| |
| |
| |
Frans van Dooren Giacomo Leopardi en zijn Zibaldone
De Italiaan Giacomo Leopardi is in Nederland vrijwel onbekend. Toch wordt hij in zijn eigen land als schrijver tot de allergrootsten gerekend en heeft zijn roem zich ook buiten Italië alom verbreid: zowel Schopenhauer als Nietzsche bewonderden hem, de eerste op grond van de excellente manier waarop hij aan zijn pessimisme poëtisch vorm gaf, de tweede vooral op grond van de grote stilistische kwaliteiten van zijn proza.
Giacomo Leopardi werd geboren in 1798 in Recanati en stierf - zoals zovele andere romantici op betrekkelijk jeugdige leeftijd - in 1837 in Napels. Wetenschappelijk gezien was hij een wonderkind. Al zeer vroeg begon hij met schrijven, en toen hij achttien jaar oud was, had hij al een groot aantal werken van formaat op zijn naam staan: boeken over astronomie en bijgeloof, vertalingen van klassieke auteurs, beschouwingen over literatuur. In deze vroegste geschriften kwam evenwel meer zijn fabelachtige kennis en eruditie tot uiting dan zijn kunstenaarschap. Aan het eind van zijn adolescentie begon hij steeds sterker zich bewust te worden van zijn fysieke achteruitgang: ‘Door zeven jaar lang als een krankzinnige te studeren, 't zo schreef hij in 1818 aan een vriend, ‘in de periode waarin mijn constitutie zich aan het ontwikkelen was en eigenlijk de nodige hardheid had moeten krijgen, heb ik mijn gezondheid totaal geruïneerd.’ Zijn lichamelijke aftakeling openbaarde zich in een vergroeiing van zijn rug en een algehele misvorming, dingen die nog verergerd werden door een vorm van neurasthenie die hem zijn hele verdere leven zou blijven kwellen. Bovendien werd hij getroffen door oftalmie, waardoor hij tijdelijk moest afzien van de lectuur, die in feite zijn enige ontspanning betekende. Deze schokkende ervaring leidde in 1819 tot een zwarte existentiële crisis, die hem weliswaar niet permanent bleef beheersen, maar die toch mede de basis legde voor zijn diep-pessimistische levensvisie. De erdoor veroorzaakte geestelijke ontreddering bracht in hem een ingrijpende verandering teweeg: van geleerde werd hij dichter en denker, eruditie en wetenschap maakten in hem plaats voor poëzie en filosofie. Alles wat hij daarna schreef, of het nu proza was of poëzie, was literair van zeer grote klasse.
Het meest bekend is Leopardi door zijn gedichten: J.C. Bloem, die zich met hem verwant voelde, noemde hem eens ‘een van de grootste lyrische dichters van alle landen en alle tijden.’ Zijn bundel Canti is een verzameling poëzie, waarvan de geringe omvang omgekeerd evenredig is aan de enorme artistieke betekenis ervan. Stuk voor stuk vinden de Canti hun oorprong in persoonlijke ervaringen, gemoedsstemmingen, dromen en gedachten van de dichter. Ze kenmerken zich door een bizonder subjectieve, emotionele en gevoelige manier van dichten: kortom het is lyriek in optima forma. Hoewel aan de Canti 's dichters pessimistische kijk op het bestaan ten grondslag ligt, is het toch niet zo dat dit op de lezer afstotend werkt. Integendeel. Want voor Leopardi mag dan alles somber en troosteloos zijn, zijn gedichten zijn dat, hoe vreemd het
| |
| |
ook mag klinken, zeker niet. In zijn poëzie hervindt hij zichzelf en komt hij zijn lijden als het ware te boven.
Van Leopardi's talrijke prozawerken zijn er drie zeer de moeite waard. Allereerst wil ik de Operette Morali noemen, een aantal beschouwingen waarin de auteur op aangrijpende wijze zijn filosofische ideeën uiteenzet, subliem van stijl en in hoge mate lyrisch, een ‘chef d'oeuvre’ van de Italiaanse Romantiek. Een tweede werk, dat psychologisch getint is en waarin het gaat ‘over het karakter van de mensen en hun sociale gedragspatroon’, is het boek van de Pensieri (dat binnenkort in een vertaling van mijn hand en voorzien van een uitvoerig nawoord bij de Arbeiderspers verschijnt). En dan is er tot slot nog de Zibaldone, een werk dat in vele opzichten alle andere overtreft.
