| |
| |
| |
Portfolio Vladimír Suchánek
Door Leo van Maris
Toen Vladimír Suchánek voor het eerst de Nationale Galerie in Praag binnenging, was hij 18 jaar. Hij kon toen goed tekenen, maar zag dat alleen als het zonder problemen vastleggen van de werkelijkheid. Dit bezoek was dan ook practisch zijn eerste kennismaking met het verschijnsel kunst en in ieder geval met het verschijnsel tentoonstellingen. Nu bezit diezelfde Nationale Galerie een aanzienlijke collectie van zijn werk. Een museumbezoek heeft soms gevolgen.
Suchánek is in 1933 geboren in Nové Mesto nad Metují, een stadje in het noordoosten van Bohemen, zo'n 150 km van Praag. Het is een streek van oude tradities, waar het ambacht in hoog aanzien staat. Tot zijn 10e jaar woont hij in een klein dorpje waar zijn vader onderwijzer is. De hele school bestond uit één klas. Van zijn 11e tot zijn 18e volgt hij het gymnasium in zijn geboorteplaats Nové Mesto. Zijn grote belangstelling in die dagen is de muziek. Hij speelt goed saxofoon en klarinet en het muziekkorps waar hij lid van is, treedt op bij bruiloften en begrafenissen en alle andere gelegenheden waarbij muziek wordt gewenst. Later realiseert Suchánek zich dat hij toen de mensen goed heeft leren kennen, kijkend naar hun vrolijkheid, hun droefheid en hun dronkenschap. Hij ziet de na-oorlogse jaren nog steeds als een goudmijn vol gevoelens en ervaringen. Uiteraard heeft hij in zijn jeugd, in boeken en tijdschriften, wel wat prenten en reproducties gezien, maar niet veel. Zo herinnert hij zich illustraties uit kinderboeken, Jugendstil-achtig, die hem wel bevielen. Maar die voorkeur bleef wat sluimeren: Jugendstil was decadent en dus slecht. Ook de kennismaking, later, met de Tsjechische schilder Jan Preisler (1872-1918) was interessant. Nu realiseert hij zich dat het ook daar de Jugendstil-atmosfeer was die hem aantrok. Maar erkenning van die interesse komt pas in de 60-er jaren. Verder verbaast hij zich er nog steeds over dat het dorpje waar hij tot zijn tiende woonde, vlak bij Opocno lag, de geboorteplaats van de schilder Kupka. Hij wist daar niets van en was jarenlang zelfs niet van het bestaan van Kupka op de hoogte. Van Mucha had hij wel eens iets gezien, maar ook niet meer dan dat.
In 1951 gaat hij naar Praag en werkt daar op de constructieafdeling van een vliegtuigfabriek. 's Avonds volgt hij cursussen tekenen, loopt tentoonstellingen af en doorkruist weinig systematisch de bibliotheek, op zoek naar kunst. Het wordt hem steeds duidelijker welke kant hij uit wil. Van 1952 tot 1954 studeert hij aan de pedagogische faculteit van de Karelsuniversiteit voor tekenleraar. In 1954 wordt hij toegelaten tot de Academie voor Beeldende Kunsten, waar hij in 1960 zijn opleiding voltooit. Gevraagd naar zijn herinneringen aan die Academie-tijd, staat hij daar met wat gemengde gevoelens tegenover. Hij heeft tijdens zijn studie veel practische ervaring opgedaan en hij heeft daar ook een grote achterstand ingehaald. Veel heeft hij te danken aan zijn leermeester prof. Vladimír Silovsky, een stimulerende persoonlijkheid die zijn studenten een grote vrijheid liet. Anderzijds vindt hij het jammer dat op de Academie de moderne kunst ophield bij het cubisme. Praag bezit een groot aantal Picasso's uit de cubistische periode en het cubisme heeft op de Tsjechische kunst van het begin van de eeuw een grote invloed gehad. Maar Suchánek heeft zich er nooit toe aangetrokken gevoeld. Zelf maakt hij in die tijd lino's, houtsneden en vooral gewassen tekeningen. Het zijn meestal landschappen en ge-
| |
| |
Décolleté 1971
| |
| |
Hommage aan N. Copernicus 1971
| |
| |
Paar I 1971
| |
| |
Eterna 1973
| |
| |
Vriendschappelijk gesprek 1973
| |
| |
Voorjaarsstoel 1973
| |
| |
Koorddanseres 1975
| |
| |
Hommage aan Kamil Lhoták 1975
Omslag: Eva's stilleven 1976
| |
| |
zichten op de periferie van de stad die hij op deze wijze vastlegt. Hij ontdekt Jongkind en heeft voor zijn werk een grote bewondering. Op de vraag welke kunstenaars hij in zijn Academie-tijd verder bewonderde, aarzelt hij wat. Alles is sindsdien sterk veranderd en zijn voorkeuren van toen zien er nu weer heel anders uit. Toch komen er wat namen tevoorschijn: de tekeningen van Hans Holbein en van Rembrandt, Edvard Munch, Toulouse-Lautrec, Van Gogh, Käthe Kollwitz. Voor zijn examen in 1960 maakt hij een grafische cyclus van expressief-psychologische kinderportretten.
