| |
| |
| |
Jean-A. Schalekamp Donker als het graf waar min vriend in rust
Over Malcolm Lowry's Under the Volcano is al zoveel geschreven dat ik er niet graag nog iets aan toe zou willen voegen, maar dat is niet of nauwelijks het geval - in Nederland in elk geval niet - met zijn posthuum uitgegeven werk Dark as the Grave Wherein My Friend Is Laid. Hoewel beide boeken uitstekend als afzonderlijke, op zichzelf staande romans te lezen zijn, zouden we dit laatste werk toch eigenlijk vooral als een onmisbare aanvulling op Under the Volcano moeten beschouwen. Het verklaart meer van Lowry's beroemdste werk dan alle essais die ooit over het boek geschreven zijn.
Lowry begon aan Dark As the Grave te schrijven in 1945, toen hij voor het eerst sinds negen jaar met zijn nieuwe vrouw Margie naar México terugreisde: een soort pelgrimstocht naar de hel. Lowry haatte reizen. Hij was er als de dood voor. (‘Why did people travel? God knows Sigbjørn hated it all over again. Travel to him was the extension of every anxiety, which man tried to get rid of by having a quiet home. A continual fever, an endless telephone alarm, perpetual heart attack. A continual anxiety. An unending firealarm. A prodigious prolonged jumping conniption. Is my passport in order? How shall I prevent being robbed? How can I get my papers out of my pocket in this position? without dropping half my money?...’) Maar afgezien daarvan waren het vooral de helse herinneringen aan zijn eerste verblijf in México, die de reis tot een ‘journey into Hell’ maakten.
Als er één schrijver geweest is voor wie leven en schrijven één waren, dan was het Malcolm Lowry. Hij was, zoals Douglas Day het noemt, een ‘compulsive notetaker’. Dwangmatig schreef hij alles op, alles wat hij zag, hoorde, voelde, rook, dacht. Alles. En daarbij dronk hij. Drank en schrijven, schrijven en drank, twee allesoverheersende obsessies waar hij voortdurend mee aan het vechten was. Ook met het schrijven. Want de maniakale behoefte om te schrijven obsedeerde hem, maar tegelijkertijd viel het schrijven hem verschrikkelijk moeilijk en werd hij onafgebroken door twijfels gekweld: ben ik wel een schrijver? Kan ik wel schrijven? Die twijfels werden er natuurlijk nauwelijks minder op toen zijn manuscripten herhaaldelijk geweigerd werden. Hij heeft eigenlijk maar een gering aantal boeken gepubliceerd en met het grootste deel daarvan gebeurde dat bovendien pas na zijn dood. Tegenover iedere gepubliceerde bladzijde staan zeker tweehonderd vellen ongepubliceerd materiaal.
Dark As the Grave is duidelijk het resultaat van tijdens zijn reis gemaakte, herhaaldelijk gereviseerde en nooit volledig uitgewerkte aantekeningen, waar hij aanvankelijk helemaal geen boek in zag. Pas later, terug in Canada, toen hij het allemaal nog eens overlas, riep hij uit: ‘By God, we have a novel here!’ Toen begon hij verwoed aan het herschrijven en eind 1947 stuurde hij de eerste bladzijden naar zijn Amerikaanse uitgever. Daar bleef het bij. In 1951 schreef hij zijn uitgever dat het werk ‘nog op het vuur stond’, maar verder dan een
| |
| |
‘work in progress’ is het nooit gekomen en toen hij zes jaar later stierf waren er alleen maar een slordige zevenhonderd bladzijden aantekeningen, opzetjes en kladjes. Pas tien jaar na zijn dood, tweeëntwintig jaar nadat hij de eerste letters van het boek op papier gezet had, begonnen Margerie Lowry en Douglas Day die hele enorme papiertroep te ordenen en publicabel te maken. Een gigantische, bijna onbegonnen taak als gevolg van Lowry's eigenaardige, chaotische werkwijze: hij schreef een passage, bracht veranderingen aan, schrapte die veranderingen door, probeerde het met nieuwe wijzigingen, schrapte de hele passage tenslotte maar, en voegde hem vijftig bladzijden verder ongewijzigd weer in. Van één gebeurtenis bestonden vaak vijf vrijwel identieke versies, waarvan moeilijk vast te stellen was welke nu uiteindelijk de definitieve was, want dat hoefde niet noodzakelijkerwijs de laatste te zijn.
