Maatstaf. Jaargang 26(1978)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Eva Gerlach Gedichten Vaak liep ik over het kerkhof, dik, alleen, te vliegeren: daar stond de meeste wind. Als het touw zakte, sprong ik van een steen. Ik ging ook dood, al was ik nog een kind, de tuinman zei: ‘Eens word je meegenomen.’ Een goede vlieger had ik, zelf gebouwd, een Draad; geen Rover die er bij kon komen: gemalen glas schitterde rond het touw. [pagina 14] [p. 14] 't Was oma Jo die mij van God vertelde, een nacht dat ik bij haar sliep in de Olofspoort. Hij was het hoogste: Liefde; naar Zijn woord geschiedde; slaap je al? De bedbank helde naar mijn kant over, in een hoek gerold lag ik te wachten tot zij zou gaan snurken; toen stapte ik om haar heen. Een trommel vol stroopwafels at ik leeg, stil, op mijn hurken, terwijl ik nadacht over God. Het kwaad was tijdelijk, wat zou zij daarmee bedoelen? De wekker tikte. Zeker was 't al laat. Maanlicht zat doodstil op de trijpen stoelen. [pagina 15] [p. 15] Bevrijdingsdag. Ik zat in de dakgoot, twaalf meter hoog, door het raam kon je er komen; mijn oude luchtbuks had ik meegenomen. Ik zocht de straat af, zonder dat ik schoot: was het maar weer oorlog. - Boven de schoorsteen hing, schommelend op de wind, een tros ballonnen, mijn vaders glorie, vol oranje zonnen. Met donker schoot ik. Feilloos, één voor één. [pagina 16] [p. 16] Een foto uit mijn moeders album. Zij ligt languit in de zon, haar zwarte haren pluiziger dan ik mij herinner. Waren wij zo intiem? zij lacht en kietelt mij, ik, fronsend, niet tot schoonheid te bewegen, zit op haar buik en klamp mij aan haar vast. Een tuin van Gevaert Ridax, zes bij negen. Mijn moeder, bloeiend in het tandjesgras. [pagina 17] [p. 17] Vannacht reed je de kamer in, je droeg een gele jurk, die liet je boezem bloot, ik zei: je bent verdomme twee jaar dood, ga maar weer weg: je stapte af en vroeg ben ik je moeder niet, op wie je joeg met je schepnet, je mond vol woorden, vroeg en spade? kom maar gauw op schoot; ik klom en klom maar god, wat was je groot. Vorige Volgende