Maatstaf. Jaargang 26
(1978)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Ed Schilders Lillian Smith's Strange FruitBinnen twee jaar, in 1980, zullen er in de Verenigde Staten van Amerika nog nauwelijks volbloed Negers van afrikaanse herkomst te vinden zijn. Dat werd al in 1954 uitgerekend door Curt Stein in een artikel voor de Scientific American: The Biology of the Negro.Ga naar eind1. Of Stein's berekeningen juist waren of niet, en zo ja, of dit dan goed nieuws is voor zowel de blanke als de gekleurde Amerikanen, wil ik hier niet ter discussie stellen. Ik ben tenslotte geen bioloog en ook het politiek-sociologisch aspect laat ik liever aan de autoriteiten op dat gebied. Die ruimen hun eigen rommel maar op. Of het rassenprobleem met het overschreiden van die grens in 1980 ook ‘weggecopuleerd’ zal zijn valt sterk te betwijfelen. De enige reden waarom ik aan Stein's berekening wil herinneren is om aan te geven hoezeer de Amerikanen geobsedeerd waren - en zijn - door hun ‘probleem’ van de vermenging der rassen, door miscegenation, het geslachtsverkeer tussen personen van verschillend ras. Die obsessie herkennen we nog treffender in een soort schalenstelsel, dat begint met de mulatto, de halfbloed, en daarna steeds belachelijker proporties aanneemt in zijn gradering van quadroon, kwartbloed, octoroon, één achtste bloed tot en met - het idéé alleen al! - één twee en dertigste. Hoewel men in dat laatste geval een Neger nog onmogelijk kan onderscheiden van een volbloed Indo-Europeaan, laat het - volgens fanatieke separisten - onvermijdelijk zijn sporen achter. De Eerwaarde Doctor Thomas Dixon Jr. was er in 1902 nog zeer duidelijk over: ‘Een druppel Negerbloed veroorzaakt een Neger.’ De eerwaarde moet scherpe ogen hebben gehad want die ene druppel ‘kroest het haar, plet de neus, maakt lippen dik...’ Uiterlijke kenmerken dus, maar daar begint het pas mee. Diezelfde druppel ‘dooft het licht van het intellect en wakkert het vuur van de brutale passie aan.’Ga naar eind2. Dat, uiteraard, als je het toch niet aan iemand kon zien; dan kon je het altijd nog merken. Zelfs Mark Twain blijkt zo naïef, dat hij in zijn Pudd'nhead Wilson Roxy tegen haar zoon laat zeggen: Een en dertig deeltjes in jou is blank, en maar één deel nikkerzwart, en dat arme kleine deel is je ziel.
Is het schalenstelsel ‘slechts’ een belachelijk, maar daarom niet minder serieus symptoom van de ingewortelde opvattingen over ras en rassenkenmerken, de kern van de obsessie schuilt natuurlijk in de angst van de Blanke voor het vuur van de brutale passie. Een angst waartegen hij zich verweert met een misplaatst gevoel van superioriteit, gebaseerd op zijn verlicht intellect, het resultaat van twintig eeuwen beschaving. De Neger, dom en hitsig, vormt niets anders dan een voortdurende bedreiging voor de blanke vrouw en met haar voor het voortbestaan van het pure blanke ras. Net als in werkelijkheid is ook in de literatuur de intieme interraciale verhouding lange tijd taboe geweest, en slechts indirect behandeld (lees: veroordeeld). Het thema was aantrekkelijk maar pruderie en salon-ethiek - ook al resultaten van het verlicht intellect - heb- | |
[pagina 83]
| |
