| |
| |
| |
H.H. Polzer Voor eersteklas rijm/moet 't John Buydens zijn!
Een woordenboek is een naslagwerk. Wat slaan we na? Datgene wat we zeker en precies willen weten.
Rijm is de gelijkheid der eindklanken van twee of meer woorden. Anders gezegd: woorden die na de beginmedeklinker(s) van de laatste beklemtoonde lettergreep identiek klinken zijn elkaars rijmwoorden.
Vergelijk rijmt op strijk, maar niet op dergelijk. Naderen rijmt op raderen, niet op vergaderde of ademen.
Dat is de afspraak, zo wordt het officieel omschreven en algemeen opgevat.
In een goed rijmwoordenboek zijn alle rijmklanken in de te bezigen taal logisch dus overzichtelijk gerangschikt, en bij elke rijmklank worden, alweer in logische opstelling, de woorden vermeld die deze rijmklank vertonen. Nu heb je ook slechte rijmwoordenboeken. Daarin is de rangschikking dom of de opsomming apert onvolledig - allebei tegelijk komt het meest voor.
Ik zeg apert onvolledig, want geen enkel rijmwoordenboek hoeft volledig te zijn. Het zou wel kunnen, maar dan zouden er alle aardrijkskundige namen, persoonsnamen, technische en wetenschappelijke termen, dialect- en jargonwoorden in staan die ergens op rijmden.
Zelfs een slecht rijmwoordenboek mag zich rijmwoordenboek noemen als het juiste (zij het dan onvoldoende en/of verkeerd ingedeelde) informatie geeft.
Zo mag een dierenkoopman eenpotige of eenzelvige papegaaien verkopen, desnoods aan een riempje. Maar als zijn papegaaien beschilderde spreeuwen blijken te zijn, zit hij fout voor de wet.
Als in een atlas Parijs aan zee ligt, pleegt de uitgever bedrog. Je kunt zijn informatie niet vertrouwen, laat staan gebruiken. Het boek heeft in feite geen recht op de naam ‘atlas’. U vraagt zich af waar al deze huis-, tuin- en keukenwijsheid voor nodig is.
Nu, er is een nieuw drukwerk in de handel gebracht onder de naam groot systematisch en klankalfabetisch rijmwoordenboek.
Dit is geen rijmwoordenboek. Het verdient wel de aandacht, omdat het op een veel uitvoeriger en ingewikkelder manier ondeugdelijk is dan de andere puinhopen in deze categorie.
Er bestaat geen hedendaags rijmwoordenboek in de Nederlandse taal.
Deze bewering moet en kan gestaafd worden. Allereerst is een definitie van het artikel nodig; vervolgens gaan we na of de voorhanden rijmwoordenboeken aan de definitie voldoen.
Een rijmwoordenboek dient voor het opzoeken van rijmwoorden. Er zijn nu eenmaal mensen die zulke woorden nodig hebben voor hun werk of liefhebberij. Ze willen dus zeker zijn dat bij elkaar geplaatste woorden zuiver op elkaar rijmen. Dan immers is het een echt rijmwoordenboek.
Verder stellen ze er prijs op dat de indeling practisch is; van woordenboeken mag men dat verlangen.
Een goed Nederlands rijmwoordenboek, als dat ooit verschijnt, berust op het alfabet en begint dus met de rijmklank a (lang). Daar ziet
| |
| |
men eerst de woorden die bestaan uit de Iettergreep -a (fonetisch): a en ah; dan de meerlettergrepige woorden, in dit geval maar één: Nausicaä. Vervolgens ba. Bah valt hier niet onder (korte a), wel casbah en Hecuba. Isba is een Russische blokhut, maar dat voert misschien te ver. Nu bla, met alleen bla-bla. Zo gaat het verder - bra, ca onder ka, cha (als in cha-cha-cha) enzovoort.
Daarna aab (waarbij ook -aapwoorden zijn opgenomen) alweer in de volgorde b-, bl-, br- e.v., en dan aad (aat), aaf etc. tot aas, want meer is er niet, tenzij men Gustave, Octave en Yaroslav alsook Shiraz en Topaze laat meedoen. Zelf zou ik de mensen liever verwijzen naar een Frans rijmwoordenboek (Ph. Martinon, ui tg. Larousse, en P. Desfeuilles, uitg. Garnier, zijn goed en niet duur) en alleen uitgesproken internationale woorden uit andere talen nemen: argot, schmieren, chick, Zen en dergelijke, en de gangbare persoons- en aardrijkskundige namen.
De meerlettergrepige woorden worden gegroepeerd naar het aantal syllaben, bijvoorbeeld 2) satraap, 3) aesculaap.
