godenwereld is een afspiegeling van de werelden die binnen de menselijke geest wentelen.
47. Teheran. Men vroeg aan Carters zwarte oud-vn-ambassadeur Andrew Young wat hij dacht van de gijzelaars in Teheran. ‘Die zitten veilig en zullen worden vrijgelaten. Ik voel me niet zo gerechtigd tot felle kritiek op de iraanse studenten die de amerikanen gegijzeld houden, als ik tegelijkertijd niet ernstig kritiek heb op de amerikaanse regeringen die dertig jaar lang de sjah aan de macht hielden. Ik denk dat onze gijzelaars een prijs betalen, maar dat is niet bij benadering de prijs die onze mensen in de ge-