| |
| |
| |
Jacques den Haan Talking Shop
That vain genius who lives in Roc Amadour...
Een uniek boek.
Van de in Amerika geboren Gershon Legman verscheen in 1949 Love and Death. A Study in Censorship, uitgave Breaking Point, ik denk een privé onderneming. Het is een studie, die uit verontwaardiging geboren is, woede over het feit dat geweld strafbaar is, de beschrijving ervan niet, in tegendeel een zeer lucratieve bezigheid. ‘Moord is een misdaad. Het beschrijven van moord is dat niet. Seks is geen misdaad. Het beschrijven van seks is dat wél.’ Op de eerste bladzij al stelt hij dat de taboewoorden op alle mogelijke manieren gesymboliseerd worden, op hun kop gezet, uitgespeld voor de kinderkamer. ‘Thus Shakespeare's Her very c's, her u's, “n” her t's (Twelfth Night. ii. v. 88) the meaning of which puzzles professors so much, audiences so little.’ En inderdaad.
De anders niet zo schuchtere Burgersdijk maakt er een potje van. Hij vertaalt zelfs heel andere letters dan er in het Engels staan: ‘Zoo waar ik leef, het is de hand van de jonkvrouw; het zijn haar d's, haar o's en haar g's... Het is buiten twijfel haar hand.’ En in de noten: ‘Het Engelsch heeft andere letters... Haar combinatie beteekende wellicht iets, dat te dientijde enkel door den snuggeren jonker Andries niet werd begrepen. Wàt het was is een andere zaak, daarover wordt thans nog gestreden. Waarschijnlijk iets onwelvoeglijks.’ In de recente vertaling (1971) van Willy Courteaux heet het: ‘Zowaar ik leef, dit is het geschrift van de jonkvrouw. Dit zijn haar k's, haar u's en haar t's... Het is zonder twijfel haar geschrift.’ En in de noten: ‘Hier moet een toespeling in zitten die tot nog toe niet ontdekt is.’ Wat mij verbaast is dat Shakespeare in zijn tijd, die ik openhartiger gedacht had, al op die manier goochelen moest.
Dat eerste hoofdstuk in Love and Death heeft als titel ‘Institutionalized Lynch’ en is een verbeten aanval op de detective- en mystery schrijvers. Hoewel blijkt dat Legman ook op deze uitgebreide markt goed thuis is komt hij tot te ferme conclusies: ‘Make no mistake about it: the murder-mystery reader is a lyncher.
A solid citizen by day, by night he rides hooded to watch human beings die.’ In het hoofdstuk ‘Not for Children’ gaat hij in op de bloeddorst van de ‘comics’. Hij somt meer dan honderd titels ervan op. Groeiende verontrusting over deze explosies van geweld in de kinderkamer heeft in de jaren vijftig geleid tot een aantal publicaties over het verschijnsel, zoals van Geoffrey Wagner, Parade of Pleasure. A Study op Popular Iconography in the U.S.A. (1954). Er kwam een soort erecode tussen de comicvervaardigers tot stand. Of die veel uitgemaakt heeft weet ik niet.
In Love and Death volgt dan het hoofdstuk ‘Avatars of the Bitch’ - de presentatie van de godin als voorwerp van verering - een onderzoek naar wat Mario Praz in The Romantic Agony de fatale vrouw noemt. Ze komt veelvuldig voor in de bijbel, Praz grijpt terug op Aeschylus en Legman geeft een eigen opsomming van wat hij dan ‘the bitch’ noemt en onder wie hij dan Keats’ ‘La belle dame sans merci’ en Hemingway's Lady Brett noemt, uit The Sun Also Rises. Uit de middeleeuwen hebben wij bijvoorbeeld de oude ballade, die ik zo dadelijk niet vinden kan, van de fatale vrouw, die haar jonge minnaar opdraagt haar ‘terstond’ het hart van zijn moeder voor haar hond te brengen.
