Maatstaf. Jaargang 28
(1980)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Ruud Uittenhout Alexander Berkman's anarchismeDe Duitse dichter/anarchist Erich Mühsam (1878-1934) schreef eens: ‘Er zal een tijd komen dat de mensheid deze dappere man, Alexander Berkman, zal eren als de pionier en grote voorvechter van haar geluk.’Ga naar eind1 Vooralsnog blijkt daar echter weinig van: zijn van de meeste anarchisten vaak meerdere biografieën verschenen, Alexander Berkman wacht nog steeds vol ongeduld op zijn eerste biograaf. Hoewel hij tweemaal het plan opvatte om zijn ervaringen op schrift te zetten,Ga naar eind2 heeft hij in tegenstelling tot zijn metgezellin Emma Goldman (1869-1940), wier Living My Life (1931)Ga naar eind3 tot de boeiendste en leesbaarste anarchistische geschriften behoort, nooit een afgeronde autobiografie geschreven. Weliswaar zijn zijn Prison Memoirs Of An Anarchist (1912) (in 1970 herdrukt door Schocken te New York), waarvan zelfs een Chinese vertaling bestaat, en zijn diverse geschriften over de tijd die hij in Sovjet-Rusland doorbracht (1921) sterk autobiografisch getint,Ga naar eind4 belangrijke episoden uit zijn leven blijven onbelicht. Als Berkmans relatie tot Emma Goldman aan de orde komt, wordt bijna altijd hetzelfde beeld geschetst: Berkman als doofstomme duopassagier, die af en toe met de bestuurster mag vrijen. Hoewel hij gewoonlijk niet tot de grootste anarchistische theoretici wordt gerekend,Ga naar eind5 ondanks het feit dat hij na de teleurstellende ervaringen van de anarchisten tijdens de Russische Revolutie een bijdrage leverde aan een nieuwe en vooral praktischer benadering van de sociale revolutie,Ga naar eind6 was hij toch aanzienlijk meer dan ‘de man die Frick neerschoot’. Alexander Berkman werd op 22 november 1870 in Wilno (Rusland) geboren. Hij groeide op onder het bewind van Alexander II, wiens dood in 1881 hij vrij bewust meemaakte: de leden van ‘Narodnaja Wolja’ (‘De Volkswil’) sprongen zo kwistig met explosieven om, dat de ramen van het lokaal waar de jonge Alexander aardrijkskundeles had, sprongen.Ga naar eind7 Nadat de autoriteiten zijn broer Maxim niet tot de universiteit wilden toelaten - net als bijv. Isaac Babel (1894-1941?) werd hij het slachtoffer van de voor Joden geldende ‘numerus clausus’ - besloten ze gezamenlijk Rusland te verlaten, ‘oom Maxim’, volgens Richard Drinnon niemand minder dan Mark Natanson (1850-1919), één van de kleurrijkste en invloedrijkste 19de eeuwse revolutionairen,Ga naar eind8 onder de hoede van tsaar Alexander iii achterlatend. In 1888 vertrok Berkman naar het beloofde land, waar hij al snel in contact kwam met de Duitse emigrant, het ex-Rijksdaglid Johann Most (1846-1906), die grote invloed had op de Amerikaanse anarchistische beweging en in zijn blad ‘Die Freiheit’ het gebruik van terroristische methoden propageerde. Een jaar later ontmoette hij Emma Goldman, zijn compagnon voor het leven, met wie hij de nogal klungelig uitgevoerde aanslag op Henry Clay Frick (1849-1920) voorbereidde. Henry Clay Frick, de nieuwe directeur van Andrew Carnegie's (1835-1919) staalfabriek in Homestead, had moedwillig een staking uitgelokt om de vakbondsinvloed in zijn bedrijf terug te dringen, waarop Berkman besloot ‘een daad te stellen’. Nadat Goldman à la Sonya, | |
[pagina 78]
| |
Raskolnikows vriendin in Dostojewski's Schuld en Boete (1866) geld voor het goede doel had vergaard, drong Berkman onder de naam Simon Bachman, het hoofd van een niet bestaand agentschap voor het breken van stakingen!, Frick's kantoor binnen (23 juli 1892). De aanslag, die tot in de details door Berkman beschreven is in zijn Prison Memoirs, mislukte en de propaganda die hij met zijn ‘attentat’ voor het anarchisme had willen maken, sloeg om in sympathie voor de niet bijster populaire Frick. De autoriteiten, die voor de zoveelste maal een landelijk complot roken, hielden regelmatig razzia's onder anarchisten, tegen wie vanaf 1894 strenge wettelijke maatregelen genomen zouden worden.Ga naar eind9 Hoewel voor een mislukte aanslag als die van Berkman