Het is ook niet de bedoeling van Day en Margie geweest, in Lowry's plaats te treden en zijn boek te voltooien. In wezen hebben ze er, afgezien van het schrappen van herhalingen en van nooit verder uitgewerkte en kennelijk niet relevante figuren, het wijzigen van namen en het nodige coördineringswerk, niets aan veranderd, laat staan toegevoegd. Daardoor lijkt het boek hier en daar ietwat chaotisch en incoherent op ons over te komen, maar dat maakt het ook weer des te boeiender en authentieker.
De verschillen met Under the Volcano lopen in het oog, ook al herken je telkens weer de situaties, de landschappen en de sfeer van Volcano. Het boek is natuurlijk in veel mindere mate een roman, en de stijl is soberder, minder exuberant en ook meer ongelijk: soms subliem en geperfectioneerd, soms niet meer dan slordige dagboeknotities. Er komen zelfs kennelijk onafgemaakte zinnen in voor. Als Lowry het boek zelf had kunnen (en willen!) voltooien, dan zou het eindresultaat er ongetwijfeld heel anders uitgezien hebben.
Maar wanneer beschouwde Lowry een boek als voltooid? Eigenlijk nooit. Zelfs Under the Volcano was voor hem, ook nadat het na jaren van werken, schaven en herschrijven eindelijk gepubliceerd werd, nog niet echt ‘af’. In wezen maakte alles wat hij schreef deel uit van één ontzagwekkend levenswerk, The Voyage That Never Ends, een meer dan Proustiaans oeuvre waarvan Under the Volcano de centrale kern moest vormen. Lowry heeft meermalen verklaard dat hij geen enkel onderdeel van dat continuum als ‘voltooid’ kon beschouwen zolang hij niet het geheel voltooid had. Met andere woorden: nooit. Want voor wie leven en schrijven in zo sterke mate één zijn, staat voltooiing gelijk met dood.
Het is genoegzaam bekend dat vrijwel alles wat Lowry schreef, ook al gebruikte hij andere namen en wijzigde hij hier en daar een omgeving, een achtergrond, een situatie, puur autobiografisch was. Lowry was typisch een auteur die alleen maar over zichzelf kon schrijven. Figuren, waarin hij weinig of niets van zichzelf verwerkte, kwamen vaak minder goed uit de verf. Volgens velen was hij zo volledig egocentrisch ingesteld, dat hij niet de minste belangstelling had voor wat er om hem heen gebeurde. Dat is geloof ik niet helemaal waar. In Volcano bij voorbeeld is de Spaanse Burgeroorlog onmiskenbaar aanwezig, maar steeds op de achtergrond en haast altijd op plaatsen waar hij schijnbaar niets ter zake doet, maar daardoor juist des te suggestiever en onheilspellender. In Dark As the Grave is het de Tweede Wereldoorlog, die dan net afgelopen is. Maar wel betrekt hij alles op zichzelf en in een brief, waarin hij de hoofdfiguur van Dark As the Grave, Sigbjørn Wilderness (dus zichzelf) verklaart, geeft hij toe: ‘...and he sees practically nothing at all, even through his wife's eyes, though he gradually comes to see....’
Geoffrey Firmin, de Consul in Volcano, is Malcolm Lowry, en de dood die hij sterft - door Mexicaanse politiebandieten vermoord en als een hond in het ravijn geworpen waar
| |
| |
ook huisvuil en dode honden in terecht komen - is in wezen Lowry's eigen, geheel doorleefde dood, want niet anders dan de uiterste en volkomen logische consequentie van het zelfdestructieve leven dat Lowry in México leidde. Een consequentie die hem voortdurend voor ogen stond en die hij uiteindelijk door een combinatie van wilskracht en puur geluk heeft weten te ontlopen. De beschrijving van wat ‘de Consul’ overkomt loopt trouwens tot kort voor het moment van zijn dood parallel met de werkelijkheid van wat Malcolm Lowry zelf overkwam. Hij werd inderdaad door politiebandieten gearresteerd en het heeft maar weinig gescheeld of ze hadden de ‘ley de fuga’ op hem toegepast. ‘Escape, escape’ riepen ze hem toe, maar hij vluchtte niet.
