| |
| |
| |
Joyce & Co Norman Douglas' credo: Why Not?
laetusque deget, cui licet in diem
(horativs, Oden, iii, 29, 41)
opgedragen aan l'enfant de volupté
Alfine T.
aristippus van cyrene, stichter van de hedonistische school die het nastreven van genot als leidend beginsel propageerde, mocht in Heracleia van Dionysius zijn keuze maken uit drie hetaeren. Zonder aarzelen nam hij ze alle drie tegelijk en zette vervolgens uiteen wat voor stommeling Paris geweest was die twee onbeproefde mogelijkheden had laten liggen.
norman douglas, zo lezen we in de uitstekende, gelijknamige biografie van mark holloway (London, 1976, Seeker & Warburg), verzamelde eerst hagedissen en stenen, liet toen dieren en mineralen vallen voor vrouwen, liet vervolgens vrouwen vallen voor jongens, om tenslotte, op hoge leeftijd, zijn programma af te ronden met heel jonge meisjes. In het najagen van plezier was er niets dat hij onbeproefd liet. Zo'n man moet onze bijzondere belangstelling wel verdienen!
Onze eerste kennismaking met deze schrijver was het gevolg van een plotseling ontluikende interesse voor de landstreek Calabrië: dit leidde tot een van de plezierigste ontdekkingen die een boekenminnaar kan doen: Old Calabria uit 1915, een verrassing waarvan het genoegen na 10 jaar nog lang niet uitgeput is. Waarschijnlijk kan men een reisboek alleen optimaal waarderen als men de streek of het land waarover het gaat enigszins kent en toegenegen is, en daarom moet ik toegeven dat de fascinatie die ik voor Old Calabria heb voor een groot gedeelte wordt ingegeven door de fascinering die Calabrië op mij uitoefent: voorbij de grenzen van Europa, land van Sybaris, Pythagoras, allerhande monniken en kloosters, het land van de eeuwigdurende en eindeloze dorst, briganti en zeerovers, Moren en Noormannen en Staufen, het land van de antiekste rijkdom en modernste armoede, een geheel in vergetelheid geraakt sprookjesland als men ten zuiden van Salerno over de oude weg de bergen inrijdt langs Lagonegro en Lauria, milennia oude stadjes van 300 bewoners op bergtoppen, zwijnen in kathedralen, Griekse bisschoppen, Albaanse universiteiten, land van veldslagen en verwoestingen, dorst en dromen kortom. Wat wil je nog meer? Een boek dat deze lekkernijen in al hun diversiteit adequaat weergeeft, oproept en zó presenteert dat je het land en heel wat gedachten daarover met je mee kunt nemen en bezoeken kunt in je bibliotheek - het eigenaardige van dit soort reisboeken is vaak dat ze opvallend onhandig en onleesbaar zijn ter plekke onderweg: bladzijden (van de index, de zo beroemde: ‘Morano, its great age and greater filth’) werden in de boot of langs de weg genoegzaam opgeofferd voor hygiënische doeleinden of om vuur te maken, voor een koel glas drinken of een betrouwbaar bed zou ik soms in staat geweest zijn één van de mindere hoofdstukken te ver- | |
| |
kwanselen.
De heldere, nuchtere precisie van douglas' proza geeft me altijd het gevoel dat ikzelf een beetje dronken ben onder het schrijven - terwijl juist douglas die steevaste, kaarsrechte trefzekerheid heeft van mensen die altijd dronken zijn! Old Calabria laat behalve een uiteenlopend scala van onderwerpen een veelheid van verschillende stijlen zien waarin de onderwerpen behandeld worden: gravis: voor de filosofische en cultuurhistorische bespiegelingen, autobiografische excursies; mediocris: voor de historische, geografische, geologische en historiografische uiteenzettingen; humilis: anecdoten, boertigheden, losse-pols-theorie. Dagboekstijl, afgewisseld met de stijl van diplomatieke rapporten, journalistiek, stukken die ruiken naar een wetenschappelijk medisch of ornithologisch tijdschrift, korte dialoogscenes van low comedy, men zou soms menen de Varia van cassiodorus, één van de modellen, te lezen, douglas zelf geeft in een brief aan de criticus Richard Curle (gecit. in holloway, pag. 211), geschreven een maand na publicatie van het boek, een goede indruk van de heterogeniteit ervan:
‘...You might advert to a certain golden humanity and equpose running through the whole - breadth of outlook; to the suggestive and original scholarship displayed in chapters like iv, xiv, xxxviii; to the intimate knowledge of Italian conditions revealed in chapters vii, xvi, (postcript), xxxiii; sympathetic treatment of landscape and personalities - vignette fashion - thumb-nail sketches; intellectual rather than emotional tone running through the whole; that the book gives a stimulating account of Calabria, its history and scenery, and yet is, essentially, rather a human document than anything else - the revelation of a complex but charming personality etc. [De hoofdstukken over zuidelijke religiosa en heiligendevotie mag de criticus niet bespreken.] (...) You might say that it is astonishing what a literature has gathered round South Italy, of which the ordinary Englishman knows nothing, p. 181 & 186, and of which I give glimpses. The Milton discovery ought to be mentioned; also what the Ital. Gov't are doing about malaria. (...) That the final chapter gives the keynote of pagan serenity which runs through the whole. What I say about Horace p. 42; about English and Italian mentality p. 91 (...) Index will help you to get one or two things. Zestfulness of the whole - natural history, legends and lore, colour-sense of peasantry, brigands, deforestation, eucalyptustrees, suicides - see index! Love of elemental things: sun, forest, mountains, women (p. 205), torrent-beds 292, wine 307. Glowing and gentlemanly patina of erudition. Chapter on “Mussolino and the Law.” (...) That the book contains an entire philosophy of life - a guide to conduct.’
De laatste opmerking zal van belang blijken te zijn.
