Friends of Eddie Coyle, Cogan's Trade en The Digger's Game. Hij baarde nogal wat opzien bij de Amerikaanse kritiek. Met dezelfde eigenzinnigheid als Chandler zette hij het genre naar zijn handen, ontluisterde hij stereotiepe voorstellingen van misdadigers en ontwikkelde een verrassende schrijf- en dialoogtechniek. De mythe van de gangster - gewetenloze moordenaar of betreurenswaardig slachtoffer van het systeem - prikte hij genadeloos door. In navolging van Chandler koos hij ook een eigen universum: de onderwereld van Boston. Tot zover gaat de vergelijking met de Meester op. Want bij Higgins zijn de dekors drastisch bijgewerkt, de machtsverhoudingen binnen de Mob geëvolueerd en de privé-detectives als asfaltridder uit het beeld verdwenen. Het laatste detail is niet helemaal nieuw. Deze traditie - het gangsterdom van binnenuit beschrijven - begon al met tough-guy writers als Burnett Lipsky, P. Mcgivern en Benjamin Appel.
Het is de verdienste van Higgins, dat hij die lijn naar het Amerika van nu doortrekt. Daarbij is zijn inlevingsvermogen in de mentaliteit van de penoze zo groot, dat je hem eerder als een goed ingevoerde boef dan als een kundige buienstaander gaat beschouwen. Hij doorgrondt zijn karakters tot op de vezels van hun zenuwen. De ironie is echter, dat hij als jurist aan de ‘goede’ kant van de wet staat en daarom geen enkel begrip voor de morele excuses van zijn criminelen kan opbrengen. Betweterig gepreek of misplaatst superioriteitsgevoel ontbreken niettemin in zijn romans.
George V. Higgins studeerde Engels en Rechten in Boston en Stanford, werd journalist bij de Providence Journal en de Associated Press om daarna in dienst van de Procureur-Generaal van Massachusetts te treden. Hij werd er belast met het onderzoek naar de illegale wapenhandel. Pas op latere leeftijd begon hij met het schrijven van juridische beschouwingen, korte verhalen en misdaadromans. Zijn boeken vielen op door de losse naar authenticiteit ruikende dialogen en de rake typering van een bepaalde klasse uit het Milieu.
Kruimeldieven, wapenhandelaren, huurmoordenaars en hoeren, al die figuranten uit de onderwereld van de Oost-kust, treden in zijn romans naar voren als de wanhopige verliezers van het omgekeerde Amerika. Zijn naturalistische portretten van deze van prostitutie en misdaad levende schlemielen, bezorgde hem het predikaat ‘De Balzac van de Onderwereld’. Weliswaar een pathetische uitgeverskreet, maar toch ook een frappante omschrijving van zijn manier van registreren.
Al in het door Bruna in vertaling uitgegeven De vrienden van Eddie Coyle krijg je de indruk, dat Higgins met ogen als een cameralens en oren als microfoons door de stegen van Boston heeft geslopen. In deze eerste roman laat hij zich helemaal kennen als dé kronikeur van een criminele subcultuur. Droogjes reconstrueert Higgins dit sociale systeem door een koel-afstandelijke beschrijving van de code, het dialekt en de levenswijze van de penoze. Glamour en avontuur, het vernis van de triviale misdaadroman, ontbreken volledig. Het verhaal draait om de kleine wapenhandelaar Coyle, die met een van burgerzin en fatsoen vergeven vrouw is getrouwd. Hij leidt een monotoon leventje, dat op dienstverlening aan amateuristische bankrovers en kroeglopen drijft. Geweld wordt als een ongemak beschouwd, omdat het een eventuele gevangenisstraf danig kan verzwaren. In het denken en handelen van Coyle overheerst de pragmatiek. De plot zelf is eigenlijk maar bijzaak. Belangrijker is de droge vlakke toon waarmee Higgins een fragment van de onderwereld tot leven laat komen. Zijn grootste kracht openbaart zich in de flitsende dialogen, die van een ongekende dynamiek zijn. Tot gepsychologiseer of morele verontwaardiging laat Higgins zich nooit verleiden. Eerder tot een ver doorgevoerde gereserveerdheid, die tot uitdrukking komt in de spaarzame filmische beschrijvingen. Wanneer Coyle als straf voor zijn samenwerking met de politie door een bevriende barkeeper wordt neergelegd, gebeurt dat met dezelfde vanzelfsprekendheid als het verwijderen van een vuiltje uit het oog. Roof en