Maatstaf. Jaargang 28(1980)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] J. Eijkelboom Wolwevershaven 1 Water praat met het huis, je hoort het ruisen en klokken. Nog even en ik voel mij thuis. Wel komt een diep gehijg soms door de gootsteenpijp omhoog, stokt dan abrupt. Doodsnood of paardrift? Ik ken er een, die hield het maar een halve nacht hier uit. Wie neerligt met een last van boos verdriet krijgt hier geen rust, verdraagt dit praten niet. [pagina 25] [p. 25] 2 Water, hoe ordent men dat? De waterloopkundige bard, hoe raadpleeg ik die? De wat-er-staat strateeg die cijfert en beslist en die daarna nog weet dat niets ooit eender is. Laat ik het zelf maar doen: meedeinen, kijken, laten gaan, zelf vloeibaar worden en dat registreren. Zolang dit huis in deze stroom blijft staan kan ik het stromen blijven leren. 3 Zie door de scheefgestreepte ruit een vogel die hard werkend toch stilstaat in de storm. Water wordt uit het water geslagen, regen geselt de regen, wind worstelt met het niet te stuiten tij. Schuimbekkend leggen golven hun buigzaamheid opzij. De Hercules schuift moeizaam een Krupp Schub voor zich uit. Dan sticht de zon een stuurse vrede. Vals glinstert zilver op de diepdonkere Merwede. [pagina 26] [p. 26] 4 Soms nemen zeilen het regime hier over, soms blijft de Furie, blijft de Buffel thuis. Dit liefelijk laveren wordt doorkruist door motorjachten. Scherp geplooide rovers schatten de waarde van het huis dat zij passeren. Blauw beblazerd zwaait dan hun arm royaal mij toe. Ik word niet moe terug te wuiven, zo goed is deze dag. Dichter nog bij de wierbegroeide voet van huis en kade zijn de zwanen de ware meesters van dit rijk. Hun oog is strenger en zij varen lichter dan wie zich watergoden wanen. 5 Uit weelde wil ik niet slapen, kijk over het water uit. Een trage golf breekt niet maar wrijft zich tegen 't huis. Of maken soms je voeten die zo geringe ruis tegen het pas gewassen laken. In het nog grijze licht, het net niet parelmoer, komt op je stil gezicht een lach die je lippen doet krullen als de staart van een maanvis. Ik hoef het je niet te vragen: in weelde gaan wij nu slapen. Vorige Volgende