't Jongske valt en het moederhart roept uit: ‘heb je je zeer gedaan?’ Waar het nu bij Legman om draait is dat volgens hem in de eeuwenoude ‘battle of the sexes’ de vrouw in de aanval is gegaan: het ontstaan - de avatar zo
| |
| |
men wil van de ‘bitch-heroine’. Hij weet zelfs precies wanneer ze debuteerde: in 1936, in Gone with the Wind. ‘Margaret Mitchell did for bitchery what Edgar Allan Poe did for murder - she made it respectable.’ De scharlaken O'Hara ‘ruins every man's life she touches, and that is what makes her a heroine’ - op gezag van Legman, ik heb het boek niet gelezen. Voor een Freudiaan is er altijd een ‘lees maar, er staat niet wat er staat’, er is altijd een verdieping hoger, of lager zo men wil. Zonder meer vermakelijk is de attaque van dolle dries Legman op Dorothy Sayers, ‘a bitter feminist’. Haar heldin, Harriet Vane is een hermafrodiet. ‘In feite is Lord Peter - verreweg de walgelijkste snob in de Engelse literatuur - Harriet Vane met de broek aan, de man die Harriet Vane (zelfde aantal lettergrepen als Dorothy Sayers) zo wanhopig wenste te zijn.’
Er is een slothoofdstuk ‘Open Season on Women’ met onder meer Somerset Maugham als vrouwenhater (kent Legman dat charmante boek Cakes and Ale dan niet?) en Hemingway als ‘killer’. Het valt niet te ontkennen dat de dood de vrijwel levenslange obsessie van Hemingway is geweest. Die spookt veelvuldig rond in vele van zijn korte verhalen, hij schreef er zelfs een ‘Natuurlijke geschiedenis’ over in Death in the Afternoon. Het is evenwel een voorbeeld van het typische doordrammen van Legman hem alles in de schoenen te schuiven: ook de dood van de amorata in het kraambed aan het slot van A Farewell to Arms. Legman: ‘The hero kills her through childbirth’. Zo lust ik er nog enkele! En hier is dan een andere: in To Have and Have not rekent de hoofdfiguur af met zijn vrouw door te sterven en haar onbevredigd achter te laten! Green Hills of Africa en de reeks van dieren op de jacht afgeschoten ‘killed, pour le sport by Mr. Hemingway.’ Het waren jachtavonturen in een tijd, waarin de jacht op groot of half groot wild een achtenswaardige bezigheid voor gentlemen was. De kritiek er op kwam van slechts weinige bezorgden naar wie niemand luisterde. In ons land kon tot in de tweede wereldoorlog en misschien nog wel later ook, een jager een premie krijgen voor iedere afgeschoten zeehond. Ze zouden de visvangst schaden. De huidige zorg voor het milieu werd eerst in de jaren zestig algemeen. Silent Spring van Rachel Carson was een bom met vertraagde reactie; het verscheen in 1963. Hoe ook, Love and Death was een voor die tijd opmerkelijke studie.
Legman verzorgde een unieke collectie erotische limericks: The Limerick met 1700 voorbeelden, in Parijs 1953. In 1964 verscheen The Horn Book: Studies in Erotic Folklore, in 1967 The Fake Revolt, een aanval op de ‘drug culture’. Hij is bibliograaf geweest van het Kinsey Institute van de universiteit van Indiana. The Horn Book opent met een studie over H. Spencer Ashbee, die onder de naam Pisanus Fraxi de samensteller is geweest van drie geannoteerde bibliografieën van erotica. Ze verschenen in de vorige eeuw en vormen niet alleen zeer onderhoudende, maar ook vaak humoristische lectuur. Er is een hoofdstuk over ‘Great Collectors of Erotica’ en het derde gedeelte van The Horn Book heet ‘Problems of Erotic Folklore’. Daarin staat een hoofdstuk over ‘The Limerick: A History in Brief’ en onder nog meer ‘Towards a Motif-Index of Erotic Humor’. Zijn punt van uitgang is daar de Motif-Index of Folk-literature van professor Stith Thompson, 1932-1936 en herzien in 1955-'58. De hooggeleerde wijst vanuit een rein gemoed alle ‘humor concerning Sex’ af, kan het bestaan ervan moeilijk ontkennen en laat in zijn decimaal-index daarvoor de nummers X700-799 open. Vooral de eerste druk van deze Index kwam tot stand in een Amerika dat wat geschriften betrof nog onverdund puriteins was. Legman's stelling in Love and Death: ‘Murder is a crime. Describing murder is not. Sex is not a crime. Describing sex is’ stond nog fier overeind. Particuliere fatsoensrakkers konden in Amerika uitmaken wat volwassen mensen al dan niet mochten lezen. Op aanklacht van de particuliere bewaker der goede zeden Anthony Comstock zijn ontelbaren
| |
| |