Hij heeft die portretten getekend in het kindertehuis waar zijn vrouw werkt. Van 1960 tot 1965 woont hij in Marianské Lázne, bij ons beter bekend als Marienbad. Het is een tijd van zoeken en experimenteren en dus ook een tijd van vergissingen. Hij werkt in ‘gemengde techniek’ en maakt collages, abstracte grafiek, monotypes, enz. Ook ontwerpt hij veel gebruiksgrafiek. In 1965 verhuist hij weer naar Praag, waar hij tot op heden woont. De twee jaar die volgen zijn een voortzetting van zijn tijd in Marienbad. In 1967 komt dan de grote doorbraak: hij koopt een litho-pers en begint het avontuur met de stenen dat nog steeds voortduurt. Zijn allereerste litho's doen in vergelijking met de latere wat chaotisch aan: kleur en vorm, het heeft iets van een uitbarsting. Het lijkt of Cobra ook in Tsjechoslowakije een klap heeft uitgedeeld. Maar zijn werk krijgt snel meer vorm, het wordt in zekere zin ook eenvoudiger, ‘meer over minder’, en al spoedig ontstaat wat men niet anders dan de typische Suchánek-stijl kan noemen. Zoals bekend heeft het spreken met kunstenaars over hun werk vaak iets moeizaams, voor beide partijen. Toen Isidora Duncan eens gevraagd werd wat zij met een bepaalde dans precies wilde uitdrukken, antwoordde zij dat ze de dans niet had hoeven uitvoeren, als ze dat kon zeggen. Maar via de omweg van Suchánek's ideeën over de kunst die hem boeit, komen we toch wel iets te weten van wat hij zelf wil. Hij heeft een voorkeur voor werk waarin gevoel en spanning te vinden is en waarin men het handschrift van de auteur kan herkennen. Er moet niet teveel in gezegd worden, de beschouwer van het werk moet de ruimte houden voor een eigen interpretatie, het werk moest iets geheimzinnigs hebben. Ook voor Suchánek zelf blijft er een moment van geheim in zijn bladen. Hij ziet zijn werk niet als het resultaat van een automatisme, maar toch ook niet als iets dat geheel bewust tot stand komt.
Het geheimzinnige in zijn werk is ook voor hem interessant. Verder zoekt hij naar wat humor, ironie, critiek en houdt hij van spel, van een beetje bizarre poëzie, van een erotisch element en van zowel van de schoonheid op zich, als van schoonheid die wrijvingen veroorzaakt. Hij is ervan overtuigd dat zijn techniek invloed heeft op zijn stijl en thema's, en omgekeerd. Het is een techniek waarin veel met halftonen wordt gewerkt en waarin de kleur wordt gebruikt om te vervloeien als het licht. Nooit worden vlakken ‘ingekleurd’: de vervloeiende kleur is steeds een autonoom element van de compositie. Zelf ziet hij zijn techniek in het verlengde liggen van zijn eerdere gewassen tekeningen. Bovendien biedt de techniek van de litho hem alle ruimte voor experimenten. Hij heeft niet het idee dat er voorlopig een einde zal komen aan het verkennen van het materiaal en aan het vinden van nieuwe mogelijkheden. De ambachtelijke kant van het drukken trekt hem aan: hij geeft daarvan niets uit handen, zelfs niet het slijpen van de stenen.
