van het uitstekende figuur, deelt met onze geliefde. Maar toch, een moment zagen wij haar in haar.
Van deze mogelijkheid ons verlangen te projecteren in de meest ongelijke of onwaardige gestaltes begon Eppo arglistig gebruik te maken. Ik hoef niet uit te weiden over de ergernis, het blozen, de honende blik en soms ook de tegemoetkoming die zijn nieuwe gewoonte naar meisjes te staren opriep. Het gaat mij erom dat zijn streven door oefening vruchten afwierp voor hemzelf. Daar, in een flits, zag hij haar zwarte haren, haar grote ogen, haar tragische mond. Weinig kon het hem dan schelen dat ogenblikkelijk daarna de schijn moest wijken voor de werkelijkheid.
Maar nu maakte Eppo uit gebrek aan ernst twee fouten. De eerste was dat hij, juist omdat de herinneringen uit zijn verleden tot zijn ergernis zo onaangedaan waren, zo zonder de bijpassende emotie, al zijn verlangen naar geluk in heimwee omzette naar een toch al verknoeid en trouwens onbekend verleden, en zodoende al zijn resterend vermogen tot liefde in een drogbeeld investeerde, in plaats van in zijn vrouw, met wie hij toch de ouderdom tevreden had kunnen slijten. De tweede was dat hij niet konsekwent genoeg handelde. Hij stond niet toe dat zijn liefde, op literaire wijze, zijn hele leven doordrong, maar hij bewaarde hem voor zijn vrije ogenblikken om er met welbehagen aan te zitten denken. Maar daardoor moest hij wel des te acuter de ijdelheid beseffen, niet alleen van zijn gevoel voor de onbekende, maar van al zijn gevoelens.
Een grote liefde is geen vakantie-aangelegenheid. En toch zocht hij haar voornamelijk tijdens vakanties, en dus rustig ver van huis. Het had eerst nog weinig te betekenen dat het visioen aan ongemerkte veranderingen onderhevig was: de paardestaart was weldra vervangen door moderne losvallende lokken, en waar het leek dat het ontbrekend lichaam alle vormen aan had kunnen nemen, bleek zijn geliefde om onverklaarbare redenen steeds duidelijker over de dubbelzinnigheid van een slank, haast jongensachtig lichaam te gaan beschikken.
Ogenblikken van ontroering: in de Opéra Comique te Parijs tijdens een slechte opvoering van Scènes de la Vie de Bohème, opeens in een Spaanse folkloristische episode: daar die buiging achterwaarts van de gitaanse! In Venetië, op een bruggetje aan het eind van de Campo Manin: daar tekende haar silhouet zich af tegen een donkere achtergrond, slank in mantelpak, de heup zijwaarts gebogen, haar hand aan de hoed alsof ze die moest vasthouden tegen een windstoot. Hij kon nu de fotografische scherpte veroveren, en daarmee de onbewegelijkheid. Maar echt zo gezien, of zo herinnerd? Hij zag haar even op het terras van Les Deux Garçons in Aix, nu gekleed in een indiaans pak vol franje. Het werd hem te gek toen hij, na een week wandelen in de Cotswolds met zijn vrouw, maar toch alleen met zijn gedachten, haar, in Stratford on the Avon in het Shakespeare theater, meende te herkennen in de uitdagende, haast fascistische figuur van Coriolanus, wijdbeens, smalle heupen, het kleine ronde buikje vooruit. Nu ook dit nog. Niets klopte meer.
Eppo besefte dat hij het dichterbij huis moest zoeken. Hij probeerde thuis zowel zo moe mogelijk te worden als zo lang mogelijk in bed te liggen, in de hoop dat nog eenmaal die oorspronkelijke wonderbaarlijke verschijning hem zou overkomen. Hij had uiteraard al eerder geprobeerd haar zich naakt voor de geest te halen, en hoewel allerlei herinneringen aan vrouwenlichamen, in ervaren of bedachte lubrieke houdingen, als vanzelf opdoemden, noch zijzelf, noch de fotografische scherpte van de bij haar horende verschijningen lieten zich oproepen. Hij besefte dat hij zich af had laten leiden. Hij moest zich weer concentreren op de herinnering aan die eerste en enige keer: het droevige meisjesgezichtje met het zwarte haar in een paardestaart. Dat laatste hoorde thuis in de jaren vijftig. Vanwaar nu die verwijtende blik? Hij begon zich ernstig te verdiepen in de vergeten wilde lyceisten tijd. Namen en situaties kwamen terug: met Ans in bed, kort blond haar, met dikke Frederike liggend in het natte gras om-