ben er voor gezorgd, dat zulke relaties zich hebben beperkt tot karakterisering van de nakomelingen; tot quadroon of octoroon hoofdpersonen; tot de zo genaamde witte Neger of crypto Neger; tot de man die zich blank waant en toch dat ene druppeltje in zijn aderen heeft.Ga naar eind3. Maar al te vaak wordt zo'n nakomeling, in de literatuur, én in werkelijkheid, gekenmerkt als ‘een onzuiver produkt’, een etiket, dat alleen kan gelden als men de interraciale relatie op zichzelf als onzuiver beschouwt; of tenminste één helft ervan, de zwarte. Pogingen om sexueel geaarde vooroordelen af te breken zijn pas zeer laat ondernomen, zodat zeker tot het einde van de jaren vijftig het interraciale geslachtsverkeer zwaar met vooroordelen à la Dixon junior beladen is gebleven. Toen Lillian Smith in 1955 haar verhandeling Now Is The Time publiceerde, probeerde ze daarmee op heldere en logische wijze en met wetenschappelijke argumenten een einde te maken aan vooroordelen van velerlei aard. Een gedeelte van het boekje kreeg de vorm van vragen met antwoorden. Iedere vraag behandelt een vooroordeel, dat in het antwoord wordt weerlegd. Drie vragen liggen op het gebied van het interraciale huwelijk: Vraag 4: Als rassen zich vermengen, zal het resultaat dan geen minderwaardig soort zijn, zoals bij het kruisen van dieren buiten hun eigen ras? Vraag 5: Zou je je zuster met een Neger laten trouwen? Vraag 6: Zijn gemengde huwelijken goed voor kinderen?Ga naar eind4. Dat was in 1955, en hoewel Smith fatsoenshalve de vraagvorm heeft gekozen hebben we hier te maken met keiharde beweringen, die door velen werden beschouwd als geldige argumenten vóór de rassenscheiding. Uit het vooroordeel volgt een praktisch sexueel taboe, waarvan de verschillende symptomen merkwaardig genoeg onveranderlijk in slechts één richting wijzen; naar de zwarte man, en niet naar de gekleurde vrouw. Het vermoede gevaar van de interraciale gemeenschap schuilt blijkbaar alleen in de relatie van een zwarte man met een blanke vrouw en niet in die van een blanke met een zwarte vrouw. In het dagelijkse leven in het zuiden van de VS waren vermoedens of ongegronde beschuldigingen van een blanke vrouw voldoende om een Neger op de brandstapel, aan de galg of onder het castratiemes te brengen. Het proces tegen de negen ‘Scottsboro Boys’, in 1933, bij voorbeeld. Die zouden op een trein twee blanke vrouwelijke hobo's hebben verkracht. Al stond onomstotelijk vast dat de twee vrouwen logen, de Negers werden tot lange gevangenisstraffen veroordeeld. De Scottsboro-zaak zorgde voor internationale beroering, sleepte jaren, maar is nooit tot een bevredigende oplossing, dat wil zeggen vrijspraak, gekomen.Ga naar eind5. In zijn autobiografische sketch The Ethics of Living Jim Crow verhaalt Richard Wright over zijn werk in een blank bordeel. Hij is daar één van de bell-boys: negerjongens die de prostituées op hun wenken moeten bedienen. ‘Een van de bell-boys werd betrapt in het bed van een blanke prostituée. Hij werd gecastreerd en de stad uit gejaagd. Onmiddellijk daarna werden alle bell-boys en portiers bij elkaar geroepen en gewaarschuwd. Het werd ons te verstaan gegeven, dat de gecastreerde jongen een “enorme geluksvogel” was.’Ga naar eind6. Moord kon tenslotte ook nog. Minder gewelddadig maar even veelzeggend waren de sexshows in de bordelen langs de Amerikaanse westkust. Wat de samenleving in de regel in het perversiteiten-kabinet wegsluit kan de liefhebber altijd nog gaan genieten op de podia van de maisons closes. Herbert Asbury, de niet genoeg gewaardeerde biograaf van het Amerikaanse nachtleven, noteert in zijn The Barbary Coast de twee topattracties van San Francisco. De eerste is een exhibition in which a woman and a shetland pony took part, de tweede was het ‘optreden’ van Negers met blanke vrouwen.Ga naar eind7. Als dergelijke voorbeelden iets duidelijk maken, dan is het wel de algemene tendens om | |