Voor de litho-druk zijn alleen een bepaald soort kalkstenen geschikt. Nadat de steen volkomen vlak is geschuurd, wordt de oppervlakte met behulp van zand korrelig gemaakt. Dan kan de voorstelling worden opgebracht. Dit gebeurt nog niet met de inkt waarmee wordt gedrukt, maar met een speciale zwarte inkt (de zg. tusche) of met zwart vetkrijt. Als de tekening klaar is, wordt de steen met zuur en arabische gom behandeld. De zwarte kleur verdwijnt dan, maar op de plaatsen waar de steen zwart was, blijft hij vet. De voorstelling
| |
| |
blijft zo bewaard. Daarna wordt de steen met water nat gemaakt. Maar de ‘voorstelling’ is waterafstotend: daar blijft de steen dus droog. Pas dan wordt de drukinkt van de gewenste kleur opgebracht. Dit gebeurt met behulp van een uit leer vervaardigde handrol. De inkt hecht zich op de droge plaatsen en volgt daarmee precies de aangebrachte voorstelling. De natte gedeelten van de steen nemen geen drukinkt op. De prent kan nu worden gedrukt. Doordat de voorstelling ín de steen is gedrongen, kan het drukprocédé vele malen worden herhaald. De prenten worden met een handpers gedrukt en voor iedere druk moet de inkt opnieuw met de rol op de steen worden uitgesmeerd. Zo kan er een betrekkelijk grote oplage van vrijwel identieke prenten worden vervaardigd. Dit in tegenstelling met de zg. monotype: daar wordt de voorstelling op bijv. een vlakke metalen plaat getekend en vervolgens afgedrukt. Mèt het afdrukken verdwijnt de voorstelling zelf van de plaat. Men kan wel weer een nieuwe voorstelling maken, maar die zal dan niet identiek zijn aan de eerste. - Het is natuurlijk mogelijk om ook metalen platen de voorstelling te laten ‘vasthouden’. Dit gebeurt in de ets- en graveertechniek. De plaat is dan niet meer vlak. Men spreekt in dat geval van diepdruk. De lithografie is een vlakdrukprocédé. -
Suchánek maakt vaak litho's in drie kleuren. Ieder blad gaat dan drie maal door de pers: voor iedere kleur een aparte drukgang. Wanneer de eerste kleur op de gewenste hoeveelheid bladen papier is afgedrukt, wordt voor de tweede en volgende kleuren het procédé in zijn geheel herhaald. Soms gebruikt Suchánek daarbij verschillende stenen, zoals de meeste lithografen doen, maar hij werkt ook wel met dezelfde steen voor meerdere drukgangen. Zowel bij het tekenen als bij het drukken moet uiterst nauwkeurig worden gewerkt, zodat er geen ongewenste verschuivingen optreden. Om een nieuwe kleur te laten ontstaan, kan men ook twee kleuren over elkaar heen drukken. Dikwijls gebruikt Suchánek bij het drukken ook de gehele steen: in de soms wat grillige omtrek van zijn prenten vinden we de omtrek van zijn stenen terug. Het is zelfs mogelijk te zien dat hij voor een aantal prenten dezelfde steen heeft gebruikt. De hier gegeven beschrijving van het technisch procédé geeft alleen de grote lijnen weer en is dus niet volledig. In iedere fase worden vaak weer speciale middelen toegepast. Zo tekent Suchánek, bij het opbrengen van de voorstelling, met krijt en penselen, maar hij laat soms ook de tusche vrij lopen, schraapt met een metalen pen in de steen, blaast met een rietje de kleine inktbolletjes in het rond en heeft zelfs - voor de litho Décolleté - wel eens een stuk vitrage gebruikt.
