| |
| |
| |
Martialis Epigrammen
Vertaald door E.B. de Bruyn
Huwelijksvoorwaarden
Sila wil mij tot elke prijs
maar 'k moet het schepsel niet, ik ging
Toen ze aandrong zei ik: ‘Kort en goed,
verneem nu míjn bescheiden eis
Breng een miljoen als bruidsschat aan,
Verwacht ook in de bruidsnacht niet
Ik pleeg te slapen met wie 'k wil
ik naai - en jij je houdt je koest -
Mocht ik 'r willen, stuur me dan
ik kan er voor variatie wel
Onder je ogen zoent me een knaap
een slaaf van mij, ook wel van jou
| |
| |
Aan tafel lig je veilig ver
raak me met niets van jou, ook niet
Kus me alleen als ik het zeg
niet als getrouwde vrouw maar als
Als je dit aankunt en indien
dan vind je, Sila, in mij de man
| |
Noblesse oblige
Jij houdt teveel ervan om 's nachts te zuipen.
- Nou ja, ook Cato deed teveel daaraan.
Apollo jaagt jouw poëzie de stuipen
op 't lijf. - Een Cicero heeft dat bestaan.
Jij eet en drinkt teveel en slaat aan 't braken.
- Men wreef dat iemand als Antonius aan.
Je zwelgt in twijfelachtige vermaken.
- Heeft niet Apicius dat ook gedaan?
En, Gaurus, dat je zuigt op elke stijve lat,
van welk beroemd man heb je dat?
| |
Kiespijn
Lupercus heeft een meisje
Wat hij gebruikt van 't sijsje
't is een van die die van geen kunstje vies zijn.
Hij kwam, klaagt hij, in weken
niet éénmaal bij haar klaar.
‘Hoezo dan? Had ze streken?’
Geen streken, zegt hij, maar
| |
| |
| |
Standje
Bij oude vrouwen krijg je een stans,
Je danst alleen een dodendans,
Jouw stuk is stapel, ga maar na,
je kunt het wel bij grootmama,
| |
Ware liefde
Wanneer je rimpelhand me stoort
en friemelt aan mijn lul-in-ruste,
is 't, Phyllis, of je mij vermoordt,
ik moet het niet, beheers je lusten.
Ik bén je muisje niet, je schat,
je vent, het licht niet van je ogen.
'k Heb tien uur nodig eer ik wat
bekom en weer wat zal vermogen.
De ware liefde is méér dan gijn.
Jij weet dat niet maar 'k zal 't je leren.
Hoor wat de juiste knepen zijn
een knaap als mij te stimuleren.
Zeg slechts: ‘ik zal je uit de hand
zó honderdduizend gulden geven,
en dan wat bunders vruchtbaar land
en ook een rente voor het leven.
Je krijgt nog slaven en een huis,
met meubels, wijn en gouden vaten.’ -
Phyllis, hou nou je hand maar thuis,
ik voel al wat, alleen van 't praten.
| |
| |
| |
Gratis zoenen
Wie jullie zegt je gratis héél te geven
is, meisjes, al te groen of al te wijs.
Geef niks voor niks tenzij misschien een zoen,
dat brengt soms in de brouwerij weer leven.
Maar Aegle, uitgeslapen lustvrekkin,
heeft voor haar zoenen ook een vaste prijs.
Wat brengt dat zoenen, welverkocht, dan in?
Nu, soms meer dan een liter fijne odeur
of 'n achttal schijven van de nieuwe keur.
Voor zulk tarief zoent ze eerlijk en sonoor,
haar lippen laten tanden door.
Op één punt evenwel is ze vrijgevig,
wanneer ze 't naamlijk met een grietje flikt.
Wie gratis nimmer zoent die likt dan hevig
en komt zo gauw niet (gratis) uitgelikt.
| |
Romance
Ze kwamen getwee in het morgenuur
om ieder Phyllis te neuken
maar vochten om voorrang met broederlijk vuur
als twee chef-koks in één keuken.
Doch spiernaakte Phyllis verzoende ze vlug
door zich allebei saam te beloven.
Ze legde de ene plat op zijn rug
en zette zich schrijlings erboven.
Voor de ander was dit attractie genoeg
en beiden rammeiden om 't even,
de ene peilde het ruim van de boeg,
de ander de achtersteven.
| |
| |
| |
Wijze raad
Hyllus, m'n jongen, kom eens hier.