De Zibaldone is Leopardi's omvangrijke - uit niet minder dan 4526 bladzijden bestaand - intellectueel dagboek dat door hem werd bijgehouden van 1817 tot 1832. Het is geen dagboek in de gebruikelijke zin van het woord: verwijzingen naar uiterlijke gebeurtenissen uit het leven van de schrijver komen er uiterst spaarzaam in voor. Veel meer is het een verzameling aantekeningen, ideeën, gedachten, schetsen etc., door de schrijver genoteerd (en soms uitgewerkt) in de marge van zijn normale literaire bezigheden. De inhoud is zeer gevarieerd, een ‘mer à boire’ voor wie er zich in verdiept. Een deel ervan bestaat uit filologische notities, die getuigen van Leopardi's enorme eruditie en vooral voor specialisten van belang zijn. Maar verreweg het grootste gedeelte wordt gevormd door aantekeningen ‘di carattere filosofico-morale’, zoals een recent tekstbezorger ze noemt. Het zijn wijsgerige bespiegelingen, psychologische observaties, literair-kritische opmerkingen, waarin Leopardi blijk geeft van een buitengewoon originele en zelfstandige manier van denken. De Zibaldone is ondanks zijn geïmproviseerde en vaak onafgewerkte karakter een uiterst boeiend boek. Maar de zwaarte van vele erin aan de orde gestelde problemen vereist een dusdanige concentratie bij het lezen dat geen mens het in één keer kan doorwerken. En als Koos Versteegh gelijk heeft met zijn opmerking dat ‘de slechtste aanbeveling voor een boek is dat men het in één adem uitleest,’ dan kan Leopardi's Zibaldone als een zeer, zeer goed boek beschouwd worden. Wat het trouwens ook is.
Wat hierna volgt, is een kleine selectie uit de Zibaldone. Om een redelijke afwisseling te verkrijgen kon ik alleen maar een keuze maken uit Leopardi's kortere gedachten en ontboezemingen. En dat waren er relatief gezien maar weinig. Met als gevolg dat de meer genuanceerd uitgewerkte betogen (over God en godsdienst, literatuur en kunst, geluk en ongeluk e.d.) door hun te grote lengte helaas niet opgenomen konden worden. Tot slot nog dit: wie meer zou willen lezen uit de Zibaldone, kan ik verwijzen naar de tweedelige integrale editie ervan, verzorgd door Francesco Flora, in de serie I Classici Italiani (Milaan, Mondadori, 1937), of naar de eveneens tweedelige verkorte uitgave in de serie Gli Oscar, verzorgd door Anna Maria Moroni (Milaan, Mondadori, 1972).
| |
Uit de Zibaldone van Giacomo Leopardi
p. 13. Het succes waarmee men iets onder woorden brengt, is heel vaak evenredig aan de nieuwe manier waarop men dat doet. Het zal niet zelden voorkomen dat het normale woordgebruik robuuster, zuiverder en krachtiger is, en dat niettemin juist het feit dat het normaal is, er de kracht en scherpte aan ontneemt. Wanneer de dichter het door andere, minder robuuste en misschien ook minder exacte, maar nieuwe woorden vervangt, zal dat zonder enige twijfel een gunstige uitwerking hebben op de fantasie van de lezer en bij hem het beeld oproepen dat de andere woorden niet zouden hebben kunnen oproepen. En zijn woordgebruik zal inderdaad doeltreffender zijn, niet
| |
| |
op zichzelf genomen, maar door het feit dat het nieuw is.
p. 58. Sinds Homerus is alles geperfectioneerd behalve de poëzie.