Malcolm Lowry had wat in de betere kringen met zo'n mooie understatement een ‘drinking problem’ genoemd wordt. Nu is dat op zichzelf niets bijzonders. Het is typerend voor erg veel Britten en Amerikanen, schrijvers of niet, die buiten hun eigen land leven. Overal, of het nu in Parijs, Rome, Athene, El Terreno (Palma) of México-City is, hebben ze hun stamkroegen waar ze zich met grote regelmaat komen bezatten. Ik moet de eerste Angelsaks nog tegenkomen die geen ‘drinking problem’ heeft. Maar Malcolm Lowry moet, volgens allen die hem gekend hebben, ‘a drunk of gargantuan proportions’ geweest zijn.
In Dark As the Grave refereert Lowry voortdurend aan ‘de Consul’. Maar als ‘consul’ is hij op de een of andere manier, ondanks zijn zwakheid, toch nog een held - of anti-held als men wil - een epische figuur, groots, machtig en indrukwekkend in zijn ellende en zijn apocalyptische ondergang. Als Sigbjørn Wilderness is hij alleen maar een klein, verlegen en verschrikkelijk overbewust mannetje, vol heimelijke angsten en beduchtheden. En bovendien: een schrijver die niet schrijven kan. Sigbjørn Wilderness (associatie met wildernis, verwildering, verbijstering, chaos - namen waren erg belangrijk voor Lowry) is nog veel openlijker de echte Lowry dan Geoffrey Firmin (moeten we hier aan ‘vermin’ denken?). In Dark As the Grave is Lowry haast griezelig eerlijk, eerlijker dan menig schrijver zelfs in zijn intiem dagboek is. Het werk is dan ook veel meer een in de derde persoon geschreven dagboek dan een roman. Maar het is best mogelijk dat Lowry, als het ooit tot een definitieve versie gekomen zou zijn, zijn ware persoonlijkheid toch weer meer verhuld zou hebben dan nu het geval is.
Malcolm Lowry werd zoals bekend zijn hele korte leven lang door pech achtervolgd. Hij had onafgebroken moeilijkheden met autoriteiten, vooral immigratie-ambtenaren. Zijn manuscripten werden aan de lopende band geweigerd, of ze werden gestolen, of raakten zoek, of verbrandden tot as. Dat laatste gebeurde toen de blokhut, die hij samen met Margie in de wildernis van British Columbia gebouwd had, tot de grond toe afbrandde. Dat was de ergste ramp die hem overkwam. In die blokhut had hij, na de helse kwellingen van México, eindelijk rust gevonden, eindelijk een beetje idyllisch geluk. Maar het mocht blijkbaar weer niet. Brand! Die brand was zo'n traumatische ervaring voor hem dat hij er een obsessieve angst van opliep. In Dark As the Grave komt hij er herhaalde malen op terug, en ook in Volcano verschijnen zowel de idyllische omgeving van de blokhut als de brand enkele malen in de vorm van vizioenen. Ook de passage waarin M. Laruelle de nooit verzonden brief van de Consul aan Yvonne verbrandt, zou een verwijzing naar die brand kunnen zijn. De beschrijvingen van zowel de blokhut als de brand in die vizioenen zijn zeer exact en gedetailleerd, wat er op wijst dat Lowry die gedeelten pas in de allerlaatste versie van Under the Volcano, dus ná 1945, toegevoegd heeft. Brand is voor hem vanzelfsprekend een symbool van ondergang, vernietiging, maar vaak ook van loutering, en in zijn schaarse optimistische momenten ziet hij soms zichzelf, soms Primrose, als de vogel Foenix die uit zijn eigen as herrijst. Kort na de brand, hun nieuwe blokhut nog
| |
| |
maar half afgebouwd, maakte hij met Margie zijn pelgrimstocht naar México, een reis waar hij verschrikkelijk tegen op zag en die hij zonder Margie ook beslist nooit gemaakt zou hebben. Op het moment van de reis was Volcano nog steeds niet gepubliceerd. Lowry had het boek, in 1938 begonnen, al tien maal herschreven, maar het werd steeds weer geweigerd. Zelfs tijdens de reis kwamen nog twee weigeringen binnen, één uit Engeland en één uit Amerika. Bovendien had hij de ongelofelijke pech dat uitgerekend in die periode Charles Jackson's The Lost Weekend verschenen was en ook als film een enorm succes werd, een feit waar hij tijdens de reis enkele malen op pijnlijke wijze mee geconfronteerd werd. Want sommige uitgevers die zijn manuscript gelezen hadden beschuldigden hem min of meer van plagiaat, en een van hen ging zelfs zo ver hem te schrijven dat na de publikatie van Lost Weekend ‘every young writer who ever had a hangover seems to think that an account of a drink is the short road to success.’ Vooral die uitlating moet hem enorm gegriefd hebben, want voor hem was Under the Volcano een uitbannen van zijn afschuwelijkste herinneringen door ze op constructieve wijze te gebruiken, of, zoals hij het, naar Yeats, ook wel stelde, ‘turning his greatest weakness into his greatest strength.’
