| |
| |
| |
Wombat Wambuis Berichten uit de provincie (2)
Brief uit Wales
Het portret van de man die een van de meest vreemdsoortige gezelschappen stichtte waaraan Engeland rijk is, hangt hier in de hall. Als een soort barometer. Als je tegen het glas tikt begint zijn treurig domineesgezicht met Bismarckknevel uit 1911 te lachen. Doet ie het niet? O, dan blijft het toch slecht weer! Beste M., ik heb maar niet geteld hoe vaak de kleine, witte gastheer, om de stemming erin te brengen vermoed ik, deze uitleg heeft gegeven op de dag dat wij hier kwamen. Het regende inderdaad, zodat de auto's, met nummerborden uit heel het eiland, tot onder de luifel van de oude villa werden gereden en de voornamelijk bedaagde inzittenden zonder nat te worden met koffers en tassen konden slepen. Het huis staat op een heuvel en omdat het eigenlijke parkeerterrein zo'n twintig meter lager ligt, leverde dat veel gedraai van sturen, rode hoofden, scheurende banden in het grint en, bij een samenscholing van zovele onbekenden, zenuwachtig gelach op. Maar tegen zessen waren alle gasten aan de Stichter voorbijgegaan.
Vorig jaar hadden we op het vergeelde eiland Wight kennis gemaakt met deze scoutingachtige beweging en ook daar, in het grote huis op de kalkrotsen aan de baai van Freshwater, waren wij in het gezelschap van zestig oude mensen, in leeftijd variërend van 40 tot 85, en twintig jongere lieden, jongens en meisjes, studenten, een enkel jonger wicht.
De maaltijden worden aangekondigd door een dikke man in een Bommel-jas, de manager, die om precies half 9, 1 uur en half 8 's avonds met een stoffer tegen een granaathuls mept. Tien minuten daarvóór al verzamelt zich uit alle hoeken en gaten van de uitgebouwde oude villa eetgraag volk in de hall, lustig nakwetterend over de genoten ontberingen en de op te korte bedden doorstane nacht of in voorbeschouwing omtrent de naderende social evening. Er is, naast de kleine host, een hostess, tezamen waken zij over de goede zeden (overigens: soms neemt men toch in een rugzak de aantrekkelijke bobbel van een whiskyfles waar), zij heffen voor elke maaltijd een lofzang aan en geven na het diner de announcements. De lofzang wordt door plusminus 80% van het volkje meegezongen, luidkeels en liefst tweestemmig, want de Lord kan niet genoeg geprezen worden. De resterende 20%, ongelovig en/of uitheems, kijkt bedremmeld eerst, geamuseerd weldra, naar het reeds gevulde glas water of inspecteert tersluiks de nagels. Daarna draven zes in rose nylon gestoken girls rond met de kost, zeker niet het onaangenaamste element in het verblijf hier. En het schransen neemt een aanvang. Men moet dat zonder omwegen in hoog tempo doen, want te groter is de kans dat men straks niet één doch twee toetjes kan bemachtigen. Die nagerechten zijn namelijk heerlijk, weinig pudding, dus misschien zou zelfs jij ervan genieten. Wat denk je van zwartebessentaart met custardvla? Vies? Kom nou, jij weet niet wat lekker is!
Een probleem is overigens het kiezen van de
| |
| |
juiste tafel. Neemt men de verkeerde, dan is de kans op een tweede ronde zo goed als uitgesloten; de juiste tafel is die waar de meisjes beginnen met serveren of in elk geval niet het laatste komen. Er zijn 5 rondgaande diensters voor 13 tafels. Mij vergaat het voortdurend als Bob den Uyl wanneer hij in het postkantoor de kortste rij zoekt. Gelukkig heeft nog niet iedereen dit in de gaten. Anders zou ik mooi alleen komen te zitten. Vier van de zeven dagen die ons arrangement telt - wij hebben overigens voor twee weken geboekt - behoren wij de zware bergschoenen aan te trekken om streken met volstrekt onuitspreekbare namen puffend en blazend te doorkruisen. Dat zou een groot genoegen zijn wanneer men het alleen of hooguit met 2 of 3 mocht doen. Maar zo gaat dat hier niet. Twee dagen vóór de eigenlijke tocht begint heeft men zich in te schrijven op een der zes mogelijkheden. Men dient dan aan te geven of men
a) | 11 mijl wil lopen met een hoogteverschil van 3000 voet of |
b) | 9 mijl wil lopen met een hoogteverschil van 2000 voet of |
c) | 7 mijl of minder wil lopen op geaccidenteerd terrein met een geringer hoogteverschil. |
Deze drie categorieën noemt men de a-, b- of c-party en aangezien bijna iedereen denkt: het gulden midden, dát is iets voor mij! hollen wij tussen zo'n vijftig lieden van verschillende kunne en leeftijd de bergen op en af, voortdurend trappend tegen voorgaande enkels en de voeten der achterliggers ontwijkend gelijk Cruyff weleer de slidings van Laseroms. Dat brengt ook weer bezwaren met zich mede, want in dat geval is het niet te vermijden dat men de voet zet in een handvol schaoekeutels die hier overvloedig worden geproduceerd.