Het is meteen al opmerkelijk dat een dergelijk allegaartje voor het grootste gedeelte níét in cursive writing behandeld is. Alles wat in Old Calabria méér is dan een eclectisch husseltje van athenaeus, isidorus, cassiodorus en aulus gellius (en ik verzeker U dat er heel wat anecdoten, uiteenzettingen en etymologieën van deze vier vrienden in douglas' boeken zijn terug te vinden), is de verheven verve, de sublieme roes van douglas, die in de schijnbare onbenulligheden die hij ons toont wel heel wat meer te vertellen moet hebben van hoger niveau, en die in zijn niet kapot te krijgen euphorie verdacht veel op een filosoof lijkt van een bepaalde, zeker Hellenistische, school.
De biograaf holloway was niet dronken (zoals ondergetekende van het lezen van de betere douglas-passages wordt): hij geeft van douglas' boeken niet alleen de ontstaansgeschiedenis, maar ook een kort overzicht en een kritische evaluatie, die naar mijn mening telkenmale zeer voortreffelijk zijn. Deze kritische beschouwingen, die eigenlijk buiten zijn onderwerp vallen - het lijkt tegenwoordig gebruikelijk om bij het schrijven van een schrij- | |
| |
verleven helemaal niet meer over des schrijvers boeken te schrijven (vergelijk de beschamende biografie van benkovitz over rolfe) - behoren tot de hoogtepunten van de biografie; in zijn critische detachement toont holloway meer eerbied voor zijn onderwerp dan hij in een blinde bewondering zou kunnen doen. Als de voorkeur van het publiek altijd is uitgegaan naar South Wind (een op heden verouderde en onverteerbare Capri-roman), hebben de critici Old Calabria steeds als het meesterwerk van douglas beschouwd, maar holloway heeft terecht bezwaar tegen het algehele gebrek aan ‘architectural unity’ in dat boek. Old Calabria heeft geen eenheid van toon, van onderwerpen, er is geen enkele moeite gedaan om de verschillende reizen waarvan het de neerslag is tot een logische en navolgbare tocht aaneen te smeden, oude artikelen zijn plompverloren ingevoegd, en ofschoon het boek een prachtig einde heeft (bij de zuil op Capo Rizzuto), kent het geen midden en geen begin. Vergeleken met douglas' eerste reisboek Siren Land (1911), dat toegegeven een stuk oppervlakkiger is, schiet Old Calabria, nog steeds volgens holloway, als kunstwerk tekort. Siren Land duurt een zomer, speelt in het heden en ter plekke, en heeft een
schijn van continuïteit van stemming en toon. (Sommige middelen waarmee douglas allerlei hoofdstukken in Siren Land aaneensmeedt zijn barbaars in hun eenvoud en doeltreffendheid: een hoofdstuk over flora, dolfijnen, culinaire zaken en algemene anecdoten, wordt uitsluitend gelijmd door het regelmatig terugkerende zinnetje ‘And still it rains...’; in een ander, belangrijk, hoofdstuk (waarop ik straks terugkom), ‘On Leisure’, is dat de vraag ‘Another bottle?’; de leidraad van de overal en altijd erbij gesleepte Sirenen is daarentegen wat geforceerd). In de latere reisboeken (Alone, 1921; Together, 1923; One Day, 1929) wordt de toon steeds luchtiger, de geleerde excursies wat minder, meer persoonlijke herinneringen. In tegenstelling tot holloway geloof ik dat de eclectische heterogeniteit, dit gebrek aan architecturale eenheid, zowel een kenmerk is van al douglas' boeken, als daar voor een groot gedeelte de charme van uitmaakt. Is de al te complexe plot van South Wind (wanneer men dat boek niet louter complexiteit en helemaal geen plot wil toekennen) niet een bewijs voor zijn onvermogen of onwil een roman met een tragische omslag en herkenning te schrijven? En is de structuur van douglas' autobiografie Looking Back (1933) - losse visitekaartjes willekeurig uit een vaas geplukt om in die bizarre volgorde de hoofdjes te vormen van verschillende losse delen uit des schrijvers leven - niet het nec plus ultra van minachting voor literaire architectuur? Deze goed dooreengeschudde losse fragmenten (en heel wat stukjes had de satanische auteur opzettelijk zoek gemaakt) vormen wel een bijzonder tartende uitdaging tot jig-saw puzzelen; en deze puzzle is nu geheel en al ordentelijk dunkt me uitgelegd door
holloway.