veroordeeld en een 160 ton geschriften vernietigd. Legman wijst op de honderden verwijzingen in de Index van afzichtelijke moorden, gruwelijke en sadistische verminkingen, soorten van bestraffing, onnatuurlijke wreedheid, verlaten en vermoorde kinderen. Hij stelt dat een andere cultuur dan de Amerikaanse wel eens de voorkeur zou kunnen geven aan erotische motieven en de sadistische zou weglaten. Van het belang van een internationale samenwerking op dit gebied in plaats van de bespottelijke Amerikaanse zelfingenomenheid alles beter te kunnen, geeft Legman een kras voorbeeld. In een geheel ander cultuurgebied, het Syrische, verscheen in 1949 in Beyrouth, merkwaardig genoeg bij de ‘Imprimerie Catholique’: Arabian Nights in Thèmes et Motifs des ‘Mille et Une Nuits’ van Nikita Elisséeff. Het komt niet voor in de herziene uitgaaf van professor Thompson en het is alleen te danken aan het bij-de-tijd-zijn en de eruditie van professor Taylor dat een Amerikaanse onderzoeker weerhouden werd ‘of re-indexing the motifs of the Arabian Nights.’ Het bronnenonderzoek van dit merkwaardige boek, waarvan geen ‘édition originale’ bestaat moet een heidens werk zijn, dat zich uitstrekt van het Verre tot het Nabije Oosten, zeg maar de halve wereld, en dat over eeuwen. De zo populaire geschiedenis van ‘Aladdin en de wonderlamp’ was bijna 200 jaar zoek. Men meende dat het een verhaal was uit de duim van Antoine Galland die er het eerst mee kwam in 1704. De manuscript-tekst, die hij had gebruikt werd bij toeval aan het eind van de vorige eeuw ontdekt.
Na enkele andere publicaties verscheen van Legman in 1969, in Engeland bij Jonathan Cape: Rationale of the Dirty Joke. An Analysis of Sexual Humour, een enorm werk van ruim 800 bladzijden. Volgens mij poogt hij hier Thompson's x700-799 in te vullen, heel duidelijk is hij hierover niet. Legman nam daarvoor zijn eigen indexering, waarbij hij simpelweg arabische en romeinse cijfers gebruikt. Bijvoorbeeld in deel 1: groep 8. Marriage. Onderdeel iii Honeymoon met weer verdeeld: 1. The Nervous Bride... 5. The Taboo of Virginity enz. enz. Telkens gaat een historische en analytische discussie vooraf ‘in Roman type’. De erbij horende ‘jokes’ volgen cursief. Dat ook maakt het die lezers gemakkelijker, die de discussie ‘skippen’ om alleen de jokes te lezen. Legman hoopt evenwel dat er geen lezers zijn zo zakkig dat ze alleen de discussie lezen.
En wat is die ‘rationale’? Het is de poging de een of andere hoogst geladen neurotische situatie begrijpelijk te maken, of tenminste geloofwaardig, zelfs dragelijk, zij het dan als een ‘joke’, waarin de oorspronkelijke verteller van het verhaal getuimeld is, of zichzelf gedwongen bevond te leven, misschien uit zijn eigen (of haar eigen) psychologische nood, aldus Legman's nogal ingewikkeld betoog. Een beschermingsmechanisme dus, ‘fluiten in het donker’ zegt hij ergens. ‘Lachen om niet te huilen’ zoals zijn motto luidt uit de Barbier van Sevilla.
Na een uitvoerige inleiding begint hij de hoofdgroepering ‘Children’ met hoofdstukken over penisnijd, ‘sex in the schoolroom’, masturbatie, dreigende castratie, incest, pedofilie. Het punt van uitgang is orthodox Freudiaans. Centraal staat de studie van Freud Wit and Its Relation to the Unconscious uit 1905. De tweede hoofdgroepering ‘Fools’ begint met de ondergroep ‘Nincumpoops’ ofwel onnozele halzen en ‘pure fools’ waaruit ik het bloempje pluk van de man met het kinderrijke gezin. De dokter raadde hem aan een condoom over zijn ‘organ’ te doen. Gezin bleef uitbreiden. Verklaring van de man tegenover de dokter: ‘But I got no organ, but I put it on the piano every time.’ Bijdrage uit mijn eigen atelier het doktersverhaal over het echtpaar dat afzag van seksuele geneugten als ‘sterk overdreven’. Hij bleek haar evenwel per navel te benaderen. ‘Fools’ heeft nog onderafdelingen als ‘The female Fool’, stotteraars, ‘Foreigners’ en verkeerd vertelde raadsels. Hoofdstukken over ‘The Male Approach’, het sadisme, en een hoofdafdeling als ‘Women’ met gedeelten over de onver- | |
| |
zadigbare vrouw, masturbatie, ‘Marriage’ met daarbij de schoonmoeder, de honeymoon, overspel... tientallen andere. Wat hij in dit eerste deel, waarvan blijkbaar vertalingen zijn verschenen in het Frans, Duits en Italiaans, behandelt, zijn de ‘clean dirty jokes’.