[pagina 84]
| |
interraciaal geslachtsverkeer geleid door niet-blanke mannen te beschouwen als een perversiteit. Asbury's gegevens dateren van rond de eeuwwisseling, maar tot op de dag van vandaag wordt deze ‘vorm van sex’ geëxploiteerd in pornografische fotoboekjes en romans.Ga naar eind8. Als de rollen zijn omgedraaid, als de partners van huidskleur hebben gewisseld, komt het verschijnsel plotseling in een heel ander daglicht te staan. Het wordt niet goedgepraat maar getolereerd en men vindt zelfs argumenten om het een aanvaardbaar karakter te geven. In de tijd van de slavernij werden de blanke lusten verborgen onder de katoenen deken van de economie. Het nageslacht van een blanke planter (of zijn zonen, of zijn personeel) en een slavin kon rendabel worden gemaakt op de eigen plantage of via de verkoop op de markt. Op de plantages, schrijft Mary Boykin Chesnut, kon ‘de zwarte slavin naar willekeur worden gebruikt. Jongens op en om de plantage leerden onvermijdelijk hoe ze haar konden gebruiken, en als ze er eenmaal aan gewend waren gingen ze er mee door tot in hun volwassenheid en zelfs na hun huwelijk.’ Hoewel Chesnut er ook op wijst, dat dergelijke praktijken niet algemeen waren - er waren er dus ook die het niet deden - lijkt het eveneens vast te staan, dat het nauwelijks een klasseaangelegenheid is geweest. Het kon een simpele staljongen zijn of een arbeider, maar het was ook de politieke voorman van het Zuiden Thomas Jefferson, over wie Ben Moore het volgende vers schreef:
The weary statesman for repose hath fled
From halls of council to his Negro's shed,
Where blest he woos some black Aspasia's grace
And dreams of freedom in his slave's embrace...Ga naar eind9.
Ondanks alle hypocriete argumenten lijkt het duidelijk, dat de ultime drijfveer geen andere kan zijn geweest dan lust. Was dat niet het geval geweest, dan zou het verschijnsel tegelijk met de afschaffing van de slavernij verdwenen zijn. Het heeft zich echter voortgezet, met name in de dorpen en kleinere steden, die na ‘abolition’ verdeeld raakten in White Town en Colored Town (Nigger Town). Het kan misschien gezegd worden, dat de vrije zwarte vrouw volgens de wet niet meer naar willekeur gebruikt kon worden, maar als het gebeurde, en het gebeurde veelvuldig, dan was er weinig of niets tegen te doen. De slavernij was afgeschaft, maar de ‘ethiek van het leven als roetmop’, het onvoorwaardelijke yessuh en yes ma'am, bleef nog decennia lang de enige code die de Neger een kans gaf te overleven.Ga naar eind10.
Een samenleving, waarin geslachtsverkeer tussen mensen van verschillend ras taboe is en die een dergelijke relatie als pervers beschouwt, waar het gegeven stilzwijgend wordt getolereerd zolang het uitspattingen betreft van blanke mannen met gekleurde vrouwen, zo'n samenleving zal geschokt en beledigd raken door de publikatie van een roman waarin zo'n relatie centraal staat. Geschokt, wanneer blijkt, dat het hier om een oprechte liefde gaat. Beledigd, omdat in de schaduw van die ene onmogelijke relatie de misplaatste superioriteit en de immoraliteit van de blanke samenleving scherp gestalte krijgen. Die roman verscheen in 1944 en was het proza-debuut van de zuidelijke schrijfster Lillian Smith: Strange Fruit.