Ik weet, jij gaat naar bed
met de vrouw van 'n hogere officier
en denkt: dat is kinderpret
en op kinderpret volgt kinderstraf
en op meer komt het niet te staan.
Ik zeg je: blijf van die mokkel af
want je ballen gaan eraan!
Dat is erger dan een stuk in je reet.
Maar jij bent erop gevat:
‘dat mag niet meer bij staatsdecreet!’
Maar wat jij doet, mag dat?
| |
Zelfkennis
Waarom ik, Galla, jou niet trouw?
Mijn griffel neemt het niet zo nauw
en griffelt graag - verkeerd.
| |
Bazaar
In jouw winkel van Sinkel was alles te koop,
toga's en mantels, peper en stroop,
zilver en wierook en edelsteen -
maar alles ging steeds met de koper heen.
Daarom was je beste artikel je vrouw,
die kon je verkopen zo dikwijls je wou.
Ze liet haar verkoper nooit in de steek
en herstelde constant de balans van de week.
| |
| |
| |
De antieke pil
Waarom jouw Gellia voortaan
alleen eunuchen om zich duldt?
Zo kan de kruik te water gaan
ook zonder dat zij wordt gevuld.
| |
De nieuwe kok
De knapste van zijn jonge slaven
met prachtig haar, zwart als de raven,
heeft Cinna tot zijn kok benoemd.
Waarom? Hij heeft het niet verbloemd:
die wijze Cinna, snap je,
houdt van een lekker hapje.
| |
Akkoord
‘Die éne knul die mag me naaien,
niet?’ vroeg me laatst m'n eigen vrouw.
Ik zei: ‘Akkoord m'n schat. Maar 'k sla je
vooraf je ogen bont en blauw,
| |
| |
| |
Naberouw
Je vindt het heerlijk, Papilus, dat men je perforeert
maar, eenmaal goed geperforeerd, betreur je 't als verkeerd.
Als wat je wenst dat je geschiedt deskundig is gebeurd,
hoe komt het dan dat jij je wens, zojuist vervuld, betreurt?
Berouwt je de manier waarop je jeuk en geilheid schuurt?
Of heb je, Papilus, maar spijt dat het niet langer duurt?
| |
Roes
Lyris wil weten wat ze, dronken, doet.
Nou, nuchter zuigt ze al maar dán voorgoed.
| |
Wensdroom
Zou 't me gegeven zijn een wens vervuld te zien
ziehier dan, Flaccus, wat voor knaap ik mij zou wensen.
Hij moet geboren zijn - geen landstreek is misschien
tot wellust meer geneigd - tussen die donkre mensen
aan de oevers van de Nijl maar munte, blank van huid,
door des te zeldner kleur boven de andren uit.
Als blanke sterren glanst het sterlicht van zijn ogen
en om zijn hals valt, lang en los, zijn sluike haar
- je weet, 'k hou niet van krullen - en lichtelijk gebogen
zie 'k graag de neus, en 't voorhoofd glad en klaar
maar niet te hoog, de volle lippen en de mond
rood, of een roos van Paestum er te bloeien stond.
Mijn wil of onwil weet hij naar zijn hand te zetten
en vaak is hij de meester en ben ik de slaaf.
Jongens en meisjes die te gretig op hem letten,
hij gaat ze uit de weg. Trouw is zijn schoonste gaaf:
voor heel de rest een man, voor mij alleen een jongen.
‘Ik weet het al,’ zegt hij. Je hebt gelijk. Aldus
in droom gewenst, beschreven en bezongen
was, onvergetelijk, onze Amazonicus.
| |
| |
| |
Koopwaar
Die jongens die, zo duur gekocht,
je in je armen sluiten mocht,
die lievelingen lang gezocht,
hoe kun je, Tucca, die verkopen?
Vermurwen je hun klachten niet,
hun vleien, smeken, hun verdriet,
als je de hete tranen ziet
die langs hun natte wangen lopen?
Die landen op hun tere hals,
nog baardeloos en botermals,
waarin jouw bronst belust en vals
de sporen naliet van je tanden. -
Je klanten beuren hun tuniek
en turen koop- of minnensziek
naar 't instrument der erotiek
dat vorm en groei kreeg in jouw handen.
Ze wenden ze om en kijken geil
of koel als zakenlui in stijl
misprijzend staag (misschien terwijl
hun lid onder hun toga steigert)
naar heel het slanke lijfje, dat
nog pril en haarloos is en glad,
en inspecteren tastend wat
geen slaafje aan zijn meester weigert.