In 1975 verscheen deel 11 onder de titel No Laughing Matter, opnieuw bij ‘Breaking Point’ - de publicatie daarvan is mij destijds helaas ontgaan. Dit deel gaat dan over de ‘dirty dirty jokes’. Als we vragen wat precies het verschil is dan antwoordt Legman dat het een subjectieve kwestie is en dat de in deel 11 behandelde thema's onder een ‘dieper taboe’ liggen dan die in deel 1. Hij wijst op het verschil tussen humor en zwarte humor, alsof dat niet evenzeer subjectief is. Ook ‘minder zwaar taboe’ is natuurlijk subjectief. Het wordt mij bijvoorbeeld niet duidelijk waarom het zozeer door Legman verafschuwde sadisme onder ‘The Sadistic Concept’ in deel 1 behandeld wordt. Homoseksualiteit daarentegen in deel 11 - ‘zwaarder taboe’ dus, wat je in onze tijd nauwelijks meer kunt beamen, maar dan toch misschien thuishoort bij Legman's opvatting dat homoseksualiteit doortrokken is van agressie en sadisme.
Legman is niet blij met homoseksualiteit. Het is volgens hem ‘niet een vorm van erotische attractie tussen personen van dezelfde sekse.’ Hij noemt het ‘een vorm van neurotische seksuele impotentie, of vlucht voor het normale, waarin de homoseksueel tot op zekere hoogte slechts impotent is bij leden van de tegengestelde sekse.’ Verderop wijst hij op het enorme agressieve element: ‘the sexual and parasexual activities of all homosexuals are usually therefore seething with aggression.’ Hij noemt het bijna altijd een diep vijandige relatie.
In een wereld die, de eeuwen door, de homoseksueel volstrekt afwees, bestrafte of belachelijk maakte waren er diverse vermommingen - het huwelijk bijvoorbeeld, zoals bij Wilde en Gide. Er is ook stoerheid als vermomming. De volksopvatting wil dat de homo zwak is en onmannelijk. De belangrijkste homoseksuele vermomming is die van de ‘super-tough’: de cowboy, de vrachtwagenchauffeur, de atleet, de beroepsbokser, stierenvechter, ontdekkingsreiziger en dierendoder en de beroepsmilitair. Misschien ook wel de ‘private eye’. Reeds in Love and Death uit 1949 schreef Legman dat een van de eersten van de ‘hard-boiled’ school van detectives, Raymond Chandler met zijn Philip Marlowe een homo als hoofdfiguur had gekozen.
‘Chandler's Marlowe is clearly homosexual - a butterfly, as the Chinese say, dreaming that he is a man.’ Ik zou er de Chandler-canon op na moeten vlooien - misschien weet Chandler-vereerder Rinus Ferdinandusse of Else Hoog het wel - of Chandler de uitspraak gekend heeft van Christopher Marlowe, toneelschrijver en tijdgenoot van Shakespeare, omgekomen in een kroegruzie: ‘That all they that love not Tobacco & Boies were fooles.’
Legman vervolgt: ‘Personen van dezelfde sekse worden daarom helemaal niet bemind door de homo, maar worden gehaat ... dikwijls gewelddadig en duidelijk zichtbaar.’ In veel gevallen wordt de seksuele partner onmiddellijk in de steek gelaten na slechts een enkel seksueel of sado-masochistisch tussenspel, als gevolg van het feit, dat de homo overweldigd wordt door angst of schuld over zijn vijandelijkheid, hetzij verborgen of openlijk. Verder in No Laughing Matter hoofdstukken over prostitutie, castratie met onderverdelingen als de ‘Vagina dentata’, de ‘penis captivus’ en de ‘Authority-Figures’ met altijd weer de toornende vader. Onder meer nog ‘Scatology’ - de liefhebberij voor uitwerpselen met als begin ‘billenhumor en toiletten’ en een verhandeling over de uitspraak van ‘arse’ en ‘ass’.
