glad is. Je gaat met het schilderij eigenlijk tegen het kopje in, en omdat het dan op het doek toch weer een echt kopje wordt, heb je gewonnen. Is dat zo of niet?
Nee. Maar ik heb wel altijd gedacht, als je het nou maar zo doet op de manier waarop de leraar het doet, van licht naar donker en zo, dan kom je er veel vlugger uit, dan heb je nooit meer gedonder met schilderen, want dan kan je àlles, als je dat door hebt, dan heb je in één uur een schilderij opgezet, en dan kan je het de volgende keer acheveren. Maar dat heb ik eigenlijk nooit gewild en misschien zie je dát er wel aan, dat ik zelf op een gegeven moment door die verf heen, eruit ben gekomen, want ik kón het helemaal niet in het begin, ik vond het vreselijk moeilijk om te schilderen, ik zat zo te knoeien.
Het had een erg knap effect en dat had ik dan wel onder de knie moeten krijgen maar daar vond ik geen pest aan, dat vond ik eigenlijk stomvervelend. Ik heb toen geprobeerd om m'n eigen dingen maar op m'n eigen manier te doen.
Het is heel moeilijk om met al die dingen die zo onomstotelijk vast staan, om daar mee te leven.
Als alles om me heen werkelijk ongelofelijk mooi zou zijn, ik geloof dat ik dan veel meer zou werken. Ik heb nu meer het gevoel dat ik de boel zelf bij mekaar moet rangeren om iets te maken en dat vind ik niet zo'n prettig gevoel, maar dat zit in deze hele tijd vind ik. Omdat de persoonlijkheid van de dingen zo erg d'r uit gaat, daar word ik zo akelig van. Het lijkt wel of de mensen vroeger, toen ze meer om het bestaan moesten knokken, dat ze toen meer uitdrukking op hun gezicht hadden. Het was misschien helemaal niet zo leuk maar op de een of andere manier heb ik er een binding mee. Je probeert dat ouwe wel te zien, maar je kan het niet meer zien omdat de mensen andere dingen aan het doen zijn. Alsof ze steeds meer met hun hoofd bezig zijn. Zoals vroeger, toen de mensen vreselijk met hun handen moesten werken, zo wou ik dat de mensen nog zouden zijn, zo bezig met dieren, en met bollen, met hun handen in de grond. Terwijl dat nu niet meer denkbaar is.
Als je naar België gaat dan zie je nog arme mensen, of gebrekkige mensen, waarbij je de emoties nog op hun gezichten ziet, terwijl zich dat hier allemaal binnenskamers afspeelt en keurig geregeld is. Ik vind dat je daarbij niet kan schilderen. Ik vind dus dat de schilderkunst eigenlijk is opgehouden. En als ik het nou zeer sterk zou doorvoeren dan zou ik zeggen ik hoef niet meer te schilderen want dat is voorbij. Dat schilderen dat is totaal voorbij. Wat we nu zitten te doen dat is alleen nog maar een heimwee naar het oude en iets bij mekaar zoeken wat nog mooi is. Ik hoef eigenlijk niet meer, maar het vervelende is, ik ben het nou al twintig jaar aan het doen en ik zou het vreselijk vinden als ik het niet meer kon doen omdat het een deel van m'n bestaan is geworden. Als ik niet meer schilder dan ga ik mezelf zo nietig voelen. En ik geloof dat - wat mij nu op de been houdt dat is het contact met de verf en een penseel in m'n hand. Om niet knettergek te worden. Maar ik zie het niet meer als een schilderkunst van - ik zit heel erg aan het oude vast met m'n hersens en ik kom daar niet van los.
Ik weet ook niet of ik mezelf dat ten doel stel om daarvan los te komen. Ik geloof dat een ‘verder’ in deze wereld eigenlijk niet bestaat.
Als er een ‘verder’ is, dan denk ik dat ik dat intuïtief en ook wel bewust, gewoon àfwijs.
Omdat je het karakter en het eigene van iets steeds verder moet gaan zoeken, het lijkt niet meer voor de hand, je moet het achter kasten en huizen en achter deuren gaan zoeken, en daar heb ik zo de pest in want dan raak je steeds meer in de knoei met je eigen hersens eigenlijk.
Ik wil in situaties zijn waarin ik emoties zie.
Omdat het eigenlijk verboden is om je emoties te laten zien en de mensen hun emoties niet meer buitenshuis afreageren. Nou ja het komt er op neer dat het toch wel erg moeilijk is om