Na de eenlettergrepige rijmklanken met a (lang) komen de tweelettergrepige, te beginnen met aba (Saba, 3) Kaäba, 4) Ali Baba), abe, abel en zo vervolgens, waarbij azig de rij sluit. Dit is vrouwelijk rijm. Rest nog het onzijdig en glijdend rijm (fabelen, sabelen en wat dies meer zij).
Nu volgens hetzelfde systeem de rijmklank a (kort).
Dit hoofdstuk gaat, als ik het wel heb van bah tot 4) bevattelijk.
Me dunkt dat deze omschrijving toereikt. Duidelijk is wel dat er veel overleg en detailwerk aan te pas komt, maar juist dat bespaart de gebruiker tijd en ergernis, en fouten ook. Ik zou in zo'n boek ruime marges willen zien, opdat men nieuwe termen als blits (hij maakte de) kan toevoegen.
Woorden als snaken, tuurde, trommeling, slimmer, zwevend hoeven niet te worden opgesomd. Men verwijst naar het stamwoord - substantief, adjectief of werkwoord. Wel zou ik zaken, kwam, stommeling, beter, levend en dergelijke vermeld willen zien; woorden dus die (ook) een autonome betekenis hebben en/of niet automatisch uit het stamwoord voortkomen.
Het verdient aanbeveling om de werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoegelijke naamwoorden te merken met (v), (s) en (a) of (ww), (zn) en (bvn), opdat de gebruiker terstond ziet waar en welke afleidingen mogelijk zijn.
De behoefte aan een strikt betrouwbaar, doelmatig ingericht en redelijk uitvoerig rijmwoordenboek is dringend. Niet bij velen, helaas, maar dringend niettemin. Nu voelt geen enkele uitgever iets voor het produceren van een bewerkelijk boek dat zich (zij het dan tot in lengte van dagen) met geologische traagheid over de toonbank zal bewegen. Een rijmwoordenboek is geen school- of studieboek, en mist ook de behaaglijke cultuurglorie van, bijvoorbeeld, de tweeduizend pagina's correspondentie van een onsamenhangende Rus, wiens gedichten in de 19e eeuw de aandacht trokken.
Nee, zoiets zou moeten worden opgedragen en gefinancierd door het Prins Bernhard Fonds, een lichaam dat bulkt van het geld en geen haast heeft. De opdracht zou namelijk vergezeld moeten gaan van een net jaarinkomen. Voor deze taak zou men geen poëziebons moeten aanstellen maar een zojuist gepensioneerde leraar, en wel een werklustig, nauwgezet man met een systematische geest. Hij zou zich baseren op het Retrograde Woordenboek van de Nederlandse Taal van Dr. E.R. Nieuwborg (Plantijn, Antwerpen 1969) waarop in 1974 een supplement verscheen (Leuven 1974) dat W. Smedts had samengesteld. Deze boeken zijn in feite permutaties van de trefwoordenlijst in de grote Van Dale en diens supplement. De rangschikking is omgekeerd alfabetisch. Aldus zou hij hier een lijst hebben van zowat alle Nederlandse woorden en nog wat gangbare uitheemse.
Daaruit zou hij zowat alle Nederlandse rijm- | |
| |
woorden kunnen vlooien.
(Het idee is niet nieuw. Walker's Rhyming Dictionary is gewoon een retrograde woordenboek, en de gebruiker moet zelf maar uitkijken dat hij cough niet op het onmiddellijk voorafgaande bough laat rijmen).
Die rijmwoorden rangschikt hij volgens de hier beschreven methode.
Daarna raadpleegt hij enige goede rijmwoordenboeken in het Frans, Duits en Engels. Zelf heb ik er maar één in het Duits (Reimlexikon van W. Steputat, Philipp Reclam Jun., Stuttgart), en dat is niet slecht. Het geeft me woorden die identiek of nagenoeg identiek zijn met Nederlandse woorden die hier te lande niet in rijmwoordenboeken staan, zelfs niet in de dure vergaarbak van Buydens. Synkope, onder andere.
Termen als sowieso (niet in Van Dale) mogen stellig in het te verschijnen foliant voorkomen. Dat geldt evenzeer voor fichu en hit.
Dergelijke in Nederland courante woorden die op Nederlandse kunnen rijmen (en anders wel op elkaar, denk aan crème de la crème en moment suprême) zal onze compilator hun plaats toewijzen.