Intussen vertoeven wij in gedachten bij die tien stoere mannen van de a-party, die voor het landschap meer oog kunnen hebben, maar die wij niet durven navolgen, of bij de oude takken - zoals de bovenzestigers treffend door onze kinderen worden aangeduid -, die elke mijl een tearoom of pub op hun weg vinden, hetgeen na thuiskomst niet zelden aan hun oogopslag en bewegingsritme te zien valt.
De drie andere mogelijkheden zijn voornamelijk onmogelijkheden. Men blijft thuis, omdat men geen poot meer voor de andere kan zetten (d), men gaat op eigen gelegenheid op pad, maar dat vindt men dan niet omdat alle bordjes hier in Welshe karakters zijn geschreven en de Britse kaart hierin niet voorziet, dus geen mens die dat doet (e), of men gaat op eigen gelegenheid weg, maar nu zónder het voedselpakket voor lunch en tea, dat, het moet gezegd, ruim is samengesteld, tenminste wanneer men, als de Engelsen, dol is op kaakjes en rozijnen (f). Het spreekt vanzelf, dat deze laatste mogelijkheid slechts kan worden benut wanneer men tot het uiterste durft te gaan in zijn kritiek op de voedselverstrekking.
Zeer slecht in dit huis vind ik, dat men er alles aan doet om een gaaf geslachtsleven onmogelijk te maken. Niet alleen staan op een tweepersoonskamer de bedden niet naast elkaar doch achter elkaar (met bovendien een nachtkastje ertussen), zodat slechts reuen en reuzinnen met atletische gaven erin zouden slagen een lijfelijk treffen tot stand te brengen, gesteld dan dat men na zestien jaar huwelijk van karpet of parket niets meer weten wil; maar bovendien wordt men 's morgens reeds om 8 uur uit het bed gejaagd en bezig gehouden tot diep in de nacht, half 11, met, na de marteling van het wandelen, een pittig potje tafeltennis, met verlokkende squaredances waaraan ook bijna doven en blinden deelnemen, of, ander produkt van de Engelse hoogcultuur, de zogenaamde concerts, zodat men afgemat het ledikant intuimelt, ternauwernood beseffend wie daar in het andere door een roze lampekap verlichte deel van de kamer sjort aan jurk en lingerie.
Die concerts voeren de verbazing van de outsider ten top. Want, hoewel er veelvuldig
| |
| |
op de piano wordt gepingeld, vinden er dan ook verkleedpartijen plaats. Zo hebben wij een avond als rode partij gewedijverd met een zogeheten groene partij in het uitbeelden van figuren. Scramble noemen ze dat. We speelden Robin Hood, Sir Francis Drake (de Engelse Piet Hein), een tovenaar, een spionne, een Victoriaanse dame, een female man (! tja, wat dat mocht wezen? Men loste dit even eenvoudig als doeltreffend op door gekleed in moeders nachtpon met het gat te draaien, terwijl men zich in cirkels door de zaal bewoog, ik keek ervan op), de koningin van Sheba (rood had een werkelijk ontroerend fraaie vrouw, groen een travestiet met een groene badmuts op de kop), een ruimtevaarder, Julius Caesar en een fluitende dame (!? Een zeer curieuze opdracht, vooral omdat dames in Engeland niet behoren te fluiten, want als ze wel fluiten zijn ze niet behoorlijk. M. redde zich er overigens op zeer decente manier uit: zij zette zich voor de driekoppige jury in postuur en floot het liedje van Sweet Molley Mallone, zoals je weet een uiterst aardige onbehoorlijke dame. Ik hoef je niet te vertellen dat ze wón!). Er was nog iemand die zijn partij won. Dat was de sterke man die een klein mannetje exact in het kruis greep om hem boven zijn hoofd de zaal rond te kunnen dragen. Minder boeiend vond ik de heren met de breedste borst en de dames met de smalste taljes, al zijn cijfers van 23 en 24 cm (of zouden dat inches zijn geweest?) voor de laatsten het vermelden waard. Maar met een concert heeft dit alles toch niet veel te maken, vind je wel?
