Henriëtte Roland Holst Twee brieven
I Aan Henk Sneevliet
Laren 22 December (1917)
Wat trof dat prachtig, beste Henk, dat je brief van 12 Sept. met de memorie van den officier, mij juist bereikte drie dagen eer wij, den 13den, onze protestvergadering hielden in Amsterdam over ‘het ontslag van Baars en de vervolging van Sneevliet’. Nu had ik door jou uitstekend materiaal, en was ook op de hoogte van 't geen nog komt. We hadden natuurlijk wel in de groote bladen telegrammen gehad over het proces en de uitspraak, maar de ware beteekenis van deze laatste was ons ontgaan, zoodat wij dachten dat de zaak uit was. De memorie gaf mij natuurlijk een krachtige afstraffing in den mond van de fielt, die door zijn gemeene voorstelling tegen den officier alles wat hij kon heeft gedaan om je de kast in te doen draaien. Wie is die sinjeur? Koperberg? Ik ben benieuwd wanneer de zaak nu in tweede instantie voorkomt, en nog veel benieuwder hoe je er afkomt. Het spreekt van zelf dat je die verklaring niet kan teekenen, die de Handelsvereeniging vroeg. Het was voor mij een tegenvaller, dat je de positie van de Spoorwegvereeniging als zoo weinig vast beschouwt, ik had mij verheugd dat je nu een baantje had dat, ofschoon slecht betalend, je toch satisfaktie gaf.
Maar hoe dat nu alles zal gaan dat moeten we maar rustig aan de toekomst en aan den ‘God’ der revolutionairen overlaten. Misschien komt alles wel veel beter terecht dan 't nu schijnt. Het voornaamste is, dat je je in deze heele zaak patent hebt gehouden. Waar in de laatste drie ½ jaar zoo veel van hen, waar we op bouwden als op rotsen, ons in de steek hebben gelaten, is 't prettig als je vertrouwen ook eens niet wordt beschaamd. Jij was, met Trotzki, een dergenen, waar ik tegen vele mijner politieke en ook persoonlijke vrienden in, vast op bouwde. En naar blijkt te recht... Misschien gaat 't jou ook wel als Trotzki, en wordt je, aan 't einde van ballingschap, plotseling minister van buitenlandse zaken in een ministerie-Wijnkoop!
Dat Bet de school kan volhouden en daarmee voor haar en de jongens de kost ophalen, is in deze omstandigheden een heele rust voor jou. Van spoedige terugkeer naar Holland geloof ik nog niets, ook voor haar niet, of er moest, wat mij tamelijk onwaarschijnlijk voorkomt, nog dezen winter een algemeene vrede komen. Duurt de oorlog voort, dan zal de vaart op Indië wel gestremd blijven, en de weg over Amerika is alleen mogelijk voor rijkaards of goevernements-ambtenaren. -
De vooruitzichten op een baantje hier zullen denk ik door je indisch proces er niet beter op worden, althans op een baantje in de burgerlijke maatschappij. Een werkkring in de beweging? Ik heb dezer dagen vaak aan je gedacht, nu er moeite gedaan wordt een fondsje bijeen te brengen om L. de Visser propagandist te maken (wat ook wel zal lukken). Hoe veel liever had ik jou dat gegund dan hem, en hoeveel liever jou propaganda aan de arbeiders dan de krachtfrazes van dien wel energieken,