Maatstaf. Jaargang 27(1979)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Rob Schouten Gedichten Boerenvree Zij ploegen voort in wolkeloos kobalt, Het hoofd, met kleurig boerenbont gehuifd, Vol angst dat uit de schoven die men schuift Ook maar één en'kle aar ter aarde valt. Eén met elkaar, door deernen ruilverkaveld En door de boerenbond, die streng gebiedt Maar waar men ook de zekerheid geniet Dat men vanavond net als gister tafelt. Als Lindert 's avonds pijpt op zijn schalmei Zet zich spontaan een schalkse reidans in Die eindigt in het geurig hooi. Dan broeit De mijt waarin de hele boerderij Met gaffels vuurwerk steekt diep binnenin Tot as waarin zij nieuwe oppers moeit. [pagina 27] [p. 27] Sonnet Mevrouw, 'k geef u een vogel ten geschenke. Stop Hem maar goed in; het is er een van zeldzaam ras; Bij ziekte, kwade luim, bij elke zak en as Brengt híj u er gegarandeerd weer bovenop. Wég met uw maagpijn, onderbuikkoliek of kop- Pige migraine; 't meeste komt het beest van pas Bij alles wat gepaard met bleekzucht gaat. Met ras- Se greep diept hij daarvoor 't probate middel op. Een dame die hem kortgeleden bij me trof Zei mij dat het een liefdespapegaai betrof En tastte in haar beurs naar haar contante geld. Sindsdien verschilt hij van zijn soortgenoten. Nooit Ontvlucht hij uit zichzelf en als hij wordt gekooid Komen spontaan de vreugdetranen opgeweld. (naar Isaac de Benserade) [pagina 28] [p. 28] Bemodderd dichter Ziet u soms een met veel misbaar de stad doorstappen, Die, hondsgemuild, zijn muilen, luimig sleetsgeschopt, Verplaatst, de krop in een bevuilde das gestropt, Druk doend met heel het vrome volk zijn aars te lappen, Uitheems behaard, - kolkt drek rond in zijn lichaamssappen, Gordt hem zonder een riem waardoor de romp zich propt, Een kniebroek, loopt hij steeds in voddegoed verpopt, Dat dag en nacht zijn naakte lijf blijft overlappen - Een ieder op een woeste, louche blik onthalend, Middels zijn kakement obscene taal vermalend, 't Der ving'ren hoorn tot bloedens toe verbeten. Ziet u, zeg ik, er een met dergelijke trekken, Wees dan verzekerd: Dát is een der raspoëten. Meer informatie zal de kerk u graag verstrekken. (naar Claude Le Petit) [pagina 29] [p. 29] Adventist De dikke Trommius was mijn Dik Trom En zaterdags liepen wij langs een gracht Naar een gebouw en zagen onverwacht Mijn vader daar die op een platform klom. Ik vroeg mij steeds opnieuw weer af waarom Dit eigenlijk zo was. Door plaats en dracht - Heel zwart, wel mooi - had hij een zeekre macht, Maar wát voor, over wie? Mijn hoofd liep om. Zijn jullie Joden? vroeg een vriendje mij. Ik dacht van niet en schudde dus van nee. Jouw vader is een soort van dominee En jullie hebben zaterdags steeds vrij! Verweet hij mij. Ik zocht geschokt hiermee Mijn vader op die wel een antwoord wist: Zeg Wimpie maar: Ik ben een adventist Net als mijn vader! Wimpie was tevree. Vorige Volgende