Het is moeilijk voor te stellen dat iemand voor het maken van zijn schetsen liever op steen werkt dan op papier. Toch is dat voor Suchánek letterlijk waar. Toen hij in 1972 de opdracht kreeg voor een wandschildering van 3 × 5 meter, maakte hij eerst wat schetsen op papier, die hij vervolgens als vergissingen beschouwde. Het eigenlijke ontwerp kwam pas tot stand toen hij een litho maakte!
Ook wanneer de litho's het einddoel zijn, houdt hij niet van voorstudies. Hij tekent direct op de steen. Zijn uiteindelijke keuze voor de lithografie brengt hij ook nog met een jeugdherinnering in verband. Toen hij in Nové Mesto op school ging, was hij zeer gefascineerd door de oude steendrukkerij - de eerste in Bohemen - die daar gevestigd was.
Hoewel de litho zijn voorkeur heeft, aanvaardt hij soms ook opdrachten voor ander werk. Zo heeft hij, behalve de al genoemde muurschildering, in 1974 een ceramische wand ontworpen en mee helpen uitvoeren. Hij maakt wandkleden die volgens een speciale techniek worden uitgevoerd: daarbij werkt hij zelf ook in de fabriek. Affiches - onlangs nog voor ‘De Meeuw’ van Tsjechow -, illustraties en lay-out van boeken, vignetten: men kan ervoor bij Suchánek terecht. Zijn vignet Bud' fit (‘trim u fit’) is in een prijsvraag met de eerste prijs bekroond. Maar het blijven excur- | |
| |
sies: in de lithografie voelt hij zich het meest vrij. Daarin heeft hij het meeste te zeggen. Zelf heeft Suchánek al een aantal elementen uit zijn werk aangegeven. Wanneer men zijn bladen bekijkt, valt direct op dat er voor het zweven zo'n belangrijke plaats wordt ingeruimd: het vindt plaats in de droom, maar ook in de werkelijkheid van bijv. het circus, waar de hogeschoolrijdster en de koorddanseres te zien zijn. Het zweven in het circus is trouwens een traditie in de beeldende kunst. Goya, Chagall, Picasso, de Tsjech Frantisek Tichy: steeds meer namen duiken op. Suchánek heeft zelfs een serie van vijf prenten gewijd aan de levitatie, zoals bekend een spiritistisch verschijnsel. Het zweven geeft steeds de indruk aan tijd te zijn gebonden, het kan niet eeuwig voortduren, het is geen stabiele toestand. Maar niet alleen speelt de tijd een belangrijke rol bij het zweven, ook wordt de mens in een grenssituatie voorgesteld: hij staat in zekere zin op het toppunt van zijn kunnen, een situatie waarin hij risico's loopt. Spanning, onzekerheid, humor en poëzie, het is er allemaal te vinden. In de droom wordt bij Suchánek eveneens veel gezweefd: de mens is er vrijer, maar ook dat duurt maar kort. Ook daar kan men niet blijven. De realiteit kan ieder ogenblik weer dóórbreken. Het zweven kan
ook de kant van een vlucht, van het verdwijnen uitgaan. En de Hommage aan Copernicus suggereert het zweven van de ruimtevaart. Het zijn trouwens niet alleen mensen die zweven, ook voorwerpen, zoals tafelkleden, doen het. Soms bevindt zich iets op het zwevende kleed, soms niet. Een enkele keer is een doek vermoedelijk net ‘neergezweefd’, zoals op de Voorjaarsstoel en de Hommage aan Kamil Lhoták. Geeft Suchánek werk ons hierdoor een sterke suggestie van tijd, ook aan de ruimte wordt in het werk veel aandacht besteed. Het gaat om een ruimte waarin het verblijf dus aan tijd is gebonden, en die ruimte wordt op verschillende manieren geconstitueerd. Vaak geeft een horizon een suggestie van oneindigheid, van een ontsnappingsmoge- | |
| |
lijkheid uit de situatie zoals die wordt voorgesteld. Soms ook heeft men de indruk te zijn opgesloten, gevangen in een cirkel of in een afgesloten ruimte. Ook de veel voorkomende spiegels dragen bij tot de ruimte-beleving. Zou men er zichzelf in kunnen zien, kan men er doorheen kijken? Af en toe heeft men de indruk door een microscoop te kijken, dan weer zijn het eigenlijk geen spiegels, maar ramen, patrijspoorten of medaillons. Van de grote donkere cirkel achter de Koorddanseres gaat een sterke ruimtewerking uit. Vaak wordt men zich van de ruimte op de prenten zo sterk bewust, omdat verwezen wordt naar ruimtes erbuiten.