p. 59. Nooit heb ik sterker gevoeld dat ik leefde dan wanneer ik liefhad, ook al was voor mij op zo'n moment alles om me heen om zo te zeggen dood. Liefhebben is leven, en de liefde vormt het levensbeginsel van de natuur, zoals de haat het destructieve principe van de dood is. Alles is erop gericht om elkaar lief te hebben, en heel het leven komt daaruit voort. Wanneer men elkaar haat - hoewel vele haatgevoelens uitdrukking zijn van de menselijke natuur -, heeft dat het tegenovergestelde tot gevolg, namelijk dat men elkaar naar het leven staat, en dat ook degene die haat zich opvreet van ergernis en er inwendig aan kapot gaat.
p. 99. Het lijkt absurd, en toch is het een waarheid waaraan niet valt te tornen, dat, gezien het feit dat heel de werkelijkheid een niets is, het enig werkelijke en het enig substantiële de illusies zijn.
p. 112. Geduld is de meest heroïsche deugd juist omdat zij totaal niet heroïsch lijkt.
p. 112. Het grote verschil tussen Petraca en alle andere liefdesdichters, vooral die uit het buitenland, waardoor je alleen bij hem die spontane emotie en persoonlijke ontroering voelt die je de tranen in de ogen doen springen, terwijl geen ander in dezelfde omstandigheden als Petrarca zo op je inwerkt, is gelegen in het feit dat hij zijn hart laat overlopen en de anderen (ook de allergrootsten) het ontleden, en hij het laat spreken en de anderen eróver spreken.
p. 193. Het was een meesterstuk van de natuur om het leven als het ware door de slaap te laten onderbreken. Deze onderbreking is een soort hernieuwing, en het ontwaken is zo iets als een wedergeboorte. Inderdaad heeft ook de dag zijn jeugd etc. Daarbij komt nog de enorme variatie die het gevolg is van deze voortdurende onderbrekingen, die van één enkel leven als het ware vele levens maken. En dat de ene dag losgemaakt wordt van de andere is een uitstekende remedie tegen de eentonigheid van het bestaan, dat immers niet beter afgewisseld en gevarieerd had kunnen worden dan door er als het ware flink wat plaats in in te ruimen voor het tegendeel ervan, dat zo iets is als de dood.
p. 212. Een vrouw (of eventueel een hoveling), die een reiziger iets onplezierigs had mee te delen, vroeg hem: wilt u dat ik eerlijk tegen u ben? Natuurlijk, antwoordde de reiziger, ik heb niets liever; wij reizigers zijn immers voortdurend op zoek naar dingen die zeldzaam zijn.
p. 212. De jonge mensen, waarover ik het had, worden door de overstelpende rijkdom van hun fantasie gekweld, met als gevolg dat ze die, in plaats van er in het wonderbaarlijke naar op zoek te gaan, door het methodische proberen te onderdrukken en in slaap te sussen. Hetzelfde overkomt soms ook volwassenen. Kijk maar naar het karakter van lord Nelvil in de Corinne.
p. 364. Er zijn mensen die het lichtste kwaaltje dat ze oplopen, zwaarder en ernstiger opvatten dan het in feite is. Maar als diezelfde mensen een ziekte krijgen die inderdaad zwaar of zelfs dodelijk is, dan vatten ze die licht of althans minder ernstig op. De reden van die uiteenlopende reacties ligt in de lafheid die hen dwingt tot vrezen wanneer er geen reden tot vrees is, en tot hopen wanneer er geen reden tot hoop is.
p. 527. Als je jong bent vind je het geheel in het niets, als je volwassen bent het niets in het geheel.
| |
| |
p. 931. Voor iemand die op een bepaald moment gebukt gaat onder melancholie of tegenspoed of het besef daarvan, is niets vervelender en ergerniswekkender dan de lichtzinnige en luchthartige toon waarop zijn omgeving zich uit, en vooral de flauwe grappen waarmee de mensen om hem heen zich amuseren. En dat is in nog veel sterkere mate het geval als hij er zelf het middelpunt van vormt, en zeker als hij beleefdheidshalve of om een andere reden verplicht is er persoonlijk aan mee te doen.