Dan verzamelt hij persoonsnamen (ook uit mythologie en literatuur) en aardrijkskundige namen. Voor de eerste categorie kan hij m.i. het best putten uit de onvolprezen Reader's Encyclopedia van W.R. Benét (Thomas Y. Crowell, New York), voor plaatsen, rivieren e.d. uit een zeer beknopte Nederlandse encyclopedie of beter nog de index van de Bosatlas. Met ‘putten’ bedoel ik natuurlijk selecteren. Niemand zal zich ooit geroepen of genoodzaakt voelen om de rijmwoorden Duclaux en Geryon toe te passen. Maar namen als Gounod, Heracles en Berlijn zijn te bekend om genegeerd te worden.
(De verstandige vakman bezit en hanteert minstens i Frans, i Engels en i Duits rijmwoordenboek, omdat je beter te veel namen voorgeschoteld kunt krijgen dan dat je een buitenissig maar goed idee zou mislopen).
De samensteller heeft de namen (liever teveel dan te weinig) toegevoegd, daar waar ze horen uiteraard, en beschikt nu over een efficiënt ingericht doch overcompleet arsenaal van rijmwoorden.
Zijn volgende operatie is bijna even belangrijk als het verzamelwerk. Hij moet schrappen, zodanig dat er zo weinig mogelijk overbodige woorden in blijven zitten.
Het is namelijk dwaasheid om opsomming als getuigeberg, vogelberg, kegelberg, koepelberg, tafelberg mee te nemen. Wie zulke woorden zoekt, slaat er Het Juiste Woord van Dr. L. Brouwers (Brepols) op na, dat in geen beschaafd huishouden ontbreekt.
Voorvoegsels als aan-, bij-, in-, her-, on-, ont- en weer- kunnen de betekenis van stamwoorden verbijzonderen (aanwandelen) of omkeren (onaardig) of een nieuw begrip invoeren (verspelen, ontwerpen). Het zou ruimtebesparend zijn om woorden van de eerste en tweede soort uit het manuscript te verwijderen. Wel vereist het een hele uitzoekerij en er zullen zich lastige twijfelgevallen voordoen: onsterk is zonder meer onnodig, maar onaf? Dikwijls is het stamwoord uit het spraakgebruik verdwenen. Moeten we een uitflapbare pagina achterin aanbrengen met een lijst van voor- en ook achtervoegsels (als -achtig en -zaam)? De gebruiker kan aan de hand daarvan zelf samenstellingen maken. Maar onding, verleiden, waarachtig en een groot aantal andere woorden moeten worden gehandhaafd.
Tenslotte gaat het mes in al die woorden waar niemand van gehoord of boodschap aan heeft. Alweer verdwijnt veel terecht, en zit men ook alweer met een breed randgebied. Jelui, kwant, poëtaster mogen verouderd zijn, ze stellen (zeker in zinsverband) niemand voor raadselen. Dergelijke woorden behoren, meen ik, juist in het boek te staan omdat ze evocatiever werken dan jullie, vent en snertpoëet.
Dit lijkt me genoeg over de inhoud, afgezien van de eis dat deze foutloos en overzichtelijk dient te worden afgedrukt, met een uiterst leesbare letter.
| |
| |
Verder moet het boek jarenlang mee. Papier en bindwerk moeten berekend zijn op intensief gebruik.
De perfectie wordt dicht benaderd door The Poet's Manual and Rhyming Dictionary van Frances Stillman (Thames and Hudson 1966). Het eigenlijke woordenboek is strikt betrouwbaar, logisch ingedeeld en zeer uitgebreid (196 pagina's, vrij dichtbedrukt in 7-punts), terwijl de voorafgaande prosodie boven alle lof verheven is. Daardoor alleen al is het een bezit, dat geen liefhebber van de Engelse taal en van de verskunst in het algemeen zou mogen ontberen.
Totdat ik dit werk tegenkwam had ik me bediend van Clement Wood's Complete Rhyming Dictionary and Poefs Craft Book dat één ding voor heeft op Stillman: de woorden staan onder elkaar (4 kolommen per pagina) en niet achter elkaar in 2 kolommen p.p., zodat de reeksen zich wat sneller laten aflopen. Dit gemak wordt echter teniet gedaan door de alfabetische volgorde der rijmwoorden.
De gerangschikte rijmlettergrepen vindt men, voorzover ik weet, alleen bij Stillman en de Fransen Desfeuilles en Martinon (en ook L. Cayotte, maar die heeft het verder nogal onhandig ingericht). En toch ligt dit systeem zo voor de hand; wie balladen maakt, of andere teksten waarin een of meer rijmklanken vaak optreden en rijk rijm ontoelaatbaar is, wordt ziek van het gemier om al die rijtjes zelf uit te splitsen.