douglas schreef geen boeken, hij vulde boeken met gedachten en impressies. Toen het er voor hem financieel wat minder rooskleurig uit begon te zien, besloot hij, naar het voorbeeld van een succesrijke Amerikaan die met een boek per jaar een benijdenswaardig inkomen produceerde, in zijn onderhoud te voorzien door het schrijven van boeken. Middels een speciaal systeem van zelfverstuurde annonces en gelimiteerde oplagen wist douglas zijn spaarzame producten zo duur mogelijk te verkopen; die handel was voor hem een belangrijk aspect van zijn schrijversschap. De techniek van het schrijven als beroep kennelijk des te minder; nergens in de autobiografie Looking Back of bij holloway is iets te vinden van een theoretische beschouwing over de ars. Met het besluit schrijver te worden, beschouwde douglas zich als zodanig. Wat hem daarbij hielp was ongetwijfeld zijn niet aflatende lectuur van vooral laatklassieke schrijvers (en zoals gezegd vinden we de anecdotische en fragmentarische stijl van bijvoorbeeld athenaeus, aulus gellius en cassiodorus voortdurend terug in zijn boeken),
| |
| |
in een tijd dat er weinig waardering was voor deze ‘nakomertjes’ van de klassieke literatuur. Maar voor literatuur anders beschouwd dan een verzameling petits histoires, epigrammen en scabreuze grappen leek douglas niet veel belangstelling te hebben, zoals onder meer blijkt uit zijn indifferente redacteurschap bij de English Review, of uit de volslagen nietszeggendheid van de weinige interviews met douglas gemaakt en aangehaald door holloway. Deze indruk van een niet erg serieuze opvatting van het métier wordt alleen maar versterkt door de merkwaardige relatie die douglas met een zo nauwgezet en concentieus artifex als joseph conrad onderhield. Het is moeilijk voorstelbaar dat conrad's adviezen, voornamelijk gericht op de plaats- en leesbaarheid van douglas' stukken, en dus niet op de kwaliteit ervan, door iets anders dan ‘aardigheid’ werden ingegeven. En nog bevreemdender is het voor mij dat douglas de adviezen alle opvolgde en bijvoorbeeld de hele plot van Fountains in the Sand wegnam, zodat van het boek alleen een reisverslag overbleef. conrad had douglas ertoe gebracht wat meer fiction in zijn cursive writing te brengen, en nu schreef hij: ‘What is that woman doing in here? Take her out!’ en douglas gehoorzaamde: ‘Out she went with all that belonged to her, and the book became what it is now.’ Deze plot kwam nu in South Wind terecht; maar de boeken met plot van douglas, zoals het Capri-boek en In the Beginning (1927), blijven zijn minst geslaagde. Vóór en na het besluit om van schrijven
zijn professie te maken, blijft douglas dezelfde: een collectioneur, verzamelaar van stenen, hagedissen, objets d'art, archeologische specimina, kicks en indrukken, een connoisseur van wijn en dezelfde, en dus een levensgenieter, meer een estheet dan een estheticus - en in hoeverre is deze ‘philosophy of life’ een ‘guide to conduct’? Bij deze hoedanigheden passend is zijn epigrammatische stijl (niets was dan ook voor de hand liggender om een Almanac samen te stellen uit zijn werk, met een spreuk voor elke dag van het jaar); hij is op zijn best in het korte, snelle stemmingmaken, met een minimum aan middelen, om dan plotseling weer af te breken en op iets anders over te gaan; bucolische en theocritaanse inzetten, prachtvol en sonoor, die meteen omslaan in een grap (‘Come, let us discourse beneath this knotty carob tree whose boughs have been bent earthward by a thousand gales for the over-shadowing of the Inspired Unemployed, and betwixt whose lustrous leaves the sea, far down below, is shining turquoise-blue in a dream of calm content - let me discourse, that is - for if other people are going to talk, as Whistler used to say, there can be no conversation - let me discourse of leisure, the Siren's gift to men. But, first of all, pass nearer those flasks. (...) Meanwhile: your helth! Drink, my friend, and let me see that smile of yours; soon enough, I daresay, neither of us will smile anymore, though we may grin for all ages to come, if the soil is dry...
A sorry preamble, this; not exactly a “captation of benevolence” in the Ciceronian style. But what matters the exordium, if the oro is to our liking? Let us drown it in four inches, and begin again.
They had no oro in those times. Cicero's son, that ineffable drunkard and vagabond, knew this right well; if he had lived a little later, he might have found a substitute in the pages of Athenaeus.’) (Siren Land, p. 247), zelfcorrecties, nieuwe inzet, grap - ‘and he broke off, with eloquent aposiopesis.’ Deze stijlfiguur (ook aangegeven door de beroemde, meestal een onzegbare obsceniteit suggererende, drie puntjes) gebruikt douglas zeer veel en is een van zijn meest typerende: in zijn stiltes is hij het meest welsprekend. Maar laten we nu eens kijken of we uit ‘Dr. Normans gesammeltes Schweigen’ het zo luidruchtig gesuggereerde betoog van een filosoof kunnen reconstrueren. Wat steekt er voor gedachtengang achter de korte venijnige zinnetjes, de asyndetische verbindingen en tegenstellingen, éénwoordige clausen, de emblematische acutezza van
| |
| |
douglas? In Looking Back citeert hij twee middellange, gelede, Duitse volzinnen uit een boek van Professor eimer over de variaties van de muurhagedis. Van te voren vraagt hij zich af hoe een universiteitsman zulke monstruositeiten kan opschrijven, maar nadat hij de zinnen overgeschreven heeft, moet hij toegeven dat ze werkelijk iets betekenen. Zijn opmerking en het doel van zijn aanhaling zijn zo volledig overbodig geworden, maar douglas neemt niet de moeite op zijn schreden terug te keren. Hoe meer men van de schrijver leest, en vooral naarmate meer autobiografische glimpen worden aangeboden, des te sterker wordt de indruk dat zijn ultrakorte, bondige formuleringen de uitdrukking zijn van korte, summiere gedachten, dat hij geen langere, genuanceerdere zinnen hoeft te maken omdat hij geen gelede ideeën heeft uit te spreken, dat achter de pauze-achtige capriolen van de schrijver meer onbekommerde leegte dan diepzinnige kommer schuilt. Uitgewerkter matrijzen gebruikt douglas in enkele uitvoeriger passages over zijn levensfilosofie, waar hij van leer kan trekken, en die zal ik eerst beschouwen.
‘It is easy to see that, in a general way, the inhabitants of the Parthenopean region have deviated less than ourselves from the standard of rightness as regards these tracts of primitive feeling, the reason being that they received Jewish ascetics upon a foundation of classical culture, as men; we, “as a little child” whose organism was susceptible like that of the Pacific islanders when catarrhs were introduced. They were never taught to disrespect the encumbrance of Oriental dreamers - the human body, that exquisite engine of delights; [cursivering j & c]; the antagonism of flesh and spirit, the most pernicious piece of crooked thinking which has ever oozed out of our poor deluded brain, has always been unintelligible to them. That is why they remained sober when the rest of us went crazy. There were no sour-faced Puritans in Napels, no witchburnings, no inquisition - the Neapolitans never indulged in these fateful extravagances; they held that the promptings of nature were righteous and reasonable, and their priests, whatever they might profess to the contrary, still share this view and act accordingly; antiascetism is the keynote of their lives, and pruriency, offspring of ascetism, conspicious by its absence in young and old, in literature and society. More than ourselves, they have kept in view the ancient Hellenic ideal of Nemesis, of that true temperance which avoids troubling the equilibrium between man and his environment.