Van Charles Jakson zegt hij daarentegen (en vermoedelijk ook wel terecht): ‘How even much more interesting than the book he had written would have been a book about his actual struggle with whatever it was he was struggling with, of only his own material, for one thing that was strange about Drunkard's Rigadoon (= Lost Weekend) was that it did not seem autobiographical.’
Iedere gelijkenis tussen Lost Weekend en Volcano is trouwens ver te zoeken. De betreffende uitgevers moeten in het geven van hun oordeel wel erg oppervlakkig te werk gegaan zijn en Lowry's haast paranoïde angst, een plagiaris te zijn (zelfs van zijn zelfmoordpoging in Dark As the Grave vreesde hij dat die als plagiaat beschouwd zou worden) miste elke grond.
Voor ik nu verder ga wil ik eerst even de belangrijkste sleutels van Dark As the Grave Wherein My Friend Is Laid geven:
Sigbjøm Wilderness = Malcolm Lowry = de Consul. |
Primrose = Margerie Bonner Lowry. |
Ruth = Jan, Lowry's eerste vrouw, = Yvonne in Volcano. |
Fernando = Dr. Vigil in Volcano, Lowry's goede genius. |
Daniel = Conrad Aiken. |
Erikson = de Noorse schrijver Johan Nordahl Grieg. |
The Valley of the Shadow of Death = Under the Volcano. Het is de titel die Lowry oorspronkelijk aan het boek had willen geven. |
A Drunkard's Rigadoon = The Lost Weekend. |
Cuernavaca tenslotte is de werkelijke naam voor Quauhnahuac, de oude Indiaanse naam die hij in Volcano gebruikte. |
De inhoud van het boek komt in het kort hierop neer: Sigbjørn en Primrose zijn per vliegtuig op weg naar México. Primrose, die zijn Mexicaanse verleden kent via de verschillende versies in manuscriptvorm van Volcano die hij haar heeft laten lezen, is erg opgewonden bij het idee dat ze al die plekjes waar hij geleefd en geleden heeft nu ook werkelijk zal zien. Sigbjørn daarentegen is er doodsbang voor. Het koude zweet breekt hem uit bij de gedachte, opnieuw met al die hellehoekjes uit zijn verleden geconfronteerd te worden, maar hij weet dat het moet, dat het onontkoombaar is. (Al Lowry's werk is zwaar van de noodlotsgedachte, de onontkoombaarheid.) De reis heeft bovendien een concreet doel. Hij wil in Oaxaca Fernando opzoeken, zijn oude vriend en goede genius. Fernando was voor hem een symbool van leven en levenskracht. Zelf was hij voor Fernando ‘a maker of tragedies.’
| |
| |
Er is ook een abstract doel. het vuur, de brand, is niet louterend, niet re-creatief genoeg geweest. ‘It was as if the funeral pile had proved inadequate to the phoenix, and he had to look around him for another kind of immolation in the past.’) Hij had dus het gevoel, zich opnieuw onder te moeten dompelen in de hel van het verleden, een nieuwe confrontatie met de duistere, verwoestende krachten van México aan te moeten gaan. Dan pas zou er een nieuw en beter ik uit zijn as op kunnen rijzen.
De reis wordt, ondanks een aantal gelukkige momenten, niet wat je noemt een plezierig vakantietochtje. Mede dank zij Primrose net een beetje van zijn ‘drinking problem’ af, moet hij nu opnieuw de strijd tegen de drankduivel gaan voeren, een strijd die hij vaak verliest. En dan moet hij weer allerlei slinkse, intens zielige trucjes verzinnen om te voorkomen dat Primrose er achter komt. De cantinas en pulquerías met hun verschrikkelijke drankjes, waarbij vergeleken pure tequila niet meer dan slap theewater is, boezemen hem een waanzinnige angst in maar trekken hem tegelijkertijd onweerstaanbaar aan. Thanatos, de eeuwige drang tot zelfvernietiging.