Curiositeitshalve noem ik nog twee vestzakrijmwoordenboeken, een van de Vest-Pocket Library en het andere, iets beter, van Random House. Dat twee uitgevers voldoende behoefte aan zulke metgezellen op reis, in café, tijdens langdurige plechtigheden etcetera aanwezig achten, doet me sympathiek aan.
Het enige bonafide Nederlandse rijmwoordenboek in mijn bezit dateert van 1881 en bereikte me vóór de oorlog in ingenaaide, uiteenvallende, groezelige staat op een boekenkar. Een brave Velpse middenstander heeft het voor mij laten inbinden en het ziet er nu nog steeds knap uit. De auteur van dit nederlandsch rijmwoordenboek naar W. Kroon en P.G. Witsen Geysbeek was H. Frijlink, die de rijmklanken alfabetisch opstelde - en daarbij aauw, au en ouw alsook ei en ij afzonderlijk behandelde - en voor de eerste indeling uitging van staande rijmwoorden, sleepende rijmwoorden en dactylen.
Wat erin staat is degelijk en practisch, maar lang niet volledig. Zo mis ik -azig. Sommige woorden zijn reddeloos verouderd: schoe (enkelvoud van schoen), fits (scherp), bastig. De rijmwoordenboeken van L. Delgeur (1862) en J. van Droogenbroeck (1884) ken ik niet, maar ik veronderstel dat ze min of meer overeenkwamen met dat van Frijlink.
Pas na een halve eeuw (1935) kwam er iets nieuws op de markt, gewrocht door E.H. Weyl, een mevrouw.
Zij baseerde zich niet op rijmklanken in alfabetische volgorde, doch op woorden, als eerste achterna. Het bijbehorende rijtje begint aldus: aroma, alinea, begonia, boa, boa(constrictor), blaadrenmassa, bega (ik).
Het zal u niet verwonderen dat je verderop enormiteiten tegenkomt als aftrap, betrap, ballingschap enzovoort (onder het hoofd aanpap), het hoofd dicht is (gezwicht is, verlicht is, licht is, belicht is en zo meer) na lichter, en onder weifeling de rijmwoorden twijfeling, omlijning, verdwijning... maar genoeg.
In 1960 kwam dit gruwelstuk wederom uit, maar ditmaal opgenomen in het grote rijmwoordenboek (systematisch gerangschikt qua klank, klemtoon en aantal lettergrepen) waarvoor een zekere Ben Bakema de verantwoording opeiste.
Ben Bakema is gek met klemtonen. Niet dat hij mevrouw Weyl corrigeert; haar voortbrengsel is integraal overgebracht, maar zelf voegt hij een Woordenlijst Ben Bakema toe, waarin we dan onder áándacht zien staan: áánklacht, báánwacht, bràndwacht, àlmacht, máánwacht, scháápsvacht. Hierop volgt wééklacht (snééuwjacht, wìlskracht, wìndkracht, wóórdkracht).
| |
| |
Mocht u nog meer clownerie willen: onder interessànt (uitspr. in-té-res-sànt, niet in-tressànt!) noemt hij hoogst amusànt, làstige klànt, ('t) mag in de krànt, naar oude trànt, onintéressànt, van hogerhànd, inzicht, leerplicht, heupjicht, stofdicht, zeezicht. Deze reeks staat tussen ing (want meestal plaatst hij rijmklanken i.p.v. hele woorden aan het hoofd) en ip (ib). Onder ûn geeft hij ook je'n, me'n, m'n, ive'n, ze'n en z'n. Béeldbuis, bràndkluis, dwàngbuis, hóófdluis mag er ook zijn.
Kortom, Ben Bakema begrijpt er niets van, al leidt hij zijn malloticon in met breedvoerige aanwijzingen voor het maken van kostelijke versjes, met eigengemaakte voorbeelden.
'k Wou eerst je een pick-up gaan geven,
maar zo'n ding maakt afgrijslijk veel leven.
krijg je een kistje sigaren (fles ouwe klare)
want fortissimo háát ik bij 't leven...!
Ben Bakema had wel iets losgewoeld. Het volgende rijmelaarswoordenboek verscheen al in hetzelfde jaar: verbazend rijmwoordenboek. Dit bedenksel richt zich manifest op Sinterklaasvierders en geniet daardoor twee voordelen: de markt is aanzienlijk en stelt daarbij geen hoge eisen aan het product. Onbruikbaar als het is, loont het de geringe moeite van het doorbladeren: in geen ander drukwerk komen zulke staaltjes van monstrueus rijmwerk voor.
