Boontje zelf:
‘Soms komt hij echter opdagen met iets dat ik zelf niet eens bezit en waarvan ik dan zeggen moet: “Hee, heb ik dat ook nog geschreven?” Want dat gaat zo als ge jong zijt: ge leeft en doet, en denkt er niet aan dat zoiets jaren later een zeldzaamheid gaat betekenen.’
Voor Hemmink en voor alle mensen op de uitgeverij, aan wie hij zijn Aryseuforie had overgebracht, stond vast dat Georges betrokken zou worden in het feest rond de eerste integrale uitgave in één band van de eerste drukken van De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren waarover Boontje mij op 26 mei 1978 nog schreef: ‘Ben vooral ontzettend gelukkig met Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren in één band, want “Zomer” is steeds een achteruitgeduwd jongetje geweest, alhoewel ikzelf het beter vind dan de Kapellekensbaan.’
De grote dag kwam op 19 maart 1979, vier dagen na Boontjes zevenenzestigste verjaardag. Een dag lang trokken we met een legertje journalisten en verzamelaars achter Boontje, Jeanneke en de kleine koning David aan. Langs het kapelletje natuurlijk, waar we allen geld in het offerblok stortten. Langs de Zeebrouwerij waar Boontje nog in de vrieskelder had gewerkt, en waar het machtige verhaal Menuet ontstond, er verscheen onlangs een Amerikaanse uitgave van bij Persea Books, met lof en eer vermeld in de Publishers Weekly. We reden langs de huizen van de anarchisten die Boontje zo prachtig heeft verbeeld. We reden door en langs de Spaarzaamheidsstraat, de Welvaartsstraat, de Naarstigheidsstraat, door de onvergetelijke Vergeten Straat naar het kasteel Ter Linden waar een tentoonstelling van Boontjes tekeningen en schilderijen was ingericht. Alle grote titels lagen er in pronkende eerste drukken uitgestald.
Georges was er de hele dag bij. Hij zag er verreweg het sjiekst uit, hij hield bijna de hele dag een imposante bruiloftshoed op. Aan de feesttafel's avonds, alweer in een kasteel, waarin het speechen zich kon voltrekken in een verwevenheid met voedsel en drank zoals dat alleen in Vlaanderen mogelijk is, kon dan eindelijk het hele grootse gebeuren.
Het werd stil. Hemmink sjouwde een gigantische doos te voorschijn. Georges mocht er een exemplaar uithalen, het eerste exemplaar van De Kapellekensbaan/Zomer te Ter-Muren. Hij trok bleek weg en hij wankelde maar hij slaagde in wat hij voor altijd als de mooiste opdracht in zijn leven zal beschouwen: het eerste exemplaar te mogen overhandigen aan de meester zelf.
Een paar dagen later, een maand vóór zijn dood, schreef Boontje me: ‘Het aanbieden van Kapellekensbaan - Zomer te Ter-Muren is een prachtig geslaagd gebeuren geweest, dat mijn volle waardering genoot. Jij, Sjors en Gert Jan hebben het tot een hoogtepunt weten op te drijven en ook allen die erbij aanwezig waren vonden het schitterend.’
In dit Boonnummer dat slechts een aanloop is tot de vele boeken die nog over Boontje zullen moeten verschijnen en dat in de eerste plaats als de reactie gezien moet worden van vrienden en verzamelaars, mocht Georges Arys, deze uniekste onder de literaire verzamelaars, niet ontbreken. Daarom zochten Gert Jan Hemmink en ik hem nog één keer op aan zijn verstilde, in het koudste van alle voorjaren verkilde Europalaan om hem zelf uitvoerig aan het woord te laten.