Er zijn maar weinig prenten waarop meer dan één mens wordt afgebeeld, en als dat gebeurt, ziet het er niet bepaald prettig uit. Vriendschappelijk gesprek toont ons twee personen, opgesloten in hun eigen nisjes, pratend en bewegend, meer kikker dan mens en lichamelijk uiteenvallend. Ook de enkele Paren die Suchánek heeft uitgebeeld doen niet hoopvol aan. Uit de gezichten op Eterna spreekt angst en benauwdheid. De geheimzinnigheid van één persoon en zijn relatie tot de beschouwer is Suchánek kennelijk meestal voldoende. Typische motieven zijn verder waaiers, vleugels en tafels. Men kan ook de suggestie aantreffen van een oerstof die uitwaaiert, bijv. vanuit een slakkenhuis. Suchánek's perfecte techniek stelt hem in staat dit soort suggesties ook tot in alle finesses neer te zetten. Wanneer iemand iets te zeggen heeft en zijn techniek goed beheerst, wordt de vaak gehoorde tegenstelling tussen inspiratie en techniek volstrekt onbegrijpelijk: het technisch kunnen geeft de gelegenheid alles wat men wil tot in de fijnste nuances over te brengen.
Suchánek's bladen zijn adembenemend mooi gedrukt, daar kan geen twijfel over bestaan. Hij staat los van ieder academisme, van iedere conventie. Zijn kunst is vrij en verkent de relatie van de mens tot tijd en ruimte. Critici hebben het vaak moeilijk hem bij een bepaalde stijlrichting in te delen. Ook in Tsjechoslowa- | |
| |
kije, waar men veel grafiek van zeer hoog niveau kan aantreffen, behoort hij niet tot een groep of stroming. Toen Suchánek in 1974 voor het eerst in Nederland exposeerde, schreef Frans Duister dat hij internationaal op weg was een belangrijk graficus te worden. En inderdaad neemt de belangstelling voor zijn werk nog steeds toe. Het is in ieder geval werk om naar te kijken, méér dan om over te praten.
| |
Litt.
- | Vera Illés, ‘Wij Tsjechen zijn een volk van ambachtslui’, nrc-Handelsblad, 6 april 1974 |
- | Frans Duister, Vladimír Suchñnek, De Tijd, 12 april 1974. |
Vladimír Suchánek heeft studiereizen gemaakt naar Bulgarije, de ddr, de Sowjet-Unie, Italië, Zwitserland, Frankrijk, de Duitse Bondsrepubliek, Polen, België, Nederland en Engeland. Zijn werk is te vinden in de Nationale Galerie in Praag en in vele openbare en particuliere verzamelingen, zowel in als buiten Tsjechoslowakije.