De indeling berust op toepasselijke termen: aanbieden, aanminnig, aanraden, aanstaande, aanstoot, aanzien... en zo via drabbelkoek, hyena, radio en vies verder tot zwoel.
Op sommige plaatsen is de informatie niet onjuist, alleen maar incompleet. Elders worden groteske en/of totaal ongangbare woorden aangereikt. Fleurig heeft gebeurig, geurig, keurig, zeurig, kleurig, scheurig (niet humeurig, sikkeneurig en treurig). Maar op geen pagina ontbreekt het plakband- en elastiekjesrijm waar de maker (E. van Altena) in uitblinkt. Und wo ihr's packt, da ist's interessant. Bakvis - vlàk mis, pak-kiss (angelsexisch voor ‘pakkerd’), 'n slak is. Padvinder - stadvlinder, had minder, rat-hinder, plat-binder, wat ginder. Waanwijs - anijs, maan-reis, koudijs. Welkom - bel om, pelgrom. Wittebroodsweken - Ditte doodsteken. Enfant terrible - sta dan te wiebele, dan kan 't zo kriebele. Ernst - subaltern, st... Dubbelgebeide - ubbele meide, dubbeltjeszijde, troubles in Leiden (Leiden in last). En nog veel, veel meer van deze aard.
Achterin staat een alfabetisch (inderdaad) register van rijmklanken, waaruit o.m. blijkt dat je voor -oen op 7 verschillende pagina's moet zijn, en wel bij bedsermoen, citroen, fatsoen, kinderschoen, miljoen en rantsoen.
Zo mogelijk nog potsierlijker dan het voorafgaande is de aparte lijst van rijmen op auteursnamen en boektitels. En paar gevallen zullen toereiken. De handschoenen van het verraad - De schandzoenen? Man, net te laat! De plantsoenen voor aan de straat. Ewald Vanvugt - Kee valt... An vlucht... Herinneringen van een engelbewaarder - De finnen vingen aan een hengel ze zwaarder. De binnenringen van een stengel behaarder? Johhny the Selfkicker. - Kon-ie de helft dikker? Is Honey de elf sjikker? Het stenen bruidsbed - Verdwenen uitzet. Gemene fluit-slet.
Vergeleken bij deze auteur is Mevr. A.M.C. Ballot-Schim van der Loeff wetenschappelijk. Ze werkt volgens rijmklanken (al weet ze daar niet bepaald het fijne van) en vindt het beter als men banaan laat rijmen op aangaan dan op ontgaan. Ik zal enkele van haar rijtjes citeren en er verder het zwijgen toe doen. A la baisse (Fr.), barones, Damocles (zwaard v.), delicatesse (Fr.), malaise (Fr.). Eeuw, geeuw, leeuw, middeleeuwen, schreeuw(ge-), tweeën(ge-), zeeën (en waar blijven meeuw, spreeuw en zeeuw?). Calorieën, knieën, neuriën, orgieën, poriën, skiën, ‘tea-en’ (Eng.), traliën. Geen zier, zeewier, zegevier. Afstoffen, catastrofe, wanboffen. Achting, afging, schatting, slachting, spanning, walging.
Op school hadden we een soort literair lees- | |
| |
boek en daar stond onder meer in:
Sprak geen vervloeking, maar weende zeer.
Dat was nu poëzie, leerden wij. Die Geerten Gossaert (onder wiens fulpen wambuis eigenlijk een professor geheten Gerretson schuilging), nou, die kon prachtig dichten.
Het is misschien flauw om op te merken dat die moeder, tenzij ze op een hoge toren stond of de emigrant nog een eind achterna liep, hem onmogelijk door de lanen kon zien gaan.
Maar dat softenonrijm - verderop had je nog staan en, aan en, aan en en tranen - wie kan me uitleggen waar het goed voor is? Ja, het klinkt zo mooi, zegt de liefhebber. Nu, ik heb zijn oren niet. Wel weet ik dat de Nederlandse taal goed gesorteerd is in echte rijmwoorden, en wie niet in staat is om met behulp daarvan mooi te klinken, verstaat zijn vak niet.
Natuurlijk is het van geen belang wat stoethaspels alzo bijeendichten. Laat hen Bakema e.d. raadplegen als ze daar gelukkig mee zijn. Jingles, popteksten, strijdliederen, verzen, carnavalskrakers... het hoeft niet te rijmen. Technisch hoeft het helemaal niets.
Daar maak ik me ook niet zo druk over. Wel over woordenboeken die niet doen wat ze beloven. Als ik in een Frans-Nederlands woordenboek chat opzoek, wil ik niet kad daarachter zien staan, en ook niet miauw-miauw, laat staan muis.