Lillian Smith werd geboren op 12 december 1897 in Jasper, een klein stadje in de staat Florida.Ga naar eind11. Als ze achttien is verhuist ze met haar familie naar Clayton in Georgia, het aangetaste hart van het oude, koloniale en racistische Zuiden. Daar, in Clayton, maar ook in Demorest en Baltimore, waar ze studeerde, moet ze de misstanden hebben waargenomen, die haar hebben aangezet tot een levenslange strijd tegen de onderdrukking van de Neger in het bijzonder en minderheidsgroepen in het algemeen. Rond 1930, nadat ze piano heeft gestudeerd | |
[pagina 85]
| |
en directrice is geweest van een zomerkamp voor meisjes, is ze begonnen met schrijven. Haar eerste drie werken, twee romans en een novelle, heeft ze nooit aangeboden bij een uitgever. Bij een brand in haar huis in Clayton in 1944 zijn de manuscripten verloren gegaan.Ga naar eind12. Vanaf 1936 geeft ze samen met haar vriendin Paula Snelling het kleine literair-politieke tijdschrift Pseudopodia uit, dat later wordt herdoopt in North Georgia Review en na tien jaar onder de naam South Today ophoudt te bestaan. In de winter van 1938 brengt ze een bezoek aan Brazilië en daar begint ze te werken aan wat na zes jaar en zeven uitgevers haar eerste roman zal worden: Strange Fruit. Strange Fruit is een hoogtepunt uit de geëngageerde wereldliteratuur: literair een juweel, thematisch één brok dynamiet. Toch is het boek na nauwelijks 35 jaar vergeten, hier en in de VS.Ga naar eind13. Zeven uitgevers hebben Strange Fruit geweigerd. Niet op grond van die literaire kwaliteit maar vanwege de precaire thematiek: de intieme relatie van het Negermeisje Nonnie Anderson met de blanke jongen Tracy Deen. Toen Uitgevers Reynal en Hitchcock besloten het boek uit te brengen zullen ze daarom zonder twijfel gerekend hebben op alle moeilijkheden die de uitgave van een controversiëel werk toen nog met zich mee kon brengen: gerechtelijke procedures, zedenpreken in de pers en eeuwige verdoemenis vanaf de kansel. En precies dàt hebben ze gekregen, maar niet vanuit de hoek waar ze op rekenden, het Zuiden. Het Zuiden was beledigd, maar zweeg, want het kon vol leedvermaak toezien, hoe de puriteinen uit het Noorden een kruistocht tegen Strange Fruit begonnen. Niet tegen de liefde tussen Blank en Zwart, maar tegen de openhartige manier waarop fysieke en erotische details van die relatie aan het papier waren toevertrouwd. De hetze werd in maart 1944, één maand na publikatie, in Boston ingezet. Boston: vanouds een stad vol valse sentimenten en kortzichtig gehuichel, ééns de thuisbasis van Amerika's meest gevreesde freelance censoren Anthony Comstock en John S. Sumner;Ga naar eind14. Boston verloochent zichzelf niet en Strange Fruit werd ‘obsceen’ geoordeeld en uit de boekwinkels verwijderd. Half mei begon een overgevoelige politie-agent in de autostad Detroit een éénpersoons-guerilla tegen de roman. Hij bezocht alle boekhandelaren met het ‘dringende verzoek’ de verkoop te staken. Zijn actie had succes, tot hij bij de winkel van de United Automobile Workers kwam. Daar bleek men in het geheel niet vatbaar voor zijn intimidatie en was men bereid een proces te voeren. Zo ver kwam het echter niet, dank zij de druk van de Openbare Bibliotheek ter plaatse, die een verkoopverbod wist te voorkomen. Tegelijkertijd probeerden de Amerikaanse Posterijen het boek te bannen - d.w.z. niet langer te verzenden - een maatregel die in de loop der jaren meerdere malen effectief was gebleken. Door tussenkomst van presidentsvrouw Eleanor Roosevelt kon de postban al na enkele uren weer worden opgeheven.Ga naar eind15. Op 1 en 8 april werd de Boston-affaire rond Strange Fruit, dat ondertussen op de bestsellerlijst was terechtgekomen, ter sprake gebracht in Publisher's Weekly. Daarin werd voorgesteld een proces uit te lokken, door iemand met medeweten van de Boston-politie een exemplaar van het boek te laten kopen. Dat is inderdaad gebeurd. Harvard-professor, historicus, romancier en kritikus Bernard De Voto begaf zich op vier april in gezelschap van twee politie-agenten naar de boekwinkel van Abraham Isenstadt en vroeg, kreeg en betaalde een exemplaar. Beiden werden meteen daarna gearresteerd. Maar niet de koper De Voto werd schuldig bevonden, maar Isenstadt, de verkoper. De boete besloeg slechts 100 dollar maar voor de procesvoering betekende dit een beslissende tegenslag. Het proces kon nu niet langer worden gevoerd rond de persoon van de gerenommeerde en geachte De Voto, een man die in de getuigenbank met het grootste gemak iedere aanval op de artistieke waarde van Strange Fruit had kunnen pareren.Ga naar eind16. Met De | |
[pagina 86]
| |
Voto was de kracht van de verdediging weggevallen en in hoger beroep bij het Hooggerechtshof van Massachusetts werd Isenstadt's veroordeling bevestigd. Uitgevers Reynal en Hitchcock besloten niet verder in beroep te gaan bij het Supreme Court, met het gevolg, dat Strange Fruit nu, in 1978, nog steeds niet verkocht mag worden in de stad Boston, die parel van Amerikaanse zedigheid.