gewoonlijk ± zeven jaar gevangenisstraf werd gegeven, kreeg de anarchist Berkman veertien jaar de tijd om zijn terroristische zonden te overdenken.Ga naar eind10 Als Paul Avrich en Barbara Tuchman schrijven dat Berkman in de gevangenis tot de conclusie kwam dat individuele terreurdaden bij ontstentenis van een revolutionaire geest onder de massa's zinloos waren, is dat juist.Ga naar eind11 Op 20 december 1901 schreef hij vanuit de gevangenis aan Emma Goldman: ‘Het werkelijke despotisme der republikeinse instellingen is veel dieper en verraderlijker, omdat het berust op de populaire misvatting van zelfregeren en onafhankelijkheid. Dat is de subtiele bron van de democratische tirannie en die kan als zodanig niet bereikt worden met een kogel.’Ga naar eind12 Als Avrich daaruit concludeert dat Berkman in de gevangenis het vertrouwen verloor in terrorisme als protestmiddel of als middel tot sociale bevrijding, is dat niet juist. Berkman nuanceerde zijn denkbeelden enigszins, hij bracht er geen fundamentele veranderingen in aan. Op 14 juli 1933 schreef hij aan Mollie Steimer: ‘Ik ben ouder geworden sinds 1892 en ik heb meer ervaring. Maar noch mijn karakter, noch mijn standpunt is fundamenteel veranderd. Noch mijn temperament, noch mijn revolutionaire logica. Ik geloof tegenwoordig, net als in 1892, in de rechtvaardigheid en noodzaak (onder bepaalde omstandigheden) van revolutionaire actie, zowel collectief als individueel.’Ga naar eind13 De noodzaak van revolutionair geweld inzien en zelf een aanslag plegen, zijn twee verschillende zaken en in zoverre veranderde Berkman's standpunt in de loop der jaren, maar het is ook weer onjuist om hem na 1892 als pacifist, het andere uiterste, af te schilderen.Ga naar eind14 In tegenstelling tot Emma Goldman, die na het Anarchistische Congres van Amsterdam (1907) een vrij grote belangstelling voor het revolutionaire syndicalisme aan de dag legde, hoewel ze van mening was dat de algemene (werk)staking en andere syndicalistische tactieken slechts voorbereidingen konden vormen voor de sociale revolutie, stond Berkman er afwijzend tegenover. Hij verdedigde wel een soort radenidee, maar van het syndicalisme moest hij niets weten. ‘Neem Frankrijk, waar de revolutionaire geest, het syndicalisme etc. eens groot waren. En nu? Er is niets van overgebleven. En als het altijd moet afhangen van enkele personen of er een revolutionaire geest en vooruitgang is, is het nutteloos. Want deze enkelingen sterven of grijpen de macht, zoals bijv. Lenin en dan zitten we weer in een vicieuze cirkel. Dat schijnt Schapiro niet te beseffen. En het syndicalisme. Ik ben bang dat dat een grotere tirannie en dictatuur met zich mee zou brengen dan het Leninisme’ schreef Berkman op 14 november 1931 vanuit St. Tropez aan Goldman.Ga naar eind15 Uit dit citaat blijkt dat Berkman, die ondanks alles net als te vele anarchisten een zekere angst voor organisatie toonde, waarover i.v.m. Het organisatorische platform van de revolutionaire anarchistenGa naar eind16 van de ‘Dielo Troeda Groep’ meer gezegd zal worden, geen verschil maakte tussen een revolutionaire en een reformistische vakbeweging. In dit opzicht was hij dogmatischer dan Peter Kropotkin (1842-1921), die op het eind van zijn leven syndicalistische neigingen kreegGa naar eind17 en Errico Malatesta (1853-1932), die weliswaar op de inherente | |
[pagina 79]
| |
élitaire tendensen wees, maar tevens positieve punten zag.Ga naar eind18 Berkman, die volgens Richard Drinnon zijn anarcho-communisme pas na de Russische Revolutie gestalte gaf,Ga naar eind19 geloofde alleen in massale revolutionaire bewegingen, maar daarnaast was hij realistisch genoeg om in te zien dat de volksmassa's niet zonder meer in opstand zouden komen. Terecht schreef hij dat de sociale revolutie voorbereid moest worden, wilde ze niet ontaarden in zinloos, doelloos afbreken. In What Is Communist Anarchism? rekende hij op ondubbelzinnige wijze af met de ‘barricadenromantiek’. De laatste jaren van zijn leven werden gekenmerkt door een zeker pessimisme, wat waarschijnlijk samenhangt met zijn slechte gezondheid en vooral de teleurstellingen in Rusland. Het rechtser wordende klimaat in de dertiger jaren zal zijn vertrouwen in de toekomst evenmin versterkt hebben. ‘...; er zijn ogenblikken waarop ik voel dat de revolutie niet kan werken met anarchistische beginselen. Maar zodra de oude methoden gevolgd worden, leiden ze nooit tot anarchisme. Dat is de keuze die we moeten maken.’ schreef Berkman op 25 juni 1928 vanuit Parijs aan Goldman.Ga naar eind20 Berkman was een anarcho-communist van het zuiverste water: hij onderstreepte de theorie die Kropotkin had ontwikkeld in Mutual Aid. A Factor Of Evolution (1902) (in 1972 herdrukt door de New York University Press te New York), dat sociaal gedrag de belangrijkste factor was in ‘the struggle for life’. Hij verweet Goldman dat ze de rol van het individu in dit evolutionaire proces overschatte.Ga naar eind21 Net als vrijwel alle anarchisten was ook Berkman sterk anti-militaristisch en anti-patriottisch. Voordat Amerika zich met de Eerste Wereldoorlog ging bemoeien (1917) vaardigden Goldman en Berkman in naam van de ‘No Conscription League’ enkele pamfletten uit, waarin stelling werd genomen tegen militarisme en oorlog. In zijn tijdschrift ‘Blast’ (1916-1917) (‘Ontploffing’, ‘Vervloekt’) pleitte Berkman voortdurend voor een actief verzet tegen Amerika's toen nog dreigende deelname. Op 15 februari 1916 verscheen van zijn hand het artikel Prepare! Prepare!!, waarin hij vooral radicalen waarschuwde: ‘Opstandige arbeiders, radicalen en andere revolutionairen van welke gezindheid ook - wordt wakker voor het te laat is! Willen jullie dat dit land een militair kamp wordt als Pruisen, of een gewapende barak als Rusland? Dat is precies wat zal gebeuren als jullie niets doen, terwijl idiote, oorlogszuchtige chauvinisten en fabrikanten van munitie het volk proberen bang te maken door te wijzen op denkbeeldige buitenlandse vijanden en hun moorddadig patriottisme ontsteken.’ Berkman was één van de vele anarchisten die het ‘Internationale Manifest over de Oorlog’ ondertekende, dat beantwoord werd met het ‘Manifest van de Zestien’ van Kropotkin, Jean Grave (1954-1939), Christiaan Cornelissen (1864-1942), Charles Malato (1857-1938), Vladimir Tsjerkesof (1854-1925) e.a., die stelling namen tegen de ‘agressor’ Duitsland en aanraadden de Entente te steunen. De Eerste Wereldoorlog, die juist tot een grotere eenheid in de anarchistische gelederen had kunnen en moeten leiden, bracht echter voor de zoveelste maal een breuk teweeg. De scherpste kritiek op de stellingname van de zestien dissidenten kwam van Malatesta, die hen verweet het kapitalisme in de kaart te spelen en hun principes te verloochenen.Ga naar eind22 Nadat Goldman en Berkman als gevolg van hun anti-militaristische propaganda volgens een kort daarvoor ingevoerde ‘spionagewet’, die de bekroning vormde van een reeks anti-anarchistische en anti-radicale wetten, tot twee jaar gevangenisstraf en 10.000 dollar boete elk veroordeeld waren, werden ze na afloop van hun straftijd met een groot aantal andere radicalen op een lekke schuit richting Rusland gestuurd (eind 1920). De aankomst in Rusland, die zowel door Berkman als door Goldman tamelijk pathetisch beschreven is, luidde een nieuw en turbulent tijdperk voor hen in. Goldman, die The Truth About The Boylshe- | |
[pagina 80]
| |
viki (1918) op haar naam had staan, meende aanvankelijk dat de Bolsjewieken het anarchistische ideaal, een staatloze maatschappij, van utopie tot wetenschap wilden verheffen. Zowel Berkman als (in afnemende mate) Goldman steunden hun nieuwe beschermheren enthousiast. Vooral Berkman's verdediging van de door Lenin en co. geannexeerde revolutie bereikte voor een anarchist ongekende hoogten. H.J. Goldberg schrijft in een uitstekend artikel, dat Berkman nog na de dood van Kropotkin (8 februari 1921) de nieuwe machthebbers tegenover de twijfelende Goldman verdedigde,Ga naar eind23 wat ook duidelijk naar voren komt in Living My Life. Victor Serge (1890-1947) (pseudoniem voor Kibaltsjitsj), de Don Quijote