The ancient Hellenic ideal: for the Greeks themselves overthrew it; soon came Orphic mysteries, and Plato, and the rest of them, stuffed with Eastern lore, and men found it easier to babble charming nonsense about souls and essences than to investigate the facts of life. The old idea of sanity perished; ethics ceased to be a department of physiology; an egocentric and introspective existence began. Men regulated their behaviour not according to nature, but according to the imaginary exigencies of an imaginary life beyond. From such incorrect premisses it was impossible to draw correct conclusions. Would it be wrong, I wonder, to call Pythagoras, albeit he hit upon a few good things, one of the cornerstones of the temple of crooked thinking, or even to say that all mankind, from Socrates to Kant, had lost their bearings in the search after verity? Surely not, if the leaders are to be taken as representative of the rest. Most of us learned to distrust apothegms. You may cram a truth into an epigram: the truth, never. Did not the stoics and epicureans, for example, rebuild the old striving under the title of “virtue”; have not sane men lived sane lives from the beginning of the world, despite their teachers? Thus every epigram requires a footnote.’ (Siren Land, 243 ev.)
De fulminatie tegen Pythagoras en Plato wordt in dezelfde toon voortgezet in Old Calabria bij douglas' bespiegelingen op het strand van Kroton.
‘And for me, this regenerator crowned with a
| |
| |
saintly aureole remains a glorified marabout - an intellectual dissolvent; the importer of that Oriental introspectiveness which culminated in the idly-splendid yearnings of Plato, paved the way for the quaint Alexandrian tutti-frutti known as Christianity, and tainted the wellsprings of honest research for two thousand years. By their works ye shall know them. It was the Pythagoreans who, not content with a just victory over the Sybarites, annihilated their city amid anathema's, worthy of those Old Chaldeans (...); a crime against their common tradition and common interests; a piece of savagery which wrecked Hellenic civilization in Italy. It is ever thus, when the soul is appointed arbiter over reason. It is ever thus, when gentle, God-fearing dreamers meddle with wordly affairs. Beware of the wrath of the lamb!
So rapidly did the virus act, that soon we find Plato declaring that all the useful arts are degrading; that “so long as a man tries to study any sensible object, he can never be said to be learning anything”; in other words, that the kind of person to whom one looks for common sense should be excluded from the management of his most refined republic. It needed courage of a rather droll kind to make such propositions in Greece, under the shadow of the Parthenon. And hand in hand with this feudalism in philosophy there began that unhealthy preoccupation with the morals of our fellow-creatures, that miasma of puritanism, which has infected life and literature up to this moment.’ (Old Calabria, 425 ev.)
Het is duidelijk waar douglas, in zijn door opvoeding en interesse verkregen attitude van bioloog en verzamelaar (‘Aristotle is winning the day. A fresh kind of thinker has arisen, whose chief idea of “virtue” is to investigate patiently the facts of life’; meldt douglas ons in de aansluitende passage), zich tegen af zet. Metaphysiek en gedragsleer moeten het ontgelden, speculatieve wetenschap bestaat niet, Plato is voer voor adolescenten. Mede om de literair-polemische kracht van zijn argu- | |
| |
menten ben ik meteen gewonnen voor zijn uitgangshouding: wie houdt er niet van de Sybarieten (overigens een anti-intellectueel en a-literair volkje blijkens de fragmentarische bronnen), wie kent niet de voorspoed van de ondeugd, wie wil nu nog ontkennen dat de sophisten de crème van de ‘griekse gedachte’ vertegenwoordigden, dat plato de zaak belazert als hij Socrates van Gorgias laat winnen (of Socrates was een beter redenaar - maar we weten dat plato wel degelijk de zaak belazert als hij de inferioriteit van de rhetorica probeert te bewijzen met wel heel doorzichtige en grove rhetorische trucs), wie zal niet beamen dat puritijnen en wereldverbeteraars voor de grootste ellende zorgen? Hij lijkt een Groot Gelijk te hebben, onze douglas: van mijn schooltijd had ik dezelfde noties overgehouden dat plato een ellendeling was in zijn minachting voor de kunst als niet-opvoedend. Maar in zijn fulminatie maakt douglas foutieve, zij het traditionele, gevolgtrekkingen, aristoteles was van ellende planten gaan verzamelen toen hij groen van jaloezie van de Academie was weggelopen nadat plato's neef hem was opgevolgd. De interesse voor arithmetica en zuivere meetkunde die plato voorop stelde en in de z.g. Pythagoraeïsche traditie
wordt uitgewerkt, moet wel degelijk als een van de belangrijkste hoekstenen van het Griekse Denken beschouwd worden in zoverre ze geheel constructief en esthetiserend gericht was - en niet, zoals de journalistieke overlevering het wil, in de eerste plaats een zedelijke bedoeling of connotatie had. plato mag de sophisten bestrijden - hij was een van de grootsten; hij kan de kunstenaars uit zijn Staat bannen - zelf was hij een belangrijk schrijvend kunstenaar; hij zal een hekel aan redenaars hebben - zijn dialectische rhetorica is niet van geringe betekenis in de ontwikkeling van de kunst der kunsten; hij wordt doorgaans met metaphysiek en verhandelingen over ‘het Goede’ in verband gebracht - daarmee bedoelde hij de getallen want zijn hartstocht was de wiskunde en meer dan iets anders was hij een inventief wetenschapsman die de nadruk legde in zijn school op de meetkunde. Zo ook is de mystieke aard van het Pythagorisme een latere toeschrijving en legendevorming: de zogenoemde Pythagoraeërs waren Zuid-Italiaanse mathematici en geen wonderdoeners, kwakzalvers of monniken. De filosofische richtingen waar douglas mee coquetteert zijn veel eerder een Alexandrijnse tutti-frutti van gedragsleer en ‘practische filosofie’ te noemen. Laten we echter eerst kijken wat douglas nog meer te vertellen heeft over wat zijn Helleense ideaal wél is: ‘And leisure is the primum mobile of the universe.’ (Siren Land, 249).