Strange Fruit is niet alleen het verhaal van Tracy Deen en Nonnie Anderson, maar zij staan wel aan de top van de pyramide-structuur die Lillian Smith in haar roman heeft verwerkt en waarvan de basis wordt gevormd door het fictieve stadje Maxwell. Daartussen bevinden zich Nonnie's familie en kennissen, die samen weer deel uitmaken van Colored Town, en de Deen's, de exponenten van White Town. In het kort krijgen we te maken met de volgende belangrijke personen. In Colored Town: Nonnie Anderson: een knap, in zichzelf gekeerd meisje; werkt als kinderoppas in een blank gezin, hoewel ze op ‘college’ heeft gezeten. Ze is nauwelijks wat Blanken én Negers van een gekleurde vrouw verwachten. Nonnie is ‘neutraal’, een vrouw, eigenlijk, van na de rassenscheiding. Haar broer Ed Anderson daarentegen werkt in Washington voor the damn yankees; ook hij heeft gestudeerd. Hij haat de bekrompenheid van Maxwell. Bess is de oudere zus, common as dirt, gehuwd met een Pullman-steward. Ze willen ‘later’ naar het Noorden verhuizen. Sam Perry is de dokter van Colored Town, één van de weinige Negers die niet werden verpest door een universitaire opleiding. Hij is de jeugdvriend van Ed Anderson. Henry MacIntosh: zijn moeder was huishoudster bij de Deen's; hij is opgegroeid met Tracy; ze zijn, voor zover dat mogelijk is, goede vrienden. Henry woont in de shack achter het huis van de Deen's. White Town: Tracy Deen, de zoon van dokter Tut Deen en Alma Deen, een gerespecteerde familie in Maxwell. Tracy loopt enigszins mank maar speelt zijn gebrek ernstiger voor dan het in feite is. Hij is in de ogen van zijn omgeving een nietsnut, die niet werkt of studeert en hij is de enige van de Deen's die nog niet is toegetreden tot de kerkgemeenschap. Dottie Pusey: zij is door de wederzijdse ouders uitverkoren om met Tracy een gelukkig echtpaar te vormen. Brother Dunwoodie tenslotte, is de begaafde predikant van het dorp, de locale Elmer Gantry. De relatie Nonnie-Tracy is begonnen in hun jeugdjaren, toen Tracy haar in bescherming nam tegen een vrijpostige Blanke. Hij blijft haar in Colored Town bezoeken maar naarmate hun liefde groeit, gaat hij steeds sterker beseffen, dat zo'n verhouding op de lange duur onmogelijk zal zijn. Dan echter is Nonnie al zwanger en hoewel zíj het kind wil houden en de toekomst het hoofd wil bieden, raakt Tracy steeds verder uit het evenwicht. Het moment waarop hij een beslissing zal moeten nemen wordt op twee fronten geforceerd. Zijn ouders, en vooral moeder Alma, vinden, dat hij Dottie Pusey lang genoeg heeft laten wachten en Brother Dunwoodie doet zijn best om Tracy toe te laten treden tot de congregatie. Nonnie's kind is daarom niet zijn grootste probleem; ook in hem ligt de blanke mentaliteit dicht genoeg aan de oppervlakte om te beseffen, dat zulke zaken zonder problemen afdoende te regelen zijn. Het probleem, voor Tracy, ligt in de keuze zelf. Hij bevindt zich ergens in het niemandsland tussen White Town en Colored Town. Definitief vertrekken naar Colored Town is onmogelijk, maar een keuze voor White Town betekent niet alleen een volledige breuk met Nonnie maar vooral de inlijving in de blanke gemeenschap waarvan hij een intuïtieve maar zeer sterke afkeer heeft. We zullen zien waarom.