onder de revolutionairen, typeerde de houding van Goldman en Berkman misschien nog het best toen hij hen omschreef als leden van een in Rusland uitgestorven idealistische generatie, die als zodanig buiten de werkelijkheid stond.Ga naar eind24 Van januari tot juni 1921 maakten Goldman en Berkman een reis door de Oekraïne op zoek naar materiaal voor het Petrogradse Museum van de Revolutie, waardoor ze de kans kregen met oppositionelen van gedachten te wisselen, maar met name Berkman meed hen liever.Ga naar eind25 Pas na het neerslaan van de opstand van Kronstadt (maart 1921), wat Goldman en Berkman door het sturen van een protestbrief aan Trotzky en Zinowjef (1883-1936) hadden proberen te verhinderen, werden ze weer volledig anarchist.Ga naar eind26 Hoewel Gorélik Berkman terecht tot de zgn. ‘anarcho-bolsjewieken’ of ‘sovjet-anarchisten’ rekent,Ga naar eind27 impliceert dat niet dat hij volkomen kritiekloos stond tegenover alle Bolsjewistische pretenties. Met Goldman bracht hij een bezoek aan Lenin, aan wie hij een lijst met namen van gearresteerde anarchisten voorlegde. Toen Lenin hen echter verzekerde dat alleen bandieten en geen anarchisten gevangen genomen werden, bleken ze gerustgesteld. Na het fusilleren van Lev Tsjerni (P.D. Toerchaninof) en Fanya BaronGa naar eind28 zouden Berkman en Goldman de macabere zin van deze understatement begrijpen. Enige tijd later werd Berkman gevraagd een vertaling te maken van Lenin's schotschrift De linkse kinderziekten van het communisme (1920), maar hij weigerde, omdat hij er een verloochening in zag van de ideeën waarvoor hij zijn gehele leven gestreden had.Ga naar eind29 De door Berkman en Goldman aan Lenin overhandigde petitie bracht geen verbetering in het lot van de politieke gevangenen, integendeel, de al in 1917 ingezette vervolgingen van andersdenkenden nam eerder toe dan af. De lange lijsten van vervolgden die Voline (1882-1945) (pseudoniem voor V.M. Eichenbaum), G.P. Maximoff (1893-1950), Serge, Avrich en Berkman zelf geven, spreken voor zich.Ga naar eind30 Ook m.b.t. tot het Bolsjewistische regiem stelden de anarchisten en anarchosyndicalisten zich verdeeld op. Een kleine minderheid, de al eerder genoemde ‘sovjet-anarchisten’, zoals Alexander Schapiro (1882?-1946), Bill Sjatof, Maximoff en I. Rosjin (Grossman), wilde wel samenwerken, maar de overgrote meerderheid bleek niet bereid de anarchistische beginselen prijs te geven. Zoals gezegd vormde het neerslaan van de opstand van Kronstadt voor Berkman en Goldman het breekpunt, wat waarschijnlijk samenhangt met de bijzondere band, die bestond tussen Berkman en de Kronstadtse zeelieden. Toen Berkman in de beruchte New Yorkse ‘Tombs’ gevangen zat wegens zijn oproep dienst te weigeren, werden er o.m. in Kronstadt en Petrograd protestdemonstraties gehouden. De zeelieden dreigden zelfs de Amerikaanse ambassadeur in Rusland, Francis, te ontvoeren.Ga naar eind31 Wat Berkman de Bolsjewieken verweet, was dat ze de door de massa's gemaakte revolutie naar zich toetrokken en door hun wantrouwen in die massa's de revolutie d.m.v. geweld en decreten van bovenaf gingen dicteren. ‘Een onvermijdelijk gevolg van de heerschappij van de communistische partij was ook een andere “methode” van het Bolsjewistische bestuur: terrorisme... Terrorisme was altijd en blijft nog steeds de ultima ratio van een regering die zich zorgen maakt om haar bestaan. Het biedt als | |
[pagina 81]
| |
het ware een mechanische oplossing voor hopeloze situaties. Psychologisch wordt het verklaard als zelfverdediging, als noodzaak verantwoordelijkheid af te schuiven om de vijand beter te kunnen bestrijden’ schreef Berkman beter laat dan nooit.Ga naar eind32 Na het neerslaan van de Kronstadtse opstand werd Berkman weer anarchist. In The Russian Tragedy (A Review And An Outlook) schreef hij: ‘En bovendien: met het kapitalisme is de gecentraliseerde politieke regering, de staat, tot ondergang gedoemd, - en dat is volgens mij de belangrijkste les van de Russische Revolutie.’Ga naar eind33 Berkman kwam echter met weinig alternatieven