‘What is virtue? (...) The line of least resistance along which the sage walks and the fool is driven or kicked.’ (Siren Land, 253).
‘However that may be, the real gentleman, I conceive, is he who knows how to employ rationally any amount of leisure that may fall to his lot. Every other of the ten thousand definitions of that word is lame beside this one, which Aristotle already formulated, or at least divined, when he bound up gentlemanliness with elegant leisure and contra-distinguished between ἡδονή and ενδαιονία And well may we pause before condemning such Hellenic ideals, if we call to mind what Galton says of the average intellectual standard of the Athenians as compared with ours. These men wrought not only in marble; they were the master-critics of the art of life. What constitutes, I wonder, the real test of a refined state of society? The existence of a preponderating class of intelligent and good citizens, not actively engaged in self-defence or the pursuit of wealth. This is honourable leisure, the flower of human development. It may be said that such a condition resembles that of the mariners who have dropped their oars, spellbound by Siren voices. Likely enough. But while it lasts, it represents civilization. Everything else, at its best, is only progress. If the flowers wither not, how shal the seed prosper?’ (Siren Land, 265.)
‘We are creatures of habit, and it matters little
| |
| |
what a man's habits are, so long as they are regular. Besides, what says this letter, just received? All strains to be avoided. To resist is ever a strain. I have been subject to temptations from earliest childhood, and always know beforehand whether I shall yield or not. I always yield - the line of least resistance. But it is time, methinks, to recapitulate the most salient points of the discourse. Let me see...’ (Siren Land, 268).
Bovenstaande citaten komen uit het prachtige hoofdstuk ‘On Leisure’ uit Siren Land, waarin we douglas een goddelijk chaotische toestand van milde dronkenschap zien bereiken, uitvoerig gesuggereerd door de middeleeuwse figuur van de disgressio: het betoog kan slechts helder gesavoureerd worden (en zoveel is het niet dat het slecht bekomen zal) wanneer men zich bij lezing de oro en alle andere lekkernijen ontzegt. Siren Land is douglas eerste boek; hoe ziet zijn levensfilosofie, meer in retrospectie, er uit in zijn latere werken? Paneros uit 1930 lijkt een serieus credo te behelzen: ‘Collectors of dusty things spend their wealth in the garnering of pictures or statuary; they will have you admire this antique trash, and crave to possess it. Why amass with dear money the masterpieces of art, when a friendly word will purchase those of nature? Why set your head upon dead copies, when you may have originals throbbing with life?... Seek masterpieces not in merchants’ houses, but on the roadways.
Would you be young? Then live with the young, and flee the old with their aches and pains, fretfulness and valetudinarian makeshifts.
Learn to foster an ardent imagination; so shall you descry beauty which other pass unheeded. The spark of desire is born in the head... At home dwells monotony; you take today what was given yesterday and shall be given tomorrow; the performance has grown to be weariness of the flesh. Why stay at home when you may walk abroad? There you encounter variety, to gladden your soul and fill your veins with free youth...
Give love to the young, who requite you with kisses; take no thought of hic iacet, which takes no thought of you.
Cherish the living, whose hearts may yet be gladdened. There is no gladdening a corpse, try as we may.’ (Gecit. door holloway, 384).
Tenslotte nog een langer citaat uit het boek dat ons uitgangspunt was, Old Calabria, om te zien hoe zulke ‘levenswijsheid’ in de praktijk aangediend werd:
‘The mule track from here to Delianuova traverses some pretty scenery, both wild and pastoral. But the personal graces of my companion made in take small heed of the landscape. He was aglow with animal spirits, and his conversation naively brilliant and of uncommon import. Understanding at a glance that he belonged to a type which is rather rare in Calabria, that he was a classic (of a kind), I made every effort to be pleasant to him; and I must have succeeded, for he was soon relating anecdotes which would have been neither instructive, nor even intelligible, to the jeune fille; all this, with angelic serenity of conscience.
This radiantly-vicious child was the embodiment of the joy of life, the perfect immoralist. There was na cynicism in his nature, no cruelty, no obliquity, no remorse; nothing but sunshine with a few clouds sailing across the fathomless blue spaces - the sky of Hellas. Nihil humani alienum; and as I listened to those glad tales, I marvelled at the manytinted experiences that could be crammed into seventeen short years; what a document the adventures of such a frolicsome demon would be, what a feast for the initiated, could some one be induced to make them known! But such things are hopelessly out of the question. And that is why so many of our wise people go into their graves without ever learning what happens in this world.’ (Old Calabria, 331).
