Maatstaf. Jaargang 24(1976)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Tymen Trolsky Gedichten Op een tijgervel Op de kleden in de gangen lag 'n weinig geurloos licht. De muren waren hoog, beplakt met ouderwets behang. ‘Ze ligt op deze kamer,’ zei De Moeder, halfweg de gang. Ik gaf 't geld, zij mij de sleutel. De deur viel dicht. Ze lag daar op 'n tijgervel, bruin en naakt en spichtig en toonde mij d'r jonge lichaam, bevend en serviel. D'r ogen blonken donker, werden bang en schichtig toen ik ontroerd d'r leden streelde, tenger en fragiel. Voordat ik ging, heb ik dr' éénmaal, zácht, omzichtig, nog gekust, terwijl mij heimwee naar Aliesje overviel. Spijt Zal ik dat bruin, Afghaanse jasje voor je kopen, voldoen aan 't verlangen dat jou steeds vervulde? 't Zal de geur bewaren die jou steeds omhulde, ben ik alleen, ik kan 't om m'n kussen knopen. Ik blijf maar voor de winkel heen en weder lopen, bereken - stak mij al te vaak voor jou in schulden -: ik behoef, gezien de prijs van amper vijftig gulden, m'n pen slechts in de inkt voor één gedicht te dopen. 't Slot klikt zacht, de kledingwinkel wordt gesloten. Zonder jasje sta ik met wat guldens in m'n poten. Zo was 't immer. Laf ben ik daar ik in beven, naast de wrede daden die ik heb bedreven, aan m'n felste liefde nooit heb toegegeven: aan die voor jou, en 'n verboden liefdesleven. Vorige Volgende