p. 1044. Het zich herinneren van een genoegen kun je vergelijken met het hopen erop, en het heeft ongeveer dezelfde uitwerking. Evenals de hoop, zo is ook de herinnering een groter genoegen dan het genoegen zelf. En het is heel wat fijner om terug te denken aan een moment van geluk (dat je wel nooit hebt ervaren, maar uit de verte ervaren lijkt te hebben) dan het in werkelijkheid te genieten, zoals het ook fijner is om erop te hopen, omdat je vanuit de verte het idee hebt dat het je eens ten deel kan vallen. Het ver van iets afstaan is in beide gevallen voor de mens een troost. En zo kun je tenslotte zelfs de conclusie trekken dat de slechtste momenten van het leven in feite juist de momenten van de genoegens of genietingen zijn.
p. 1798. De woorden nacht, nachtelijk etc., de beschrijvingen van de nacht etc. zijn uiterst poëtisch. Want omdat de nacht de dingen in elkaar laat overvloeien, neemt de geest er slechts een vaag, onbestemd en onvolledig beeld van in zich op. En dit geldt zowel voor de nacht zelf als voor alles wat hij omvat. Net zo is het met de woorden duister, diep etc. etc.
p. 1815. De verveling is van alle menselijke gevoelens het meest steriel. Zoals zij de dochter is van de nietswaardigheid, zo is zij ook de moeder van het niets. Want zij is niet alleen op zichzelf steriel, maar maakt ook alles steriel waarmee ze zich vermengt en in aanraking komt.
p. 1840. Zou tegenwoordig een dichter, een romanschrijver etc. die de homoseksualiteit als onderwerp koos of ergens in zijn boek aanhaalde - zoals trouwens iedereen die in een boek van enig niveau het verschijnsel alleen maar durfde te noemen - niet overal in de beschaafde wereld, ook in Frankrijk, zwaar verketterd worden? Maar het volk dat in zuiverheid alle andere overtrof, namelijk het Griekse, introduceerde de homoseksualiteit in haar mythologie (Ganymedes), schreef zeer verfijnde gedichten over dit onderwerp, van vrouw tot vrouw (Sappho), van man tot man (Anacreon) etc. etc., gebruikte het als stof voor retorische of filosofische discussies en verhandelingen (eerste Griekse brief van Fronto), sprak erover in de meest nobele geschiedkundige werken met dezelfde vrijheid als waarmee men spreekt over de liefde tussen man en vrouw etc. Je kunt zelfs stellen dat alle Griekse poëzie, filosofie of filologie die de erotiek betrof, in hoofdzaak op de homeseksualiteit gericht was, omdat bij de Grieken de liefde voor vrouwen juist door haar natuurlijke karakter gezien werd als vulgair en zinnelijk, als laag, platvloers, de poëzie onwaardig etc. Kijk maar naar de Phaedrus en het Symposium van Plato, de Amores van Lucianus etc. Met de hooggeroemde platonische liefde - op zo sublieme wijze in de Phaedrus onder woorden gebracht - wordt in feite niets anders bedoeld dan de homoseksualiteit. Alle edele gevoelens die de liefde bij de Grieken opriep, heel hun gevoelsleven op dat punt, behoort zowel wat hun daden als wat hun geschriften betreft, tot het terrein van de homoseksualiteit, en in de geschriften van vrouwen (zoals in de beroemde fragmentarische ode van Sappho etc.) tot dat van de liefde tussen vrouwen onderling. Je hoeft maar een klein beetje in de Griekse literatuur van Anacreon tot de romanschrijvers thuis te zijn om hierover geen enkele twijfel meer te
koesteren, zoals sommigen wél hebben gedaan. (Brieven van Philostratus, Aristenetus etc.). En Vergilius, die niet alleen als de meest omzichtige van de oude dichters, maar van alle
| |
| |
dichters en zelfs schrijvers te beschouwen is, en in elk geval als de zuiverste en bekoorlijkste auteur die ooit geleefd heeft, uiterst gevoelig, een toonbeeld van verfijning en beschaving in een tijd etc. etc., liet zijn nobele gevoelens uitgaan naar die infame homoseksualiteit, die hij verwerkte in de bewogen episode van Nisus en Euryalus.
