| |
| |
| |
Jan Kal Liefdesjaar
Hartenstraat
Aletta, op het puntje van mijn tong
draag ik je naam, die loopt als een ballet.
De eerste a vraagt aandacht als de gong
voor een première: ah, we krijgen het.
Tong likt verhemelte: de l van let,
bewegend op de e-klank uit de long,
totdat hij zich tegen de tanden zet,
totale vrijheid zoekend: ta, de sprong.
Aletta, in het diepste van mijn hart
voel ik je neerkomen na deze start,
maar waarheen leidt de choreografie?
Ik moet het regelen in poëzie,
want anders loopt het leven uit de maat,
o hartenbreekster uit de Hartenstraat.
| |
| |
| |
Levenskunst
Sterven van liefde is niet míjn idee,
bedacht ik bij de tombe van Giulietta,
en na Verona doe ik met Aletta
Florence, het nieuwe leven van ons twee.
Hier zie ik, komende uit de Saletta
del Botticelli, háár, de Lentefee;
Venus, geboren uit het schuim der zee:
een zieke en gezonde Simonetta.
Ooit snakkend naar de schoonheid (uit de kunst!)
van jou, Amerigo Vespucci's zuster,
- zoals d'Ailleurs in Kort Amerikaans -
zie ik Aletta, na vijf eeuwen gaans,
je aankijken, en sta nu steeds bewuster
bij werkelijke liefde in de gunst.
| |
Zorgenkind
Jij slaapt al, terwijl ik nog naast je waak,
neerschrijvend wat ik anders zeggen zou,
want zeggen deed ik het al veel te vaak,
daar ik het zelf ook steeds voor ogen hou.
Je zei: ‘Ik heb nu alles wat ik wou.
Ik snap niet dat ik me zo'n zorgen maak.
Ik vind het zo vervelend, ook voor jou.
Ik wil niet dat ik er van streek van raak.
Jouw bloedneuzen. Die plekjes op mijn buik.
Russische inval in Afghanistan.
Wanneer zal de atoomoorlog gaan komen?’
Het leven, schat, voor dagelijks gebruik,
gaat zo: jij bent Aletta, ik ben Jan,
en elke dag geluk is meegenomen.
| |
| |
| |
Vaderhart
Dat was de kennismaking met je vader.
Zaterdagmiddag in Bodega Keijzer.
Nu staan je afkomst en je jeugd mij nader.
De oude Philip veinst een hart van ijzer.
Het grijze kind Aletta werd steeds grijzer,
maar wel te goeder trouw, en hij te kwader.
Waarom is deze knappe man niet wijzer,
maar van zijn eigen dochter zo'n verrader?
Hij kwam de draaideur binnen, keek je aan,
en bleek zijn nieuwe Eva mee te voeren.
Geen woord of blik ontviel zijn stijve kop.
Maar wèl van een paar tafels verderop
vanuit zijn ooghoeken gaan zitten loeren.
Omdat het bloed kruipt waar het niet kan gaan.
| |
Broederdienst
Je zult het zusje van je broertje blijven,
die geen van jullie zag na zijn vertrek,
al jaren eenzaam zoekend naar de plek
waar hij zijn laatste naald er in zal drijven.
Die op zijn elfde over jou kon schrijven:
‘Mijn zus is negen jaar en nu al gek’,
verbrak de band, en gaf je een gebrek
waar je een remplaçant voor in wilt lijven.
Je zei: ‘Ik schrijf een brief aan Woody Allen,
dat ik ook Letty heet, net als zijn zus.
Ik heb behoefte aan een broer erbij.’
Als invaller is hij goed voor te stellen,
maar mij viel nog iets op, ook dat nog dus,
dat Wouter bijna net zo heet als hij.
| |
| |
| |
Kermisklant
Ik loop de kermiskraampjes af en mok.
Aan haar vertrek ga ik al dagen mank.
Voor de vervallen trouwdag reeds vrij slank,
verfoei ik wat ik thans naar binnen schrok.
Zojuist bezweken voor de frietenstank
vreet ik weer verder, nog een noga-blok,
dat weggespoeld wordt met een vieze slok
lauw blikjesbier, een vreugdeloze drank.
Net nu ik mij aan ieders blik onttrok,
om achter 't kraampje tegen deze flank
der kerk te pissen, staat daar... Anne Frank.
Ze ziet me kauwen op een kersenstok,
een man van drieëndertig, en een brok
schiet in m'n keel van schaamte. God, ik jank.
| |
Pennevrucht
Er zal geen nageslacht zijn van ons samen;
dat wondt me dieper dan ik zeggen zal.
Ik hoopte meer dan jij dat ze er kwamen.
Jij dacht aan één, ik aan een kindertal.
Ze zouden joden zijn in elk geval:
wat kan een joodse moeder anders kramen?
De zoon zou David heten, David Kal:
dat klinkt als bijna even joodse namen.
En Roosje zou dus Rosa heten, Roos.
Ze kon met deze naam, die moeder koos,
goed uit de voeten internationaal.
Als ik de kleine meid voor ogen haal,
zo leuk als jij, maar van mijn eigen bloed,
weet ik niet meer waar ik het zoeken moet.
|
|