Strange Fruit is zowel een verhaal over de reacties op een sexueel taboe, als een speurtocht naar het verborgen uiterlijk van een gemeenschap, die zo'n taboe in stand houdt. | |
[pagina 87]
| |
Het allesoverheersende kenmerk van die gemeenschap is de tegenstelling tussen de meester en de slaaf, de afbrokkelende erfenis van het verleden. Brother Dunwoodie, de dienaar van God, manifesteert dat gevoel van superioriteit voortdurend, als een echte Thomas Dixon, in zijn gesprekken met Tracy: De meeste (gekleurde vrouwen) krijgen vroeg of laat wel een man van hun eigen kleur, trouwen er misschien mee. Leiden een behoorlijk zedig, keurig leven - tenminste, als een nikkervrouw een zedig en keurig leven kán leiden. En als hij Tracy de oplossing voor zijn probleem heeft aangepraat en hem nog eens extra moed wil geven: Er staan heel wat belangrijke lui aan jouw kant (...) en God is er één van. Vergeet dat niet. Zelfs Tom Harris, een van de meest liberale denkers van het stadje kan niet anders redeneren dan: 'n Lynchpartij is iets verschrikkelijks. Ik weet, dat het verkeerd is een mens te doden, ongeacht zijn huidskleur (...) Maar je kunt een Neger sociaal niet gelijkstellen met jezelf. Zo klinken de woorden van gerespecteerde en godvruchtige lieden. Wat ze van hun blanke familieleden, hun vrienden en kennissen denken blijkt niet veel fraaier te zijn. Over Epp Rushton, de enige man met een stenen huis in Maxwell, waar hij alleen woont, met zijn boeken en nudistenblaadjes... Epp, over wie men fluistert dat hij knappe, jonge onderwijzeressen mee uit neemt en ontmaagdt. Epp wil alleen maar maagden: Bang voor syphilis. Daarom noemen ze 'm Epp. Heb je dat verhaal al gehoord? Over Grace Stephenson, een tiener in verwachting en haar vader, die wanhopig probeert de dokter over te halen haar te aborteren. In Maxwell, dat blijkt, zorgt de Lust voor heel wat opwinding buiten het echtelijk bed. Binnen de gehorige kamers langs de houten veranda's gedragen de echtlieden zich als voorbeeldige, ingetogen christenen. Vooral de vrouwen, waarvan Alma Deen, Tracy's moeder, het prototype is. Ze was voor Tut een goede vrouw geweest, door zich zonder protesten aan zijn omhelzingen te onderwerpen - hoewel dat deel van het huwelijk Alma een beetje onfris leek, en beslist ongemakkelijk. En als Alma merkt dat haar dochter zeer goed bevriend is met de lerares Jane Hardy, meent ze te moeten waarschuwen: Er zijn vrouwen die - onnatuurlijk zijn. Ze zijn als roofvogels - zulke vrouwen (...) Ze doen - verschrikkelijke dingen met jonge meisjes. Alma, in het kort, is een sexueel gefrustreerde, achterdochtige vrouw, die haar zoon Tracy na zijn geboorte niet bij zich wenste te houden en hem door haar moeder liet opvoeden. Dat wil zeggen, door Oma Deen èn door haar zwarte huishoudster Mamie, de moeder van Henry. En hier liggen de wortels van Tracy's liefde voor Nonnie. In zijn jeugd al raakte hij met het zwarte ras verbonden door Mamie, die hem verzorgde, alsof ze zijn eigen moeder was: lange tijd wilde (Tracy) niets eten dat Mamie hem niet eigenhandig gaf. En één keer was hij weggelopen en had hij zich verstopt (...) en weigerde binnen te komen om naar bed te gaan tot Mamie buiten kwam en hem (...) zelf naar bed bracht.Ga naar eind17. Tracy lijkt zich niet bewust te zijn van dit psychologische gegeven. Zijn afkeer van blanke vrouwen formuleert hij echter duidelijk genoeg: ze winden hun liefde om je heen als een kleine, dunne draad en trekken en blijven trekken tot ze je in tweeën snijden. Nu pas, nu Lillian Smith de dekens heeft weggetrokken van het besmeurde nest dat Maxwell heet, kunnen we in volle omvang begrijpen voor welke keuze Tracy staat. De gesimuleerde liefde van zijn moeder en de huichelachtige moraal van Brother Dunwoodie winnen het tenslotte van zijn hopeloze liefde voor Nonnie. Ze bevinden zich dan ergens in dat niemandsland tussen hun werelden, als hij Dunwoodie's ‘oplossing’ ten uitvoer brengt. Hij geeft haar precies tweehonderd dollar en vertelt, dat hij zijn jeugdvriend Henry MacIntosh bereid heeft gevonden met haar te trouwen om het kind een vader te geven. | |
[pagina 88]
| |
Zo ging dat, in het Zuiden, en zo zou het ook in Maxwell zijn gegaan, als Ed Anderson niet op de hoogte was geraakt van Dunwoodie's ideeën over naastenliefde. Tracy keert terug naar White Town om zich door Dottie's liefde doormidden te laten snijden, maar nog voor hij White Town bereikt wordt hij door Ed Anderson vermoord.