p. 2396. Toen men hem vroeg of hij geloofde dat iemands dood ooit werkelijk betreurd was, antwoordde hij bevestigend door met het voorbeeld aan te komen van Bartolommeo Cacciavolpe, die van het vruchtgebruik van diverse bezittingen en van renten en pensioenen geleefd had, maar tot aan zijn nek in de schulden gestorven was.
p. 2484. De Fransen hebben geen poëzie die niet prozaïsch is, en tegenwoordig ook geen proza meer dat niet poëtisch is. Dit feit, dat twee in wezen zeer verschillende manieren van taalgebruik, die allebei de mens van nature eigen zijn, met elkaar versmelten, is zonder meer nadelig voor het juist uitdrukken van onze gedachten en in strijd met de essentie van de menselijke geest. Deze uit zich namelijk nooit in poëtische taal wanneer hij kalm betoogt etc., zoals de Fransen ogenschijnlijk verplicht zijn te doen als ze een proza willen schrijven dat voor hen elegant, snedig, gracieus etc. is.
p. 4041. De mensen zouden gelukkig zijn als ze niet steeds geprobeerd hadden en nog probeerden het te zijn. Zo zouden vele volkeren of landen welvarend en gelukkig zijn (nationaal gezien) als de regering hen niet - overigens met de beste bedoelingen - welvarend en gelukkig probeerde te maken en tot dit doel allerlei middelen gebruikte in zaken waar het enige bruikbare middel is geen middel te gebruiken en de natuur haar gang te laten gaan. Dit kan men bijvoorbeeld zien op het terrein van de handel, die meer profijt oplevert naarmate hij zich vrijer kan ontplooiien en de regering zich er minder mee bemoeit. Hetzelfde geldt voor filosofen etc. Trouwens, het menselijk leven komt overeen met de handel: het is des te welvarender naarmate de mensen, de filosofen etc., zich er minder mee bemoeien, minder naar het geluk ervan streven en meer de natuur haar gang laten gaan.
p. 4068. Extroverte typen schreeuwen van nature, ook wanneer ze moederziel alleen zijn, als ze door een vlieg gestoken worden of een kan water over zich heen krijgen of iets dergelijks; introverte figuren doen, als ze merken dat ze door een of ander onheil getroffen worden, ook in een groot gezelschap geen mond open om zich te beklagen of hulp in te roepen.
p. 4162. Wat is het leven? De reis van een kreupele die met een loodzware last op zijn schouders door zeer steil bergland en uiterst woest, onherbergzaam en moeilijk terrein bij sneeuw, vorst, regen, wind en hitte dag en nacht zonder ooit te rusten steeds maar verder trekt om uiteindelijk aan te komen bij een soort afgrond of kloof waar hij onherroepelijk invalt.
p. 4226. Hierocles maakt in zijn boek De amore fraterno de zeer juiste opmerking dat het menselijk leven is als een voortdurende oorlog, waarin wij door de dingen buiten ons (de natuur en het lot) bestreden worden, terwijl onze broers, zusters, ouders en familieleden voor ons optreden als helpers en bondgenoten etc. En inderdaad herinner ik me dat ik, wanneer ik me ver van mijn familie bevond, ook al bestond mijn omgeving uit personen die mij welgezind waren en ook al had ik geen vijanden, toch leefde in een soort voortdurende angst of benauwenis met betrekking tot de vele onheilen die de mens, zonder dat hij er iets tegen kan doen, boven het hoofd hangen. Ik weet nog hoe ik, wanneer zo'n onheil me trof, onzettend bang werd, totaal van mijn stuk raakte en geestelijk een zware schok kreeg uitsluitend omdat ik de indruk had dat ik me als
| |
| |
eenling temidden van vijanden bevond, dat wil zeggen in de macht van de vijandig gezinde natuur, zonder bondgenoten en ver van de mijnen. En als ik dan weer bij mijn familie terugkwam, verschafte mij dat duidelijk een intens gevoel van zekerheid, gemoedsrust en geestelijke kalmte tegenover de gedachten en verwachtingen die in mij opwelden, en de tegenslagen en ziekten die mij troffen.