| |
Tentoonstellingen
1957 |
- Nové Mesto nad Metují |
1960 |
- Mariánské Lázne |
1962 |
- Plzen |
|
- As |
1963 |
- Mariánské Lázne |
1969 |
- Praag |
1970 |
- Liberec |
|
- Nové Mesto nad Metují |
|
- Bratislava |
1973 |
- Praag |
1974 |
- Amsterdam |
1975 |
- Kaiserslautern |
1976 |
- Gent |
|
- Antwerpen |
| |
Deelname aan tentoonstellingen
1959 |
- vi. Salon, Praag |
|
- scvu, Karlovy Vary |
1960 |
- F. Chopin in de Tsjechische kunst, Mariánské Lázne |
|
- Josef Sudek in de beeldende kunst, Praag |
|
- 15 jaar cssr, Praag |
1961 |
- F. Chopin in de Tsjechische kunst, Warschau |
|
- scvu, Karlovy Vary |
|
- i. Salon, Karlovy Vary |
|
- i. Festival jonge grafiek, Praag |
|
- Internationale tentoonstelling studenten beeldende kunst, Rome |
|
- Gasten van Hollar, Praag |
1962 |
- scvu, Karlovy Vary en Plzen |
1963 |
- ii. Salon, Karlovy Vary |
1965 |
- Illustraties van de Mladá Fronta, Praag |
|
- scvu, Karlovy Vary |
1966 |
- Tentoonstelling van jonge kunstenaars, Praag |
|
- scvu, Karlovy Vary |
|
- Illustraties van jonge kunstenaars, Praag |
1967 |
- Tentoonstelling van jonge kunstenaars, Praag |
|
- Tekeningen van jonge kunstenaars, Praag |
|
- iii. Salon, Karlovy Vary |
1968 |
- ii. Grafiekbiënnale, Kraków |
|
- Tentoonstelling van jonge kunstenaars, Praag |
|
- i. triënnale van de beeldende kunst, Cheb |
1969 |
- viii. Grafiekbiënnale, Ljubljana |
1970 |
- iii. Grafiekbiënnale, Kraków |
|
- ii. Biennale internationale de l'estampe, Parijs |
|
- ii. British International Print Biennial, Bradford |
|
- Tapiserie Aradecor, Plzen |
|
- 50 e uno grafici cecoslovacchi, Massafra, Italië |
|
- Tekeningen van leden van de grafische vereniging Hollar, Praag |
|
- Hedendaagse Tsjechoslowaakse grafiek, Italië, Brazilië en Libanon |
1971 |
- Kleine grafiek, Praag |
|
- Ledententoonstelling van de grafische |
| |
| |
|
vereniging Hollar, Praag |
|
- Hommage aan A. Senefelder, Praag en Ustí nad Labem |
|
- Premio Internazionale, Biella, Italië |
|
- ix. Grafiekbiënnale, Ljubljana |
|
- i. Grafiekbiënnale, Triëst |
1972 |
- iii. Grafiekbiënnale, Buenos Aires |
|
- iv. Grafiekbiënnale, Kraków |
|
- Moderne Tsjechoslowaakse Grafiek, Milaan |
|
- Moderne Tsjechoslowaakse grafiek, Münster |
|
- Nicolaus Copernicus, Kraków |
|
- Vijf Tsjechen, Bremen-Huchting |
|
- Nieuwjaarsprenten van Tsjechische beeldende kunstenaars, Bratislava |
1973 |
- x. Grafiekbiënnale, Ljubljana |
|
- Premio Internazionale, Biella, Italië |
|
- Exhibition Pratt Graphics Center, New York |
|
- Tsjechische grafiek, Fribourg, Zwitserland |
1974 |
- v. Grafiekbiënnale, Kraków |
|
- iii. Grafiekbiënnale, Frechen, West-Duitsland |
|
- i. Grafiekbiënnale, Segovia |
|
- ii. Grafiekbiënnale, Triëst |
|
- iv. Internationale tentoonstelling van tekeningen, Rijeka, Joegoslavië |
|
- ‘Moederschap’, Praag |
1975 |
- ii. Miami Graphics Biennial, Florida |
|
- Tsjechische grafiek, Mainz |
|
- Hedendaagse Tsjechoslowaakse grafische kunst, Deurne, België |
|
- 30 jaar cssr, Praag |
1976 |
- Tsjechische grafiek, Leverkusen |
|
- Hedendaagse Tsjechische grafiek, Boechout, België |
|
- De vrouw in de beeldende kunst, Praag |
|
- Tsjechoslowaakse Ex Libris, Moskou |
|
- Rassegna di Grafica contemporanea cecoslovaccha, Rome en Orvieto |
| |
Prijzen
- | Ereprijs voor grafiek ‘15 jaar cssr’, 1960 |
- | 2e prijs voor grafiek, i. Triënnale Cheb, 1968 |
- | Gouden medaille, ii. Grafiekbiënnale Triëst, 1974 |
- | Ereprijs voor grafiek ‘30 jaar cssr’, 1975 |
|
|