Deze filosofie, moet ik eerlijk bekennen, heeft
| |
| |
me danig in de war gebracht. In de eerste plaats is daar altijd een verwerpelijk gevoel van jaloezie voor mensen die zo sterk zijn om vrij van alle attachementen slechts hun eigen genot na te kunnen streven: wantrouwen voor mensen die flexibel van gevoelens zijn, opgewassen tegen blauwtjes en contretemps, niet gebonden aan bezittingen of personen. De woorden van thomas à kempis (men gaat uit in vreugde en keert in droefenis terug: de genoegens van de avond gaan over in spijt reeds de volgende morgen) en van de Prediker (en ik vond dat de vrouw bitterder is dan de dood, want zij is een valstrik; haar hart is een net, haar handen zijn boeien; wie Gode behaagt, ontsnapt eraan) klinken mij nog steeds als waar in de oren, en anders heb ik nooit getroffen, norman douglas mocht syfilis hebben, malaria, drankzucht en St. Anthoniusvuur, hij was kennelijk niet aangetast door de lieflijkste maladie galante van de melancholie. Zulke mensen zijn te benijden en ik begrijp niet hoe ze 't doen. En bij douglas ligt dit gebrek zeker niet in de zegen van de armen van geest of van geboorte. Zijn biografie en autobiografie laten een financiële en maatschappelijke neergang zien de een normaal mens niet zou overleven: voor iemand die er zijn beroep van heeft gemaakt te verzamelen en te begrijpen, moet er weinig verschrikkelijker zijn dan het diverse malen verkopen en achterlaten van alles wat samen je portret uitmaakt. Weldegelijk bleef Norman gehecht aan de entourage van zijn weldadige jeugd in de Vorarlberg (nog zo'n landstreek die mij aanspreekt omdat het ook in mijn jeugd een steeds terugkerend motief was; en douglas' observaties zijn wéér juist: de bedden in die streek zijn te zacht en kraken nog steeds verschrikkelijk), waar hij telkens naar terugkeerde. De openingsfase van Looking Back
verraadt de onheilspellende eenzaamheid, terloopsheid van relaties en verblijfplaatsen van een man die de nerve heeft de ondergang van zijn eigen vrouw satanisch lachend te begeleiden (een subliem voorbeeld van hyperbole inflatie: onderdrukt gniffelend loopt douglas in de nacht naar een eenzame punt van het eiland, waar hij gaat zitten en schaterlachend de maan gezelschap houdt tot de ochtend); de manier waarop douglas telkens weer, van het ene moment op het andere, minnaressen verliet, vrienden de rug toekeerde en het ongewisse tegemoet ging, is beangstigend en bijna onmenselijk. Was hij zo abject trouweloos en gevoelloos? En, belangrijker vraag, was douglas altijd zo vrolijk en luchtig onder de meest barre en systematisch verergerende toestanden, was hij gelukkig in het instanter bevredigen van al zijn lusten, of is zijn luidruchtige houding en zelfverzekerde expositie van scabreuze infamia louter de bravoure van een ongelukkige, eenzame man? Volgens holloway is zijn houding meestal bluf, suggereerde hij meer smeerlapperij dan hij toepaste, en was hij onder dit masker een zorgzaam vriend voor zijn kleine neukmaatjes en een kiesch vertrouwensman van een subliem-tragische figuur als maurice magnus. Evenzeer een schoolopgave als een ethisch dilemma is het probleem wat te doen als je weet dat een vriend van plan is zelfmoord te plegen en daar alle reden toe heeft, een altijd ondankbare en in verlegenheid brengende wetenschap; douglas kon weten wat magnus van plan was; zijn zelfmoord was evenwel een schok voor hem en volgens zijn zeggen gepleegd ‘in a moment of supreme weakness.’ douglas' opinie over zelfmoord was doorgaans van geheel andere aard: ‘Als iemand er een eind aan wil maken, waarom zou ik hem dan tegenhouden?’ Ook in zijn eigen geval
besloot hij immers tot de Romeinse Methode. Misschien voelde hij zich geestelijk verantwoordelijk voor magnus, misschien was hij wel aan hem gehecht (een zwakheid en uitzondering!) of misschien was zijn levensopvatting in 1920 nog niet geheel gerijpt. (Deze maurice magnus, de man ‘who knew all the short cuts in all the big towns of Europe’, de oorzaak van het beroemde geschil tussen douglas en lawrence, is overigens een van de interessantste antagonisten van de
| |
| |
douglas-biografie. Met zijn uiterst verfijnde armoede, zijn pince-nez, juwelendoosjes, religieuze medaillons en kanten pyama's lijkt hij wel iets op rolfe; op de vlucht voor het Vreemdelingenlegioen, waar hij uit gedeserteerd was, schreef hij in het klooster Monte Cassino, geheel in de dagorde van de monniken meelevend, aan zijn autobiografische Dregs (in 1924 in gekuiste versie gepubliceerd als Memoires of the Foreign Legion), gekweld door allerlei angsten en genietend van een zeer tijdelijke paradijselijke rust, tot hij door de Italiaanse politie het land uit gezet werd en op Malta aan zijn einde kwam. De prachtige brief vanuit het klooster aan douglas geschreven door holloway geciteerd, is een juweeltje van dreigend onheil en uitbundige euforie, onrust in rust, wereldse gehechtheid en geestelijke onthechting. Sublieme tragiek!).
douglas daarentegen kon niet worden overwonnen door een tragisch lot: hij was onaangedaan en kende de vernietigende uitwerking van vernedering en teleurstelling. Bij een ontwikkeld iemand kan zo'n houding alleen door slechte ervaring en ijzeren discipline verkregen worden. Zo schrijft hij aan zijn zoon Archie in 1930 (gecit. door holloway, 379):
‘I should make it my business not te be broken, but to break other people. That can be done, if one sets about it scientifically. Be hard; and take your time over it. Once you have made up your mind, I should never be soft again. It is the continual half-nagging and then making it up again which wears one out. I should have none of that, once you have decided on your line. Alle women are vampires - all, without exception - if you give them a chance. I should vampire them; slowly and systematically. It takes time and study, but the results are worth it... No good allowing oneself to be eaten raw. To Hell!’