Dan zijn er nog al de andere, kleinere angsten en kwellingen: angst voor ziekte, of de angst om in een verkeerde bus te stappen, de voortdurende angst om bedrogen en bestolen te worden. Dat laatste gebeurt dan ook op vrijwel iedere straathoek, ondank de telkens herhaalde magische formule die ze hiertegen verzonnen hebben: ‘Nosotros no somos americanos ricos, somos canadianos pobres.’ (Lowry's Spaans was niet perfect: ‘canadianos’ moet zijn: ‘canadienses.’) Voeg bij dat alles nog de negatieve brieven van uitgevers die hij ontvangt, een daaruit voortvloeiende ruzie met Primrose, en zo wordt, ongeveer op de helft van het boek, het absolute dieptepunt bereikt, resulterend in een gelukkig niet al te serieuze poging om zijn polsen door te snijden.
Ondanks alles gaan ze moedig verder, op weg naar de goede oude vriend, die zoals gezegd in Oaxaca woont. Maar Oaxaca is ook de door Sigbjørn meest gevreesde plaats van México, want daar bevindt zich de cantina El Farolito (in Volcano in een ander plaatsje, dichter bij Cuernavaca, gesitueerd), het punt waar hij het verst in de hel van zelfdestructie is afgedaald. Als ze tegen het eind van het boek in Oaxaca aankomen, blijkt Fernando, symbool van leven en levenskracht, al enkele jaren dood te zijn, en ook nog op dezelfde manier gestorven als waarop Lowry in Volcano de Consul dood zal laten gaan: vermoord na een dronken nacht in een cantina. In plaats van zijn goede genius vindt hij nu in Oaxaca een andere geest uit het verleden terug, zijn kwade genius, de antithese van Fernando: John Stanford. Zijn grootste vijand, de man die hij het meest haatte en voor wie hij het meest bang was, maar ook de man wiens kleren hij nog steeds draagt. Maar hij merkt dat hij ineens niet bang meer voor hem is. Het is nu John, die bang is voor hem en hem ontwijkt.
En in het laatste hoofdstuk blijkt er dan toch iets veranderd te zijn in Sigbjørn. In het begin zag hij zichzelf nog als een fictief personage in zijn eigen roman, die niet door hemzelf, maar door een wrede god of een duivel geschreven werd. (‘In this novel the daemon was writing...)’ Een god-duivel die ieder ogenblik het boek dicht kon klappen en het insect, dat hij was, tussen de bladzijden verpletteren. Nu merkt hij dat hij zelf zijn eigen levensboek schrijft, zijn eigen film regisseert, en in staat is zijn eigen lot te bepalen. Hij is Roderick Usher, die de instorting van het Huis Usher overleefd heeft. En anders dan Volcano eindigt het boek toch nog met een onvervalst happy ending: de Farolito, die afschuwelijke, onweerstaanbare cantina, bestaat niet meer, en de dode Fernando blijkt met zijn Banco Ejidal welvaart en vruchtbaarheid, kortom, nieuw leven, gebracht te hebben in het Dal van Etla, Oaxaca.
In het begin schreef ik dat Lowry een ‘compulsive notetaker’ was. Hij schreef alles op wat hij zag, ook de meest triviale dingen, zoals
| |
| |
fragmenten van dienstregelingen, prijslijsten, opschriften, plaatsnamen, reklameborden.
Maar die trivialiteiten worden dan door hun obsessieve herhaling steeds meer geladen met betekenis. Zo komen we in Volcano herhaaldelijk de aankondiging van een film tegen: Las Manos de Orlac. Con Peter Lorre, waarvan de klank onwillekeurig steeds dreigender en onheilspellender wordt. En, belangrijker nog, in beide boeken verschijnt telkens weer de vermaning: ¿Le gusta este jardín? ¿Que es suyo? ¡Evite que sus hijos lo destruyan!