In zijn inleiding tot deel 1 zegt Legman met enige verbittering dat hij luchthartig op zich genomen had ‘to write a book about dirty jokes’, zoals de uitgever, die hem oorspronkelijk de opdracht ertoe gegeven had, het openhartig noemde. Hij is er meer dan dertig jaar mee bezig geweest. Hij bekent dat het boek ‘has been
| |
| |
written almost as often in tears as in laughter’. Het is blijkbaar van eminent belang geweest erotische folklore te noteren en te rubriceren alvorens die geheel aan het oog onttrokken is, zoals zo vaak al gebeurd is met de streek- en dorpsfolklore. Hij publiceerde ook over ‘The Bawdy Song, The Merry Muses as Folklore’ over een hervonden manuscript van Robert Burns, ‘Folksongs’ en de merkwaardige vraag: ‘Who Owns Folklore?’ Voor al deze werkzaamheden had hij twee werkterreinen ‘fieldwork’ en bibliotheek-research. Het eerste gebeurde ‘with the assistence of many friends and more than a few enemies’ in Amerikaanse huiskamers en bars en verder over een groot deel van de wereld. Wat de bibliotheek betreft: hij steunt op een belezenheid, waartoe je één mensenleven niet in staat zou achten. Hij komt met vreemde zaken boven. Hij vermeldt de Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes, in zijn merkwaardige La Muerte de Artemio Cruz (Mexico 1962) ‘in an inordinately long passage glorifying and orchestrating every possible form and usage of the Spanish word, Chingar, to fuck’. Iets verder op roemt hij Dr. Camilo José Céla, samensteller van de grote Spaanse Diccionario Secreto, ‘in progress (Madrid: Alfaguara, 1968-'71) vols 1-11, covering the testicles and penis only’. Hij vermeldt een uiterst schaars werk van Simenon, Mémoires d'un Prostitué, onder het pseudoniem Georges Sim. Een exemplaar berust in de Ohio State University. Hij gebruikte het pseudoniem ‘Gom Gut’ voor een soortgelijk werk in het Brits Museum, Private Case. Verder: Ribaldry at Ozark Dances van Vance Randolph - in manuscript, 1954. Het gaat er in Ozark blijkbaar nogal driftig toe, want Legman citeert ook uit de ‘unprintable
Ozark collection Pissing in the Snow and other Ozark folktales’ (1954). Hij prikt met vaste hand het pseudoniem door van Armand Coppens, schrijver van Memoirs of an Erotic Bookseller. Legman zelf komt in dat boek voor als ‘dat ijdele genie in Roc-Amadour... Die man met die hobby voor vieze limerics en drie-letterwoorden... Hij wil
| |
| |
nog meer limerics van ons’ Legman op zoek naar de Anthropophyteia, zoals uit de vertaling van het boek van Coppens blijkt (Bezige Bij, 1969).
In een zo omvangrijk werk is de veelzijdigheid niet een verrassing. Zo schrijft hij over de blijkbaar weer wat geluwde stikkers-rage en ‘motto-buttons’. ‘Buttons’ als ‘Psychiatry: The New Inquisition’, ‘God is on a trip’, ‘Ban the bra’ en de internationaal populairste van alle ‘Make Love, Not War’ - uitgevonden door ... Legman, zoals hij bedeesd opmerkt. Dat laatste is ironisch bedoeld. Hij is terdege de man van de boude beweringen, de ‘sweeping statements’. Hij kent geen twijfels. Zo vermeldt hij als feit en niet als gerucht het onderzoek naar de mannelijkheid van een nieuwe paus met de verlossende kreet ‘Habet’! Nooit weer een zwangere paus als Johanna, die al dan niet bestaan heeft! Het behoort tot de geheimschrijverij en de doofpot-techniek waarin de roomse kerk zoveel eeuwen heeft uitgeblonken. Legendevorming is dan onvermijdelijk. Van hemde constatering dat het modewoord ‘camp’ dat voor velerlei uitleg vatbaar is: geaffecteerd, verwijfd, homoseksueel, overdreven, bizar, afgeleid zou zijn van het franse woord ‘camper - se camper droit devant quelqu'un - parmantig.’ Volgens Legman: ‘intimiderende houdingen aannemen of luidruchtig snoeven, zoals krijgslieden vóór de slag’. De Concise Oxford Dictionary noemt de afkomst onzeker. Het blijft vreemd dat een dergelijk frans woord ineens zoveel aftrek vindt in Angelsaksische landen. In het hoofdstuk ‘Scatology’ komt de voor mij verrassende bewering voor dat het fameuze woord van Cambronne: ‘Merde’ niet van hem afkomstig is, maar eerder door een Franse officier is gebruikt in de slag bij Waterloo. Legman beroept zich daarbij op een ‘fascinerend’ boek van Henri Gaubert, Les Mots Historiques qui n'ont pas été prononcés uit 1939.