Zo sukkelen wij ontspannen en blij de dagen door. Ik vind het niet onaardig en onze grootste zorg - ploeteraars blijven we - is dat de kinderen het naar hun zin hebben. En dat hebben ze, zodat ik mij onbekommerd over kan geven aan de vraag wat nu eigenlijk een Ystafel Fwyta is. Ik sta minutenlang voor zo'n bordje te piekeren, het lijkt met al dat ijs voor liefhebbers wel een aantrekkelijke tafel. Tot ik erachter kom, dat Ystafel Fwyta
| |
| |
hetzelfde betekent als Dining Room, en dan, met de gedachte aan schijven koud lamsvlees met vetranden, klinkt het aanmerkelijk minder uitnodigend.
Ik zit je nu trouwens te schrijven in de Lolfa Fach. Ik had ook in de Lolfa Fawr kunnen gaan zitten, maar daar staat geen tafel. Het is stil in huis, dat wil zeggen, het eindeloos, nooit aflatende ge-con-ver-seer (Waar komt U vandaan? Is dit Uw eerste week? Bent U al eerder in de Fellowship geweest? Hoe gaat het met je knie? Wat een schitterende uitvoering gisteren! What a nice evening!) is vervangen door een met tussenpozen weerklinkend gehamer, muzikaal afgewisseld met zaagpassages. Er wordt iets gebouwd, een kantoortje voor de manager. De helft van de mannenweecee wordt ervoor opgeofferd. Bijna iedereen is weg, ze zitten nu halverwege de Snowdon denk ik, en ik had, mijn door M. gedeelde tegenzin tegen de massa ten spijt, ook wel mee de bergen in gewild, maar ik moest vanmorgen mijn auto naar een garage zien te krijgen.
Gisteravond zou ik twee van de diensters en de twee assistenten van de host - balsturige knapen die voortdurend vluchtgedrag vertonen - zo'n 20 mijl verderop brengen, naar Betws-y-Coed. De bedoeling was een club te bezoeken waar men folksongs ten gehore bracht. Maar alsof de duivel ermee in zat dat ik een menslievende daad wilde stellen - immers, ik haat dat getokkel op de ukelele - : na 100 meter bemerkte ik dat mijn 5-versnellingsbak een 2-versnellingsbak was geworden, zodat wij slechts stapvoets ons doel zouden kunnen bereiken. Ik begreep eindelijk waarom de Engelsen dat een gierbox noemen. Zette ik de versnelling in haar achteruit, dan gleden wij statig voorwaarts, duwde ik het pookje in een der 4 andere standen, dan wilde het rijtuig terug, naar huis. Het vraagstuk of het misschien mogelijk was gedurende zo'n dertig kilometer achterwaarts rijdend ons doel te bereiken, leek mij oplosbaar. Echter niet wanneer men om half 9 's avonds van huis gaat, drie uur later terug wil zijn en daartussenin gezang en gejengel aanhoord wil hebben. Zodat wij besloten van deze nood een deugd te maken en van de folkclub een real Welsh pub. A pint of draught wil er altijd wel in, de jongens en meisjes zagen er jong en aardig uit, dus wat kon ik erop tegen hebben? Tot ook daar in de Horse Shoe Inn de conversatie op gang kwam, uiteraard in een jeugdige variant. Zittend bij het jukeboxmeubel - met overigens een alleraardigste reproduktie van een italiaans stilleven 21 o.m. met meloen en mandoline op de binnenkant van het deksel - begonnen ze uit te pakken over the Who en Queen en Janice Joplin en of ik Pink Floyd kende (jawel, zeker, ik had op die muziek blindemannetje gespeeld in het kader van de relatietraining, maar om nou over die gevoelens te gaan praten, daarvoor was mijn Engels niet toereikend) en wat Charlie vond van Stevie Wonder en Ray van Paul McCartneys Wing en Debbie wilde weten hoe ik het eten vond en Renate rekende uit, dat ze nog zo'n twaalf weken had te
blijven in dit wandelwalhalla, dan ging ze naar d'r heimat terug. Lieve mensen, maar ik voelde mij, hoewel sympathiek bejegend, opeens buitengewoon oud en voorbij.