Niet alleen een verdediging om zelf onkwetsbaar te zijn - een agressief aanvalsschema om de ander vóór te zijn. In gesprekken met vreemden tart douglas altijd zijn tegenspeler, probeert hem te bruskeren en te choqueren, lokt hem uit zijn tent en dwingt hem dan een verdedigende houding aan te nemen - opdat hij zelf onaantastbaar wordt. In de autobiografie Looking Back worden de lezer anecdoten aangeboden, verhalen over andere mensen, maar bijna nooit aaneensluitende biografische gegevens of persoonlijke motieven van de schrijver; zijn ouders, zijn zoons, vroegste jeugd, huwelijk en meest betekenisvolle attachementen worden nauwlettend verzwegen. Plotselinge beslissingen, betekenisvolle wendingen worden heel soms abrupt gemeld, altijd gemotiveerd met zijn stopwoord in dat boek: Why not? De meest afgrijselijke situatie (doornat, na een dag klimmen, zonder bedden, met nauwelijks wat eten, de nacht zittend in een stinkend bergdorp te moeten doorbrengen) wordt sardonisch lachend en vol sarcasme beschreven: ‘Dan roken we een pijp: wat wil je
| |
| |
nog meer?’ De opeenstapeling van zulke ongelofelijke gedragsregels geven een hilarische motoriek van superieure euforie aan zijn geschriften. Als zoon Archie zijn oog op een gescheiden vrouw laat vallen, schrijft douglas (gecit. door holloway, 350):
‘All divorced women are disappointing and dangerous, without exception. By all means get married, but not an American, because you won't get any settlement out of them: and not a divorcée, because they generally can't fuck. To get proper fucking, one must bring them up oneself. And the same applies to the other thing. Nothing like a virgin, when all is said and done, male or female.’
Allemaal waar, en bovendien plezierig to the point. Maar hoe ons de filosofie van de man voor te stellen die zo weinig kieskeurig is in de keuze tussen de geslachten, en zo zeker van het plezier dat hij in zijn geschriften uitstraalt? Het woor van de filosoof is ijdel, als het er niet in slaagt de pijnen van de ziel te helen, zo luidt een maxiem van de tuinfilosoof met wie douglas makkelijk in verband wordt gebracht. En volgens Epicurus bestaan deze pijnen van de ziel uit verlangen en vrees. Een van Epicurus' bekendste uitspraken is dat het plezier van de buik de bron en de wortel van al het goede in de wereld is. Vergelijk daarmee het volgende citaat uit Looking Back, 328:
‘And gone, or going, are even those cafés where you could take your ease and sip your coffee like a gentleman. We young Neapolitans drink it standing, American style - how our fathers would have scorned the idea! - and in the shape of that concoction known as caffé espresso, mother of neurasthenia, which is responsible for half the suicides in Italy.’
De meeste van Epicurus' meer populaire gezegden passen in het schem van douglas' philosophy of life. ‘Ik spuw op alle deugden zonder uitzondering, als zij me geen plezier kunnen verschaffen’; of neem het practische atheïsme van Epicurus, zijn nadruk op subjectieve motivatie en het individu en het principe van de lathè biosas, het détachement dédaigneux van petronius. Een journalistieke opvatting van deze Hellenistische tutti-frutti geeft precies uitdrukking aan het soort ‘levenswijsheden’ dat een scharrelaar als douglas past voor een opportunistische apologie. Wanneer we dieper ingaan op de kern van zijn filosofie, worden de overeenkomsten met douglas steeds vager en krijgen zowel de ethische als atomische aspecten van zijn leer een karakter dat douglas zeker onwelkom was. Plezier staat tot het individu bij Epicurus, als het goede tot de maatschappij. Aangezien hij geen tussenvorm kent tussen plezier en pijn, wordt zijn hedonisme gedefiniëerd door een afwezigheid van pijn om een gemoedrust en toestand van onverschillig evenwicht te bereiken. De nadruk die hij legt op de vriendschap (‘uit liefde voor de vriendschap, moet men zelfs zijn eigenliefde op het spel zetten’) is, dunkt mij, geheel incompatibel met douglas' leefregels. Epicurus kent slechts een katastomatisch plezier in zijn eustatheia - kinetisch plezier is hem vreemd; en dus worden de verlangens eerder gedood in de bevrediging ervan, dan ontwikkeld en opgezweept tot ongekende hoogten, en is zijn leer moraliserend, niet libertijns, en ofschoon afgestemd op de zinnen, niet waarlijk aisthetisch zoals men bij een actief en positief hedonisme mag verwachten! Pas wanneer de mens bevrijd is van zijn ijdele verlangen naar de oneindigheid, zegt
Epicurus' leerling Metrodorus, wanneer hij geen angst meer heeft voor de dood, dan kan hij elk moment zeggen: bebioka: ik heb geleefd!
Veel vager en fragmentarischer is de overlevering van een meer extreem hedonistische school onder aanvoering van aristippus van cyrene, over wie athenaeus zulke onderhoudende verhalen te vertellen heeft. De overeenkomsten met douglas, juist vanwege hun anecdotische aard, zijn hier dan ook groter douglas' leisure-principe is een amalgaam van de algemene omschrijving van de ‘vrije burger’ die het otium en het geld heeft zich belangeloos met de artes liberales bezig te hou- | |
| |
den, en de hedupatheia van aristippus, het doel van het leven waarop het geluk gebaseerd is; dit soepele, vrijblijvende genot is geheel aan het moment gebonden en het enige criterium voor alle handelingen. Afwezigheid van pijn was voor aristippus slechts een tussenfase; het plezier wordt door hem in soepele beweging gezien, waarbij lichamelijke sensatie uiteraard hoger worden geschat dan geestelijke genietingen. aristippus' leven was geheel in overeenstemming met deze doctrine, want hij leefde in alle soorten weelde en begaf zich in kostbare uitspattingen met parfums, kleren en vrouwen. Net als douglas koesterde hij een uitgesproken minachting voor methaphysiek en speculatieve kennis, en hechtte hij alleen waarde aan het door douglas vaak gepropageerde begrip van het gezonde verstand (phonèsis).