p. 4417. Levensherinneringen - Geluk dat ik heb gevoeld op de momenten dat ik aan het schrijven was, de beste momenten die ik in mijn leven heb meegemaakt en die wat mij betreft zouden mogen voortduren zolang ik leef. De dagen die verstreken zonder dat ik het merkte, de uren die om leken te vliegen en het gemak waarmee ik zelf, dikwijls tot mijn eigen verbazing, de tijd doorkwam. - Plezier, enthousiasme en wedijver bij mij teweeggebracht in mijn vroegste jeugd door het stoeien en spelen met mijn broertjes, waarbij we gewoon waren onszelf in lichaamskracht met elkaar te meten. Enige tijd was het uit mijn gezichtsveld verdwenen, dat kleine sprankeltje roem waarnaar ik met mijn normale studies steeds met zoveel gretigheid op zoek was.
p. 4418. Voor iemand met een sensibele geest en een rijke verbeeldingskracht, die leeft zoals ik lange tijd geleefd heb, voortdurend beheerst door gevoelens en fantasieën, zijn de wereld en de dingen als het ware tweeledig. Hij zal met zijn ogen een toren, een landschap zien; hij zal met zijn oren het geluid van een klok horen; en op hetzelfde moment zal hij in zijn verbeelding een andere toren, een ander landschap zien, en een ander geluid horen. In deze tweede categorie ligt alles besloten wat de wereld aan schoonheid en bekoring bezit. Triest is het leven (en helaas is zo het leven in het algemeen) dat niets ziet, niets hoort en niets voelt dan de dingen in hun directe verschijningsvorm, dus alleen die dingen die door de ogen, de oren en de andere zintuigen worden waargenomen.
| |
| |
p. 4421. Op mijn eenzame wandelingen door de stad pleegt het zien van het interieur van de kamers, waar ik door de open ramen vanaf de straat inkijk, altijd heel plezierige gewaarwordingen en schitterende beelden bij mij op te roepen. Maar die kamers zouden niets bij mij oproepen als ik ze bekeek terwijl ik er binnen was. In dit geen beeld van het menselijk leven met zijn wisselende situaties, zijn rijkdommen en genoegens?
p. 4423. Ik woon midden in Italië, een gebied met het meest milde klimaat ter wereld; ik ga dagelijks wandelen op tijden dat de temperatuur het fijnst is; ik kies de meest beschutte, gunstige en geschikte plaatsen daarvoor uit; en desondanks overkomt het mij nog geen twee of drie keer per jaar dat ik kan zeggen dat ik volkomen ongestoord kan wandelen, dat wil zeggen zonder enige hinder te ondervinden van warmte, kou, wind, vochtigheid en andere weersomstandigheden. En inderdaad kun je constateren dat een weersgesteldheid die in alle opzichten ideaal genoemd kan worden, zo iets zeldzaams is dat iedereen, ook in de mooiste jaargetijden, als het ware van nature geneigd is uit te roepen: Wat een lekker weer! Wat een heerlijke temperatuur! Fijn om te wandelen! Waarmee men dan zijn verbazing uitdrukt over iets dat als het ware een vreemde uitzondering vormt, terwijl het toch eigenlijk, voor zover ik het kan bekijken, regel zou moeten zijn, althans zeker in onze streken. Demonstreert de natuur hiermee niet hoe verschrikkelijk goedgunstig en zorgzaam zij is ten opzichte van al wat leeft?
p. 4503. Hoeveel iemand ook heeft gelezen, het is haast uitgesloten dat hij, wanneer hem een bepaald idee invalt, kan denken dat het van hemzelf is en niet van anderen, dat hij het kan toeschrijven aan zijn eigen verstand en fantasie, terwijl het alleen maar aan de herinnering toebehoort. Dergelijke invallen gaan gepaard met een bepaalde sensatie die de oorspronkelijke ideeën onderscheidt van de andere. En de gedachte, die de sensatie van oorspronkelijkheid oproept, zal met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nooit als zodanig door iemand zijn opgevat en een persoonlijk en nieuw stempel dragen. Ik bedoel, niet wat de inhoud maar wat de vorm betreft, want meer kan men niet eisen. Het is immers een bekend feit dat het nieuwe van de gedachten van de meest oorspronkelijke schrijvers en denkers ligt in de vorm die zij er aan geven.
|
|