En dat laatste nog te meer toen de volgende dag Debbie haar dienst erop had zitten en mij exen liet zien waar zij de rust op haar werkdagen had gezocht, het cottage vlakbij het grote huis. Al dat zachte meisjesgoed, wel geen hempjes meer, maar toch meer-kleertjes-dankleren verspreid over bedden links en rechts, een vlaag van slipjes, behaatjes en nachthemden, de plompe ingreep van een spijkerbroek ertussen als teken dat ook hier de beschaving was voortgeschreden. Kortom: kostschool. Zonlicht viel op Debbies vriendelijke smoeltje en terwijl ik vaag het joelen hoorde van jongens en meisjes buiten - zij speelden zeker badminton op de grasbaan - bleef ik staren naar de enigszins scheef staande, maar toch heldere, groene ogen van Debbie en naar
| |
| |
haar mond die hele reeksen Engelse woordjes vrijgaf. En slechts met de grootste krachtsinspanning kon ik begrijpen dat zij zei blij te zijn vandaag met haar ouders - zij zouden haar over een uurtje komen halen - mee te kunnen naar Yorkshire. Ze ging dan in september kunstgeschiedenis studeren, in York, nee niet in Londen, ze kon eigenlijk haar familie niet missen. Terwijl ze sprak bewogen haar vrij hangende donkere haren met schokjes. Soms legde ze een kleine hand op haar borst, met de vinger ontspannen en vrij tegen haar sleutelbeen, of iets lager, tegen het gouden hartje dat ze daar droeg. Als ze lachte - en dat deed ze gemakkelijk - kwam een sierlijk, gaaf gebit vrij, een zeldzaam bezit voor onze westerburen, aangezien geen volk, of het moesten de Chinezen zijn, zo van zoetigheden houdt. Breek Britten de bek niet open, de jackets en plaatwerken sieren al vroeg de grage meisjesmonden en grovere bakkesen. Debbie was te volmaakt.
Ik schuifelde, mompelend dat ik nu echt weg moest, nog shoppen in het stadje onderaan de berg, enigszins van mijn plaats bij de deur het halletje in, waarop zij mij ons adres vroeg en ik het hare kreeg, uit een klein bloknoot je. Wie weet was ze binnenkort op het continent, ze ging Renate ontmoeten, het Duitse meisje, zoals je zult begrijpen, dat althans in Mönchengladbach woonde en dat ze wilde bezoeken. Ik begreep dat niet: Debbie en zo'n rossige Duitse meid, maar mij werd niets gevraagd. Mocht Debbie naar Renate gaan, dan kwam ze natuurlijk graag bij ons aan. Zou ik goed op mijzelf passen? - ze zeggen dat zo roerend, is dat nu enkel conventie, wat denk je? - en om mijn argwaan tegen de devaluatie van hartelijkheidsbetoon nog meer te voeden boog zij zich bij het afscheidnemen voorover in opwaartse richting en kuste mij op beide wangen. Was dit de Verbroedering waarvan de Stichter in zijn boodschappen aan de Fellowship gedurig gesproken heeft? ‘Laat Dienster en Gast zich gedurende deze periode verenigen in vriendschap. Diensters, weest gastvrij en altijd vol respekt voor jong en oud, dat ons tehuis bezoekt. Gasten, beschouwt de meisjes niet als in Uw dienst, maar als tot Uw dienst gereed.’ Maar neen, 't was Debbie zelf die mij gekust had. Toen ik gistermiddag, een uur ongeveer na mijn blik in het cottage, voorbij het parkeerterrein wandelde, vlak voor de lunch, gleed juist een Ford Escort het terrein op. De portieren sloegen open, mensen traden uit, een vader, een moeder, twee broers, een zuster, en dat bleek allemaal voor Debbie te zijn, die uit het cottage aan kwam rennen, en door ieder met hartstocht en genegenheid werd omhelsd. Ik wil maar zeggen, beste M., ze had het niet van een vreemde en als je zelf maar goed gekoesterd wordt in je jonge jaren dan komt het later allemaal in orde.
Tevreden stapte ik naar de villa, de Stichter tegemoet, óp naar de saffraankleurige haddock van gisteren, met een sausje van vandaag.
|
|