Ach, Tucca, hou je zo van geld
in harde munten neergeteld,
verkoop je huis dan en je veld,
verkoop desnoods je vaders akkers,
je reuk- en zilverwerk, je goud,
je tafels van exotisch hout,
verkoop je slaven trouw en oud,
verkoop dat ál - maar niet die rakkers!
Het was natuurlijk indertijd
- geen zinnig mens die dat bestrijdt -
een luxe, een buitensporigheid
die dure bengels aan te schaffen.
Veel erger, nu je ze eenmaal hebt
maar meer in geld behagen schept,
is het ze gaaf en onverlept
te veilen. Eros moog je straffen!
| |
| |
| |
Niets en niemand
Thais, jij weigert niemand
en bloost niet van zoiets.
Maar, wat je minstens moest doen blozen,
| |
Dwaze pretentie
Terwijl je 'n oud misbaksel bent
wil jij je gratis laten naaien.
Maar wie jij niet met poen kunt paaien
steekt in jouw trechter niet z'n end.
| |
Cost ende baet
Geen fijner wijf, Lais, bestaat er
dan jij. Maar als je voor een nacht
een half fortuin van me verwacht -
ik dok zoveel niet voor een kater.
(Toegeschreven aan Mart., nr. 12)
| |
Landbouw
Van de opbrengst van drie kleine akkers
kocht iemand drie passieve stakkers.
Als hij nu op die stakkers zwoegt
Is 't of hij nog zijn akkers ploegt.
| |
Arm maar deugdzaam
Vroeger was je rijk en homofiel.
Nergens was een vrouw die je beviel.
Thans loop je oude dames na. O wee!
Armoe maakt een man van een p-d!
| |
| |
| |
Titius
Het lid dat hangt aan Titius
(een zuil zo zou men zweren)
lijkt op hetgeen in Lampsakos
de meisjes vroom vereren.
Hij baadt alleen, die Titius,
waar hij nooit van nieuwsgierigheid
Maar af en toe, ik weet niet hoe,
(bij de gedachte aan een vrouw?)
wordt hem zijn bad wel wat te nauw.
| |
Therapie
De zwaarverliefde Baccara, een Griek,
is even zwaar aan zijn genotsspier ziek.
Hij gaat een dokter consulteren.
De arts, een hem nog onbekend rivaal
bij 't meisje, onderzoekt met zorg de kwaal
en concludeert tot - amputeren.
| |
Raadsel
Als tweelingbroers, likkers van liezen,
daar niet dezelfde sex voor kiezen,
lijken ze dan als tweelingpaar
méér of minder op elkaar?
| |
Le roi est mort. Vive la reine!
Dat al te geile stuk, bekend aan zoveel meiden,
van Linus staat niet meer en gaat niet meer uit rijden.
Is het verlamd, gebroken of gescheurd?
Tong, opgepast! Nu is aan jou de beurt!
| |
| |
| |
Casuistiek
Waarom hij alle baden mijdt waar vrouwen komen?
Wel, Blattara heeft kloek en fier
een vast besluit genomen:
Waarom flaneert hij nooit langs tempelplein en straten?
Ach, Blattara zegt achteloos
maar lichtelijk verwaten:
Waarom, spartaans verzorgd, duikt hij in ijskoud water?
De sport cureert, zegt hij, het best
Als hij nu elk verkeer met vrouwen schijnt te mijden,
waarom likt hij dan kutten uit?
Hier moet men onderscheiden:
| |
Voorproef
De rinse appelgeur als 't meisje erin bijt,
de zomerlucht doorgeurd van rijpende saffraan,
de wingerds die vol wit-getroste bloemen staan,
de reuk van 't gras waar straks het schaap nog heeft geweid,
van myrte, oosters hars op sluimrend vuur gevleid,
't aroom dat de Arabier uit wortel, blad of graan
bedreven oogst, de geur die kneedbaar amber spreidt
of zomerregen uit de vore op doet slaan,
de reuk der rozen die, in geurge krans vergaard,
je haren sieren, vocht gezalfd en fijn als vlos:
dat ál schuilt in jouw kus versmolten en bewaard.
Wat zal het zijn als eens je jonge zinnen los
slaan van hun boei en jij op kussen niet meer spaart,
o wilde, wrange knaap, mijn Diadumenos!
|
|