De opvattingen van Legman over homoseksualiteit zullen heel wat bestrijders vinden. Weer een boude bewering: de homo zoekt, overweldigd door vrees of schuld onmiddellijk een nieuwe partner en de hele cyclus wordt herhaald. Legman noemt dat dan Don Juanisme of ‘oncing’ en vindt dat het ook bij hetero's bestaat, die hij dan ‘onbewuste’ homo's noemt. Casanova zou dan - onbewust - een homo zijn geweest? De homo heeft eeuwenlang onder zware druk geleefd en was maar al te vaak het slachtoffer van chantage. Tot omstreeks de jaren zestig was het vermoeden van homoseksualiteit in Engeland al voldoende reden voor ontslag, zoals de secretaris van Angus Wilson, mr. Garret mij eens vertelde. Hij was er het slachtoffer van geweest. De advocaat, die hij over een eventueel proces raadpleegde noemde dat ‘uitzichtloos’. Inmiddels zijn ook in Engeland de wetten wat milder geworden. De omstandigheid bestaat nu dat in een vrij groot deel van de wereld de homo zich iets meer openlijk kan bewegen. Waarschijnlijk wordt de druk van angst en schuld verlicht, nu ook het bij elkaar wonen niet meer zó hachelijk is, zelfs niet op het platteland. Als ik rondkijk in mijn eigen kring van vrienden en min of meer verwijderde kennissen dan heb ik twee paar homofielen - zelfs hun benaming heeft meer status gekregen - gekend, die vele jaren blijk hebben gegeven van een voorbeeldige trouw. Toen in één geval de partner op vrij hoge leeftijd overleed liet hij zijn vriend in diepe verslagenheid achter. Ik ken twee andere, veel jongere paren, die voor zover ik weet al jaren vredig bijeen wonen, al geef ik toe dat incidenteel vreemd gaan mij wel niet gemeld zal worden. Ik ken twee vriendinnen in Amerika, waarvan de een in dertig jaar tijd slechts eenmaal van partner wisselde. De types, waarover Legman met zijn ‘oncing’ schrijft, zie je in tegengestelde zin in huwelijksadvertenties vaak aangeduid als: geen bartype,
geen danstype. De ‘gay scene’ lijkt mij een onvoldoende maatstaf.
Legman schrijft dat hij zo'n 2000 jokes in zijn tweede deel heeft opgenomen. Als het al een slopende bezigheid is ze allemaal te lezen (wat ik geenszins gedaan heb) wat moet het dan
| |
| |
geweest zijn ze op te schrijven? ‘A person's favorite joke is the key to that person's character’. Op gevaar af dat ik de geheimste roerselen mijner ziel te grabbelen gooi heb ik twee voorbeelden uit die overvloed gekozen. Een Rolls Royce met chauffeur stopt in een straatje in arm Londen. Een meisje met een dure bontjas stapt uit, zegt wat tegen een straatjongen en geeft hem een pond. Toen de wagen wegreed zei het stomverbaasde vriendje van de jongen: ‘Cor lummie, ain't she beautiful! Was that an angel from heaven guv you that pound?’ ‘Gorn, that's my sister wot's been ruint’. De ander is waarschijnlijk weer een Ozark folktale. Gaat over de boer, die zich bij zijn vrouw beklaagt dat de knecht de naam van hun dochter in de sneeuw gepist heeft. ‘Ja,’ zei zijn vrouw ‘en het ergste is dat het haar handschrift is.’
|
|