Over de moord van Ed op Tracy hebben Blackwell en Clay opgemerkt: It is no surprise, then, given the tensions which lie near the surface in Maxwell's society, that Ed Anderson should take violent steps to defend his sister; in such an environment, no other course of action is open to him. Ik denk, dat we daar aan toe kunnen voegen, dat het toch opmerkelijk is, dat Ed inderdaad tot geweld overgaat. De Negerbevolking van het Zuiden heeft al zeer vroeg begrepen, dat waar de wet in gebreke blijft en het gesprek onmogelijk is, dat daar alleen geweld het gevoel van de aangetaste eigenwaarde kan compenseren. Het heeft echter lange tijd geduurd, voordat men inderdaad begon terug te slaan. Hierboven hebben we ons gericht op de blanke superioriteit en Smith's portret van Maxwell moet zeker bezien worden als een poging tot ondermijning van dat meerderwaardigheidscomplex. Door de moord op Tracy en de gevolgen daarvan kunnen we vaststellen hoe de Negerbevolking van haar kant probeert zich te ontworstelen aan haar ondergeschikte rol. De moord zelf is dan méér dan een wanhoopsdaad; voor Ed Anderson is het een gebaar, waarmee hij uiting geeft aan zijn zelfrespect, zijn trots en zijn geloof in de eigenwaarde van zijn ras. Geen moment, dat moet gezegd worden, gelooft hij, dat de relatie Tracy-Nonnie een oprechte verhouding is. Gezien de bestaande verhoudingen tussen Blank en Zwart moet dat ook de voor de hand liggende conclusie zijn. Ed Anderson is een trotse Neger en hij stelt zijn zus Nonnie mede verantwoordelijk voor het feit dat hij in die trots gekwetst is: Een fatsoenlijke Neger met een opleiding - haar eigen soort - was niet goed genoeg voor haar! Nee! Nee! Zij moest een Blanke hebben, een verdomde niksnut van een blanke - . Hij doodt Tracy omdat die voor hem niets méér is dan een van die blanke jongens die in Colored Town hun lusten komen bevredigen. Ed, en in zekere zin ook Nonnie, hebben zich voor een groot deel al bevrijd van de Jim Crow-code, in tegenstelling tot Bess en Henry MacIntosh. Voor Bess zal die bevrijding tot stand komen als ze met haar man Jack naar het Noorden kan vertrekken. Tot het zo ver is leeft ze volgens de code, net als Jack, op de Pullman-treinen: met z'n danku dame, z'n tottu dienst meneer... Van de Anderson kinderen is Bess nog het sterkst verbonden met de situatie van de onderdrukte Neger (ze heeft ook een donkerder huidskleur dan Ed en Nonnie en is de enige die niet heeft gestudeerd). Juist daarom is Bess de aangewezen persoon om de leiding te nemen als zich de klassieke situatie voordoet: de Neger die moet vluchten voor de blanke jagers. Het is Bess die de vlucht organiseert: Het was alsof alle kennis van haar ras hoe je kon ontsnappen aan de handen van de blanke man zich aan haar zou aanbieden... Vooral in de voorbereidingen van de vlucht vinden we een nieuw kenmerk van de gekleurde samenleving, de saamhorigheid. Bess wordt geholpen door Miss Ada, door Aunt Easter en door de familie Mason, zodat Ed tenslotte met behulp van Sam Perry naar het Noorden kan Vluchten. De tweehonderd dollar die Tracy aan Nonnie heeft gegeven, krijgt hij mee.