Een merkwaardig detail is dat Lowry's betrekkelijk povere kennis van het Spaans hem hier parten speelt. Gedurende het hele boek Volcano interpreteert hij de zin verkeerd als: ‘Do you like this garden? Why is it yours? We evict those who destroy!’ Een angstaanjagende betekenis die voor hem weer een noodlotsgedachte inhield, zoiets als het Laatste Oordeel of de Uitdrijving (evict) uit het Paradijs. Pas veel later komt hij er achter dat de juiste vertaling is: ‘Do you like this garden? Which is yours? Avoid that your children destroy it!’ Maar de exacte betekenis is hier van geen enkel belang. Juist het niet, of niet-nauwkeurig begrijpen van zo'n zin, het enigmatische karakter ervan, verleent er een belangrijker, onheilspellender betekenis aan, die hij in werkelijkheid niet bezit. Daardoor zullen ongetwijfeld de vele Spaanse citaten in Lowry's werk op hen, die geen Spaanse kennen (het gros van zijn lezers) een veel doeltreffender effect hebben dan op hen die de betekenis wel begrijpen. Maar een onbedoeld effect. Want Lowry was zeker geen schrijver die op effect uit was. Als hij al een citaat in het Spaans liet staan, dan was dat uitsluitend om het effect dat het op hemzelf gehad had, niet dat van de lezer.
Voor Lowry had alles betekenis. Dark As the Grave is, meer haast nog dan Volcano, vol met tekens, symbolen, verwijzingen naar mythen, veelbetekenende coïncidenties, ‘répétitions de l'histoire’. Alles volgt een vast patroon, overal zijn ‘anniversaries’ die gevierd moeten worden (en meestal geen ‘anniversaries’ in de gebruikelijke feestelijke zin). Op bijna iedere pagina komt wel iets voor dat als een teken opgevat moet worden. Het feit dat hij in Cuernavaca met Primrose in het vroegere huis van M. Laruelle logeert is zo'n teken. (‘For a moment it was as if he were the Consul himself’), en het feit dat het 7 december is en uitgerekend op die dag, twee jaar eerder, Erikson (Nordahl Grieg) met zijn bommenwerper in het brandende Berlijn stortte was zo'n ‘anniversary’.
Lowry had de bijgelovigheid van een kind, het magisch denken van een kind. Een magisch denken van het soort zoals dat ook in Maarten 't Harts De Aansprekers voorkomt: ‘Als de linker meeuw eerder opvliegt dan de rechter heeft mijn vader geen kanker...’
En vooral zijn er dan natuurlijk die twee krankzinnig hoge, eeuwig met sneeuw bedekte vulkanen, Popocatepetl en Ixtaccihuatl, die als twee gigantische symbolen in beide boeken haast omnipresent zijn.
Zo is alles, iedere gebeurtenis, ieder voorwerp, iedere naam, iedere datum en ieder cijfer (‘calle Humboldt, number 7’) op bijna animistische wijze geladen met betekenis, met magie, en dat natuurlijk speciaal voor hem. Ze vormen een onmisbaar houvast voor hem in de grote chaos waarin hij dreigt te verzinken, het labyrinth waarin hij dreigt te verdwalen. Lowry wordt vaak met James Joyce vergeleken, maar ten onrechte, vind ik. Er mogen hier en daar wel Joyciaanse invloeden in zijn werk aan te wijzen zijn, maar zijn benadering is volkomen anders, en ook de functie van zijn mythische tekens en symbolen, en niet te vergeten van zijn taalexperimenten (voorzover we bij Lowry al van ‘taalexperimenten’ kunnen spreken), is een geheel andere. Joyce is uit op een soort kosmisch bewustzijn, een makro-kosmos. Lowry is uitsluitend gericht op de innerlijke wereld van de Consul en Sigbjørn, van zichzelf: een mikro-kosmos.
Er komt in Dark As the Grave een interessante discussie voor tussen Dr. Hippolyte en Sigbjørn, waarin Malcolm/Sigbjørn zijn
| |
| |
nieuwe vriend eerst vertelt hoe hij tot het schrijven van The Valley of the Shadow of Death/Under the Volcano gekomen is. Dr. Hippolyte, een Haïtiaan, trekt dan de vergelijking met Voodoo en zegt: ‘In Voodoo, there is a great lesson. There is discipline. The dancers do not leave the blazing circle. If you like to call it neuroses that they get rid of then that is what they do. And even if the priest becomes possessed, the ceremony goes on. A bell is rung when it has reached a certain point beyond which it might become dangerous. You have to be your own priest and ring your own bell. Yes, I will tell you. You are possessed too. You are possessed by Sigbjørn Wilderness. But not by Baron Samedi nor yet by Papa Legba, the Minister of the Interior of Death. You are possessed, by Sigbjørn Wilderness. That is to say, Sigbjørn is possessed by Wilderness. That's all right too, though you have to make up your mind whom you prefer.’