Het door John Buydens geschapen woordenboek is kloek. De primaire kleuren van het omslag doen vastberaden aan. Bovenaan staat de auteursnaam, dan de titel (groot systematisch en klankalfabetisch rijmwoorenboek), daaronder een fors, geel kader waarin 4 kolommen woorden om u een idee te geven van het systeem en de klankalfabetiek, en rechtsonderaan een schuine blauwe band waarin de woorden voorafgegaan door een overzicht van de
sterke werkwoorden - het geheel op een helder rood fond.
Dr. Marc Galle (in Vlaanderen zeer bekend en geacht als publicist inzake goed Nederlands) tekent voor het Woord Vooraf, waarin hij een onvolledige opsomming van Nederlandse rijmwoordenboeken (Frijlink verkeerd gespeld) geeft en de vraag stelt: Heeft Dr. G. Stuiveling gelijk als hij beweert, dat dit vooral voor ‘matigbegaafde’ dichters is bedoeld? Zo'n citaat maakt dan weer wat goed. ‘John Buydens,’ aldus Galle, ‘ken ik sinds mijn prille jeugd. Ik weet hoeveel tijd hij heeft besteed aan het vertalen van Molière.’ Meer komen we over Buydens niet te weten, ook niet bij monde van de uitgever die, op de achterkant van het boek, hetzelve ‘zonder meer een unicum!’ noemt. Ook niet van de man in kwestie of het zou moeten zijn dat hij in Aalst woont en zich steeds aanbevolen houdt voor belangstelling en kritiek.
Er zijn, vertelt hij ons, ongeveer 60.000 woorden in zijn systeem verwerkt. Voeg daarbij nog een Ten Geleide, een overzicht van 232 sterke werkwoorden met 3 tabellen, een Synoptische Inhoudstafel en Bladwijzer en een bibliografie, en u merkt dat John Buydens zich moeite heeft getroost. Hierbij inbegrepen de moeite om ons uit te leggen hoeveel moeite.
Dit is bijvoorbeeld het eerste (en stellig het laatste) rijmwoordenboek ter wereld met een nummercode. Deze wordt in het Ten Geleide verduidelijkt.
Zo kreeg de rijmklank -aal (hij noemt dat een basisrijmelement) het codenummer 1112 (1000 voor a, 100 voor het feit dat de a lang is, 12 voor de l, immers de 12e letter in het alfabet), -om krijgt 4213 (200 staat voor korte klinkers).
‘Deze nummercode is niet strikt nodig voor het gebruik van het boek, maar zij maakt verwijzingen en aanvullingen mogelijk. Zij heeft daarenboven geleid tot een uniforme volgorde van de behandelde uitgangen in de vijftien verschillende klankrubrieken.’ Met die klankrubrieken bedoelt hij de lange en korte klinkers
| |
| |
en de samengestelde (eu, oe, ou, ui, ij).
‘Elk “klank-duizendtal” bevat daarenboven negen verzamelrubrieken, gecodeerd van 30 tot 38.’
Als voorbeelden bij de eerste rubriek zien we: 1130 parabel, adel, tafel, hagel, takel. De overige nummers betreffen de uitgangen -em, -en, -er, -ie, -ig, -ing, -isch en -lijk.
‘De verzameling is bedoeld om de lezer een voortdurend her- en derzoeken te besparen.’ Is dat niet aardig? Aangezien hij onder nummer 32 de woorden loochenen en openen opvoert (als voorbeeld, wel te verstaan), zocht ik dat nummer 4132 eens op en jawel: 4132/1 openen, heropenen, loochenen, verloochenen, torenen, afloochenen, optorenen, uittorenen. Wat betekent die cursivering? In het Ten Geleide onderscheidt Buyens hoofdklem (a), bijklem (b) en dof of onbeklemtoond (c), waarna hij enige woordtypen laat zien met voorbeelden en vermelding van de metrische vorm. Zo staat er onder mannelijke of staande woorden o.a.: d drielettergrepig van het type a-c-b kakelbont dactylus, en als laatste bij de vrouwelijke of slepende woorden: e drielettergrepige werkwoorden van het type a-b-c aanslepen dactylus. ‘De dubbelrijmen (a-b. c-a-b) en de werkwoorden van het type a-b-c zijn in cursief gezet.’
Weer zo'n staaltje van service, alléén bij John Buydens en zonder prijsverhoging.
Nu keek ik ter vergelijking bij de -ie, en onder het vereiste codenummer 3132 vond ik bezielend, vernielend, gebiedend, menslievend, welriekend en nog 10 woorden die de ie-klank en de uitgang gemeen hebben en waaronder zich ook rijmwoorden bevinden (maar grievend, ziedend, genietend e.a. staan er niet bij). Voor -en bleek nummer 3104/2 (bieden, lieden e.v.) te dienen, en 3107/4 (liegen, vliegen, iegen, e.v.) en zo verder.
