Maatstaf. Jaargang 28(1980)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] D. Hillenius Gedichten Boris Het podium vol kitsch in eigen snot rondwentelende boeren Zij treuren om de koning die te sterven ligt overal vingerafdrukken van een regisseur maar de muziek recht alle rotzooi tot een werkelijk gebeuren de koning is het hart dat sterven moet de wentelende kerels zijn de pijnen van de angst angst voor verandering, verlies van banden Phantoom Ik droomde van haar met zo grote woede dat in de ochtend nog mijn oog vergiftigd was ik keek haar niet meer aan eer zij afreisde en keek ook niet de lange weg dat zij nog zichtbaar was Pas bij het eind, een glimp nog van de wagen bedacht ik dat niet zij maar 't beeld dat in mijn hersens vrat vervalst moest zijn Maar welke worm of god doet dat? [pagina 34] [p. 34] Mechaniek Ze bewoog een beetje van mij naar die ander niemand zag het en zij zelf het minst maar ik stortte mij (of werd gestort? nee: stortte mij) in jammer, wentelend in stroomverloren bedding kikkers lachten Nu beweeg ik zelf aarzelend soms nog om de grijpafstand te verlaten maar elke dag wat zekerder door de onzekerheid die ik achterlaat Grote vergelijkingen als troost minstens met koningen of goden maar dan wel afgezet of zelf teruggetrokken op hoge toppen Niets jammerlijker dan de samenhang door tranen, klamme handen hormonen voor een groter lichaam met medeklagers, solidariteit [pagina 35] [p. 35] De kat die zich door ons liet strelen is door de heks opgehangen proevend kijkt zij naar onze ontzetting nu moet het vuur er in Trillend staat de rivier te wachten om alles te verzwelgen Geluk Tweemaal gezegend kan dat? Jaren geleden op zee zag ik een walvis en was buitenmate gelukkig Vandaag zag ik hem weer Geen weemoed om de vorige keer om de jaren die voorbij Tweemaal gezegend [pagina 36] [p. 36] Reikhalzend schraal olijfbomen tussen dunne grassen cicaden zagen aan een nieuwe dag de keurige man vertelt ironisch zo goed het leven werd gered Soms glijdt hij uit in zijn herinneringen de mooie laarzen die in onbekend gezicht zo blijvend trappen zijn eigen net gezicht dat plotseling versplinterd lijkt herstelt, vecht, ondergaat, om steeds opnieuw de trappen in de ander te ontwijken Afstand Ik zou nu rustig het woord eenzaamheid kunnen noemen zonder schaamte bij mijzelf of jou er is weer landschap tussen mij en woorden als ik de bron noem is hij helder en ijskoud zonder dat slik opwolkt rondom mijn voeten [pagina 37] [p. 37] Falsifieerbaar pennestreken als verloren haren geen samenhang maar wormen lijfzuigend, leven dodelijk verdelend de dame zwaait met zon en maan het zwarte kleed verscheurt, bloemen springen heet wordt het plotseling Holland gaat smelten, barsten lopen door de vorst de dodaars duikt Dwars door de flarden heen de lijnen van een harde vorm want hitte of pijn, stank of verdriet ieder klimaat, elk mengsel van wat ook kweekt zijn wetten alles blijkt moederloog waaruit een wonderschelp, een wonderbloem een nieuwe klank zal groeien en tot die tijd verschrikking Vorige Volgende