Dat deze aristippus ook inderdaad de hoogste toppen bereikt heeft in zijn filosofie van het plezier, moet men toegeven als men weet dat hij enkele maanden per jaar het bed deelde met de mooiste en beroemdste vrouw uit de oudheid, het model Laïs, zonder jaloezie over de resterende maanden; want, zoals hij zei: Ik bezit en word niet bezeten door haar. Zedelijkheid was voor hem slechts een conventie, en conventies zijn er om gebroken te worden. Een interessant betoog, met al iets van een Sadiaanse tinge, wordt door athenaeus in de mond gelegd van een zekere Polyarchus, een leerling van Archytas van Tarentum, de wiskundige: ‘Voor mij, heren, is het al lang geleden duidelijk geworden, toen ik mij over deze vraag boog, dat het hele systeem van alle deugden volkomen absurd is, en volslagen vijandig aan de bedoelingen van de natuur. Want als wij de natuur zelf laten spreken, gebiedt zij ons onze genoegens te gehoorzamen, en verklaart zij dat dit de juiste lijn is voor een verstandig man; maar om ze te weerstaan, om de begeerten te onderwerpen, is het kenmerk van iemand die verstandig noch gelukkig is, en die niet het veelzijdige karakter van de menselijke natuur begrijpt. Een sterk bewijs hiervan is het feit dat alle mensen die een voldoende niveau van macht bereikt hebben, zich laten meeslepen door hun lichamelijke genietingen, en deze gang van zaken als het uiteindelijke doel van de macht beschouwen, terwijl ze practisch alle andere zaken van ondergeschikt belang achten, om het eenvoudig uit te drukken. Op heden kan men het geval van de Perzische koningen noemen, en van ieder ander die toevallig aan het hoofd van een aanzienlijke monarchie staat; in vroeger tijden, had je de heersers van Lydië, van de Meden, en nog verder terug, van Assyrië; geen enkele variëteit van het genot lieten zij onbeproefd; integendeel wordt gezegd dat er onder de Perzen beloningen werden uitgeloofd
voor iedereen die een nieuwe genieting kon bedenken; en met recht. Want de menselijke aard is zodanig dat zij spoedig overzadigd is van aangehouden genietingen, ongeacht hoe verfijnd of geperfectionneerd; en aangezien nieuwe dingen een grote kracht hebben om het genot te verhevigen, moeten die bijgevolg niet over het hoofd gezien worden, maar met volle aandacht tegemoet getreden.’ (athenaeus, xii, 545b ev). De consequente ontwikkeling van deze uitgangspunten tot een superfilosofie waarin esthetiek en ethiek hand in hand gaan, vinden we bij de grootste moraalfilosoof aller tijden, d.a.f. de sade (daarnaast een groot humorist en een, in rhetorische zin, uiterst geperfectioneerd schrijver), met modernere aan de leer getrouwe uitwerkingen als van emanuelle arsan. Maar de levensfilosofie die ik uit douglas' geschriften wil destilleren is daarom zo verwarrend, omdat ze zich nauwelijks alleen in bovengenoemde termen laat vangen. Toegegeven, de door douglas gehanteerde standaarden zijn misschien slechts samengestelde, vage en populariserende noties van wat in de volksmond onder hedonisme verstaan wordt, maar toch niet louter zulks: er is nog een bittere onderklank, en een te bewonderen discipline in onthechting waarneembaar in zijn geschriften die zeker niet begrepen kunnen worden in de libertijnse elegantie en verfijning
| |
| |
van de Cyrenaeïsche school, noch in de systematische apatheia van de Stoa. douglas toont zich in mijn ogen veeleer een oprechte cynicus in zijn zelfgenoegzaamheid en eenvoud; de cynici waren wereldburgers zoals douglas er een was, en zij beschouwden de sexuele begeerte als de enige toelaatbare en redelijke begeerte; niet de nomos maar de fusie moest gehoorzaamd worden; ze minachtten filosofie en godsdienst en hadden veel verwantschap met de door douglas zo geprezen latere Sophisten, voor wie zelfmoord geheel aanvaardbaar was. In deze stijl begrijp ik douglas' aggressieve kanten, zijn shockeerpraktijken (de cynici deinsden er niet voor terug in het openbaar geslachtsgemeenschap te oefenen), zijn aangehouden soberheid, gedisciplineerde onthechting (van bezit en familie) en onmiskenbare kracht om teleurstelling, neergang, vernedering en barre omstandigheden te verdragen: onaangedaan zijn eigen maat!
In een perifeer overzicht van stromingen in de Hellenistische filosofie kan men zó ontegenzeggelijk de elementen terugvinden waarop douglas' Hellenic Ideal gebaseerd is, alsook afleiden de door hem toegepaste gedragsregels die nog meer uit zijn eclectische rhetorische stijl en veelbetekenende verzwijgingen spreken dan uit de expliciet geciteerde beschouwingen over het onderwerp. Misschien filosofisch geen hechte theorie, of van het hoogste niveau, maar bewonderenswaardig consequent en in zijn heterogeniteit Hellenistisch bij uitstek, en als gedragsleer zo oprecht als maar kan zijn, want cynisme en hedonisme blijven de enige betrouwbare houding voor de vrije en ontwikkelde burger. En in zijn afgebetenheid is het juist de verve en bravoure waarmee deze opvattingen uitgedrukt worden die aan douglas' geschriften de uiterst genietbare en unieke kracht en qualiteit geven van de lievelingsauteur. (Een land zonder keldercultuur is onbeschaafd! Wat de Italianen nog ontbreekt is een door d'annunzio te schrijven ballade als tegenhanger van Im tiefen Keller sitze ich, bei einem Fasz voll Reben / Und lässe mir von allem Gut das Beste nur mir geben!) (Voortreffelijk!).
Mogen individuele boeken dan wat minder zijn, Looking Back (‘A retrospect of life is a chain, a broken chain, of remembered moments’, id. 330, toegegeven een bagatel) als uitdrukking van zijn eigen leven duidelijk wat minder leuk dan de volkomenheid van holloways biografie, en de sombere prachtvolle melancholie van gissings By the Ionian Sea (1901) onvindbaar in de gissing-navolging die Old Calabria eigenlijk is - toch blijven de Alexandrijnse vignetten en thumb-nail sketches van dat laatste boek stimulerend, zo niet als ‘an entire philosophy of life’, toch zeker als a guide to conduct.
|
|