Nu ja, met wat her- en derzoeken kom je wel waar je moet zijn, vooral als je 's mans denkwijze begint te doorzien.
Om maar iets te noemen: Buydens erkent geen onzijdig rijm. Met de term dactylus duidt hij de woorden kakelbont en aanslepen aan, en woorden als naderen ontbreken in zijn overzicht. Je vindt naderen wel bij de rijmwoorden, onder 1133/2, samen met alle andere aawoorden die op toonloos -eren eindigen. Maar zoek niet naar zakelijk, redelijk, iegelijk, dodelijk, huwelijk. Bij Buydens is dat zaaklijk, reedlijk, (afwezig, wel lieflijk, vriendlijk e.d.), doodlijk, huwlijk.
Doorbladeren in zijn inleiding leert ons dat hij tóch een vermoeden van onzijdig rijm heeft, en daarbij zelfs het woord dactylus laat vallen.
Dit blijkt uit het hoofdstukje niet opgenomen woorden en vormen (Iet ook op de rommelige interpunctie en de aankondiging van voorbeelden: bv., vb., vb., vb., bv. en Bv.).
| |
g Niet opgenomen woorden en vormen
1 | diminutieven (bv. korfje) |
2 | de aanvoegende wijs der werkwoorden (vb. geve, neme) |
3 | eigennamen, aardrijkskundige namen en veelal de woorden die tot een specifiek vakjargon behoren (vb. Jan, Dendermonde, venogram). |
4 | naamwoorden, meervoudsvormen en vervoegde werkwoorden van het dactylustype met onbeklemtoonde laatste lettergreep (type: a-b-c of a-c-c, met als vb. trekpleister, woningen, bijhoorde). |
Werkwoorden van dit type werden wel opgenomen, maar in cursief gezet (bv. aanraden), omdat zij na vervoeging of omvorming rijmtechnisch kunnen gebruikt worden (Bv. aan te raden, aangeraden, aanraadt, ‘wat ik je aan kan raden’, ‘waar je bij moest horen’.)
John Buydens, dat zal nu wel evident geworden zijn, is niet alleen fussy, maar ook verward en onbevoegd.
Desondanks blijf ik nog even bij zijn unicum verwijlen, want zoveel geploeter verdient opmerkzaamheid.
Hier volgen nog wat uiteenzettingen.
Het rijm is rijk wanneer hetzelfde aantal lettergrepen wordt gebruikt (bv. behoeden, vergoeden).
| |
| |
Want dubbelrijmen zijn talrijk en komen in vele vormen voor:
a | niet samengestelde woorden (vb. cactus, lapsus) |
b | samengestelde woorden (vb. nachtrust, zanglust) (feestgedoe, levensmoe) |
(c, d, e, f, g, h)
Voordeel bij dubbelrijmen is ook dat men de medeklinkers omzeggens mag vergeten. Vergelijkt U: leegbloedt, heenspoedt; haarfijn, maagpijn; karmozijn, marjolein. Zelfs barenspijn en staatsdomein, niettegenstaande de klinkerwisseling in de onbeklemtoonde middelste lettergreep.
Maar eetmaal, voertaal en raadzaal zijn geen rijmkoppels onderling omdat er klankverschillen zijn in de beklemtoonde lettergrepen.
Met J. Geurts kunnen wij niet accoord gaan wanneer hij arm en scherm, marmer en beschermer, als rijmkoppels toelaat.
Daarna komt Hoofdstuk i: de sterke werkwoorden, waarin drie tabellen verschijnen. Tabel i is een alfabetische lijst, ii verdeelt ze in groepen naar gelang van de klinkers in de vervoegingen, als volgt:
Groep |
Stamtijden |
i aa ie ie aa |
raden, ried, rieden, geraden |
Tabel iii is een rijmontledende tabel van de uitgangen der sterke werkwoorden.
Hier lezen we
1101 a |
gaan |
|
slaan |
|
staan |
|
1104 a |
den |
|
treden |
|
bidden, en zo verder |
tot
0120 |
eit/ijt |
|
leggen |
|
zeggen |
|
zijn |
| |
| |
Al deze gegevens zijn een uitkomst voor degenen die nog niet weten hoe de sterke werkwoorden worden vervoegd (komen, kom, komt, kwam, kwaamt, kwamen, gekomen) maar die wel aan dichten toe zijn.