Ik herinner me nu, anderhalf jaar geleden, die ene piramide in het Mayacomplex van Palenque, midden in het tropische regenwoud van Yucatán. Die piramide met zijn half ingestorte tempel was, als enige temidden van alle andere piramiden, voortdurend omgeven door een kolossale wolk van miljoenen grote zwarte libellen. Waarom? Niemand kon het verklaren, maar voor Lowry zou het een machtig ‘teken’ geweest zijn, van wat dan ook. En als hij, zoals me op diezelfde reis overkwam, ergens in New-Mexico ineens terecht gekomen was in een miserabel plaatsje dat, of all names, ‘Truth or Consequences’ heette... Mijn god, wat zou hij daarvan gemaakt hebben!
Malcolm/Sigbjørn werd, zoals ik in het begin al zei, ook gekweld door de angst dat hij geen schrijver was. Hij was er zelfs van overtuigd dat hij niet schrijven kon:
‘Sigbjørn, as a writer, tried to describe Eddie... but if he ever wanted to write about him he would have to ask Primrose what he looked like...’
In het begin, tijdens de lange vliegtocht (waar hij bijna honderd sublieme pagina's aan wijdt), geeft hij een tedere, liefdevolle beschrijving van Primrose:
‘In the plane Sigbjørn looked at Primrose, so pretty, and so vivaciously absorbed, so hypnotized by what was after all only desert, so full of life: already she was beginning to show signs of benefiting from the trip. Was it possible anybody so gay, so adaptable, so courageous, and the same time so lovely and intelligent - though perceptive was more the right word - could exist, let alone be his wife?’
Dan, geschrokken van zichzelf, relativeert hij plotseling:
‘Good heavens, what a God-awful description!... Descriptions were his weak point and probably he should not be a writer at all. He was fooling himself...’
Enkele regels verder komt ook zijn excessieve overbewustheid nog even om de hoek kijken: ‘ah, the ghastly alienation of writers, in no time at all he knew that he was not absorbing what was written there, but merely hoping he was being observed in the act of looking intelligent, or of being like other people -’
Lowry was vooral een schrijver die, meer nog dan door kortzichtige uitgevers, door zichzelf miskend werd. Als hij, in Volcano, van Indianenvrouwen in een bus zegt dat ‘The women's strong faces were the colour of dark ceramic ware’ dan is dat een sublieme beschrijving, en je ziet die vrouwengezichten onmiddellijk tot in alle details voor je. Hij heeft meer van die korte, rake typeringen: ‘een basalt-zwarte zonsondergang,’ ‘the bilingual moon...’
Voor zijn natuurbeschrijvingen heeft hij meer woorden nodig, maar die zijn dan ook, zowel in Volcano als in Dark As the Grave, adembenemend. Hoe, dat hangt verder helemaal van zijn stemming van het ogenblik af.
Zo is er een zeer abrupte overgang tussen het einde van hoofdstuk 5 en het begin van hoofdstuk 6, in Dark As the Grave: Eerst staat hij,
| |
| |
net terug in México, samen met Primrose in hemelse extase te genieten van de stilte en het licht van de volle maan over de bergen, waarvan hij een schitterende beschrijving geeft (er is op dat moment ook nog een eclips, wéér een teken). Een paar bladzijden verder geeft diezelfde volle maan (alleen één maand later) een ‘bright, hellish moonlight’ af, werpt ‘crucificial shadows’, en er is een ‘infernal din’ met ‘frightful howls and yelps.’
Wat Lowry het meest imponeerde waren de kolossale, angstaanjagende, chaotische berglandschappen van México, en zijn beschrijvingen hiervan zijn, hoe vaak ook herhaald, telkens weer magistraal. Maar in feite beschrijft hij hiermee ook de woeste hoogten, de peilloze afgronden en de demonische chaos van zijn eigen innerlijke wildernis. En natuurlijk vooral de afgronden en labyrinthen. In feite is Lowry, ook als hij de natuur beschrijft puur autobiografisch.
|
|