aandragen. In 1926 publiceerde de ‘Dielo Troeda Groep’ (P. Arsjinof (1887-?), N. Machno (1889-1934), I. Mett, Valewsky en Linsky) Het organisatorische platform van de revolutionaire anarchisten, waarin het organisatorische vraagstuk, een aloud anarchistisch strijdpunt, centraal werd gesteld. In een brief aan Max Nettlau van 28 juni 1927 beschuldigde Berkman met name Arsjinof van Bolsjewistische praktijken, maar toch ondertekende hij het door Voline, Sobol, Flesjin, Steimer, Roman en Ervantin uitgegeven Réponse de quelques anarchistes russes à la plat-forme (1927) niet, hoewel hij de kritiek ongetwijfeld gedeeld zal hebben. Gezegd moet worden dat het door de groep gewenste Centrale Comité als politiek lichaam enigszins on-anarchistisch aandoet. Des te merkwaardiger is het dat hij, nadat Spaanse anarchisten tot politieke samenwerking met andere radicalen bereid bleken, op 21 maart 1936 aan Emma Goldman schreef: ‘Welnu, de vraag doet zich voor, is het logisch dat we ons verzetten tegen politieke samenwerking van onze mensen met andere revolutionaire krachten (revolutionaire socialisten en communisten) tegen de gemeenschappelijke fascistische vijand... Ik ben tegen samenwerking met communisten, maar in Spanje schijnt de huidige overwinning van de radicalen te danken te zijn aan het feit dat onze mensen met hen hebben meegestemd.’Ga naar eind34 | |
[pagina 82]
| |
Goldman bleek net als bijv. Alexander ShapiroGa naar eind35 meer geleerd te hebben van anarchistische samenwerking met andere radicalen en revolutionairen. Zij verzette zich vooral, en naar later zou blijken niet zonder redenen, tegen een alliantie met Spaanse communisten (Stalinisten!), die in opdracht van Stalin de strijd tegen Franco voorrang gaven boven de sociale revolutie. Sterker nog, uit louter opportunisme werden anarchisten/anarcho-syndicalisten en Franquisten over één kam geschoren.Ga naar eind36 Berkman zou de noodlottige gevolgen van het anarchistische stembusaccoord niet meer meemaken: op 28 juni 1936 pleegde hij na een pijnaanval zelfmoord.Ga naar eind37 Berkman's invloed op de anarchistische beweging van toen en nu, voorzover er nog van een beweging gesproken kan worden, is moeilijk na te gaan. Zijn grootste verdienste is misschien geweest dat hij weer heeft aangetoond dat anarchistische beginselen in praktijk konden worden gebracht. Ongetwijfeld sloegen zijn ideeën en daden meer aan bij ‘intellectuelen’ dan bij ‘arbeiders’ (maar geldt dat niet voor alle maatschappelijke theorieën?), ofschoon zijn veroveringen niet al te hoog aangeslagen mogen worden. Als hij vooral in Amerika het één en ander wist te bereiken voor diverse ‘underdogs’, dan was het meer ondanks dan dankzij zijn anarchisme. Dwight MacDonald, die tegen het neerslaan van de opstand van Kronstadt protesteerde, maar toch in 1939 lid werd van de Amerikaanse Trotzkistische partij!, meent dat het anarchisme in Amerika in de jaren dertig grote mogelijkheden had, omdat het een antwoord bood op de moderne problemen, waaraan het marxisme z.i. voorbijging.Ga naar eind38 Ook in de jaren dertig hielden anarchisten zich helaas meer bezig met onderling gekrakeel dan met het zoeken naar alternatieven: het sectarisme, altijd inherent aan revolutionaire bewegingen, vierde hoogtij. Berkman's houding was tweeslachtig: enerzijds beleed hij een bijna dogmatisch anarcho-communisme; anderzijds wilde hij voortdurend samenwerken met radicalen van diverse pluimage, zelfs tegen beter weten in en met veel spijt achteraf. Richard Drinnon maakt in zijn bijzonder goede biografie van Emma Goldman het volgende verschil tussen beiden: Goldman was de rebel, terwijl Berkman de revolutionair was. Wat Berkman niet ontzegd kan worden, is dat theorie en praktijk bij hem één geheel vormden, zij het dat de theorie in sommige gevallen vergeten of bijgesteld moest worden. Marcus Graham schreef bij Berkman's dood: ‘De totaalsom van het leven van Alexander Berkman kan het best worden samengevat in één onbetwistbare zin: hij leefde het leven van de onverzoenlijke rebel-anarchist!’Ga naar eind39 |
|