De ironie van het verhaal wordt echter nog versterkt, als Tracy's lijk gevonden is, en Henry MacIntosh, door Tracy uitverkoren tot Nonnie's aanstaande echtgenoot, wordt gearresteerd voor de moord. Henry MacIntosh de zoon van Tracy's tweede moeder Mamie. Hij is het slachtoffer van de omstandigheden maar hij blijkt evenmin in staat zich tegen het | |
[pagina 89]
| |
onrecht te verzetten. In het boek is hij de enige Neger, die nog geheel volgens de traditionele gedragscode leeft. Die is hem, in zijn jeugd, letterlijk met de zweep ingeslagen: Mamie gaf haar jongen met de zweep. Ze sloeg hem en zei,: ‘Ik moet het je leren, hooh je! Ik moet het. Je kunt niet op zo'n manieh naah een blanke meid kijken, je kunt ze niet aanraken, je kunt er niet mee praten behalve om ja ma'am te zeggen. Zeg het me na. Zeg het!’ Henry wordt gearresteerd en in alle stilte opgesloten in de gevangenis, de enige plaats waar de rondzwervende lynchers hem niet vermoeden. Maar als Maxwell volledig is doorzocht op de kerk en de gevangenis na, kan de conclusie niet uitblijven. En Henry brandt, - just like barbecue.
Ook Sam Perry is een trotse Neger, maar hij, in tegenstelling tot Ed Anderson, heeft nog het vermogen die trots ondergeschikt te maken aan zijn functie binnen de gekleurde gemeenschap. Terwijl Ed de bekrompenheid van Maxwell heeft geruild voor de vrijheid van de grote stad, is Sam in Maxwell gebleven: Ik probeer mijn tijd niet te verdoen met het haten van Blanken zolang er nog zo veel te doen is voor de Neger. Dat is Perry's bijdrage tot de bevrijding van het zwarte ras. Een zeer concrete bijdrage, gebaseerd op de hoop, dat ééns Blank en Zwart vreedzaam samen zullen leven. Hij zal tenslotte de enige zijn, die het fundamentele gegeven waarop de roman berust durft uit te spreken tegenover een Blanke: de gebrekkige, frigide relaties van de Blanken, ter compensatie waarvan de mannen hun bevrediging zoeken bij de gekleurde vrouwen. Het is meer dan honger lijden... lage lonen (...) meer dan Jim Crow - jullie zijn het, de blanke mannen... uitgedroogd als het land... die onze vrouwen nemen... ja, ze nemen als... stront, dat is alles wat ze voor jullie zijn... mest... om je leven een beetje in bloei te zetten... Tegelijk echter is Sam Perry de enige, die in staat is zijn vertrouwen in de toekomst te la- | |
[pagina 90]
| |
ten prevaleren boven zijn rancune. Zijn huwelijk met Nonnie is daarvan het bewijs.
Twee jaar na de verschijning van Strange Fruit, in de winter van 1946, begon Lillian Smith aan de roman Julia. Aan Strange Fruit had ze zes jaar gewerkt, Julia legt ze na twee jaar terzijde om voorrang te geven aan haar autobiografische studie van het Zuiden Killers of the Dream (1949). Julia schijnt ze wel voltooid te hebben maar vanwege het zeer persoonlijke karakter nooit ter publikatie te hebben aangeboden. Miss Smith stelde haar prioriteiten en haar actieve strijd voor het ‘Nieuwe Zuiden’ kwam daarbij op de eerste plaats. In 1954 verschijnt The Journey, één jaar later gevolgd door Now is the Time. Daarnaast houdt ze speeches en lezingen, geeft ze gastcolleges en schrijft ze tientallen essays en artikelen over allerlei sociale problemen. In 1959 verschijnt haar tweede roman, One Hour, die net als Strange Fruit gesitueerd is in een kleine zuidelijke stad, met dit verschil, dat nu de Blanken elkaar met alle mogelijke middelen, variërend van anonieme brieven tot brandende kruisen, het leven zuur proberen te maken. Memory of a large Christmas (1962) en Our Faces, Our Words (1964) zijn haar twee laatste non-fictie werken. Miss Lillian Smith is meer dan twintig jaar één van de belangrijkste en meest gewaardeerde voorvechtsters geweest in de strijd voor gelijke burgerrechten en betere sociale verhoudingen. Strange Fruit én One Hour zijn indrukwekkende romans op zichzelf, maar het zijn daarnaast levende illustraties van de misstanden die ze wilde bestrijden en de idealen die ze tot haar dood, in september 1966, met al haar inzet heeft bepleit en verdedigd. |
|