Hoofdstuk ii is erg lang - wel 329 pagina's - want dit is het eigenlijke rijmwoordenboek. De laatste twee zijn gewijd aan de vreemde uitgangen, waarin rekwisitoir en notoir op boudoir rijmen, de uitgang -euse niet voorkomt (wel verder voorin onder de -eu) en -ogne (eau de cologne, besogne) ook niet, nergens in het boek trouwens, maar -agne dan weer wel. -ise echter niet; daarvoor moet je 3119/3 hebben: mise, marquise, meprise, (m.z. méprise), remise, reprise, sottise, surprise, analyse. Chemise, expuise, bêtise en expertise mogen niet meedoen.
Dat het rijmwoordenboek ten hemel schreit zal, na het voorgaande, niemand verwonderen. Maar een greep of wat uit de inhoud mag u zich niet laten ontgaan. De rijtjes zijn bloksgewijze uit het boek behaald, m.a.w. de geciteerde rijmwoorden volgen daar, evenals hier, onmiddellijk op elkaar.
1233/1 vliegenvanger |
2136 periferisch |
3237 lichtmis |
4233/4 tobberd |
gangster |
species |
filmisch |
slokkerd |
anjer |
thesis |
inktvis |
gedokterd |
0137 besnijd'nis |
6137* service |
5230/1 dubbel |
6119/3 * precieuze |
verrijz'nis |
treurnis |
jubel |
veilleuse |
belijd'nis |
gebeurtenis |
strubbel |
vendeuse |
geheim'nis |
farmaceutisch |
bejubel |
paresseuse |
gelijk'nis |
|
|
religieuse |
|
|
|
mitrailleuse |
|
|
|
programmeuse |
|
8114/* faun |
2114/46* scène |
6126/1* keuze |
|
clown |
mise en scène |
leuze |
|
down |
|
reuze |
|
|
4231* vermolsemen |
|
|
|
|
1233/3 krabbers |
|
8114/2* faunen |
7118/5* knoerpen |
lachers |
|
8114/3* clowns |
|
|
|
|
4114/26* vondst |
|
|
De met * gemerkte rijtjes zijn compleet, en je vraagt je af waarom woorden als vermolsemen en knoerpen bij Buydens meer gastvrijheid genieten dan gêne, gezondst, chanteuse en zo nog wat: chanteuse deed me denken aan actrice (staat er niet in, ook niet als aktries) en affiche, maar er is niets op -ice en -iche.
Wel offreert hij een aantal termen waarvan ik hier tien zal noemen, daarbij aangevend of ze voorkomen in Het Juiste Woord en/of het gezaghebbende Larousse-achtige woordenboek van Verschueren, een Vlaamse Jezuïet evenals Dr. L. Brouwers.
| |
| |
|
Verschueren |
Juiste Woord |
van Dale |
v.D. suppl. |
balleganter |
|
|
|
|
etten |
* |
|
beweiden |
zwetser |
greumelen |
|
|
grommen, |
|
|
|
|
pruttelen |
|
hiltiken |
|
|
bikkelen |
|
overbillen |
|
|
groeven op maalvlak van |
|
|
|
|
molensteen opnieuw scherpen |
|
preukelen |
|
* |
met pook in vuur rakelen |
|
reukelen |
|
|
rakelen |
|
sneukelen |
* |
|
snoepen, snuffelend naspeuren |
|
|
|
|
heim. minnehandel drijven |
|
vergeus |
|
|
word of maak tot geus |
|
|
|
|
d.w.z. onchr. of niet-kath. |
|
|
|
|
hinniken, inz. |
|
wrensen |
* |
|
v. hengst naar |
|
|
|
|
merrie |
|
Zeker, hier en daar kom je hele reeksen gangbare en goed rijmende woorden tegen, weliswaar in raadselachtige volgorde: ziehier, cipier, griffier, rivier enz., maar in een boek van deze omvang kan dat niet uitblijven.
Daarmee is het zijn prijs nog niet waard. De lachlust die het opwekt mag geen kleine dertig gulden kosten, zelfs geen minuscule dertig gulden, gezien de ergernis die erbij wordt geleverd. Al die omhaal met nummers, alsof we het alfabet niet kennen; die beredderigheid met sterke werkwoorden; die vlooienmarktsystematiek - alles bijeen is het, geloof ik, nóg dommer dan Weyl, Bakema, van Altena en Ballot.
Nu hoop ik maar dat het gauw in de ramsch komt. Dat zal De Nederlandsche Boekhandel (Antwerpen/Amsterdam) leren; bovendien wil ik best f. 1,98 betalen voor zo'n aanwinst in mijn rariteitenkabinet.
|
|