Maar het was Galla Placidia niet gelukt Aetius uit te schakelen. Zolang zij leefde, was ze gedwongen een modus vivendi te aanvaarden die ze eigenlijk niet wenste; toen ze gestorven was, was het voor hen die achterbleven direct duidelijk hoe de kaarten lagen. Het was Valentinianus ook duidelijk. Hij was dom bovendien: hij vermoordde Aetius, de enige die nog een beetje in staat was geweest met veel handjeplak bij de Hunnen en Germanen een schijn van Romeinse waardigheid op te houden. ‘Gij hebt met Uw linkerhand Uw rechterhand afgeslagen,’ luidde het commentaar op Valentinianus' wanhoopsdaad.
De moord op Aetius vond plaats in 454. Het was voor het Westromeinse keizerschap het begin van het einde. De jaren van 454 tot 476 waren van een onbeschrijfelijke wanorde: negen keizers voor de laatste 22 jaar. De manier, waarop ze hun einde vonden, illustreert de chaos rond het keizerschap: Valentinianus iii werd onmiddellijk speelbal van een eunuch aan zijn hof en slachtoffer, in letterlijke zin, van de steenrijke senator Petronius Maximus, die op een soortgelijke manier keizer werd als die Didius Julianus, die tegen het eind van de tweede eeuw het hoogste bod kon doen bij een soort openbare verkoping bij opbod van de keizerstroon; ‘he enjoyed the sweets of power for two months and a half, but he found them far from sweet’, merkte Bury op. Zijn optreden was namelijk de aanleiding tot de komst van de Vandalenkoning Geiserik vanuit zijn rijk in Noord-Afrika naar Rome: hij bleef er veertien dagen om alle kostbaarheden rustig uit te zoeken en in te pakken en verdween toen weer met zijn zilvervloot naar Carthago. Juist door die grondigheid was deze tweede inname van Rome veel verwoestender dan de eerste en meer bekende, het driedaagse bliksembezoek van Alarik in 410. De volkswoede in Rome vond een uitweg: Petronius Maximus werd membratim discerptus, lid voor lid uit elkaar geplukt, zoals een kroniekschrijver het formuleerde, in de Tiber geworpen.
Die na hem kwamen verging het weinig beter. De nette manier om een keizer af te zetten was hem tot bisschop te wijden: het was het lot van de Galliër Avius in 456.
Majorianus, een man die het goede wilde, verloor in 461 letterlijk zijn hoofd, Libius Severus werd in 465 vergiftigd, Anthemius in 472 onthoofd, achterhaald op zijn vlucht vermomd temidden van de bedelaars van Trastevere tijdens de beroering van de derde inname van Rome. De enige, die deze danse macabre ontsprong, was Olybrius, die het geluk had dat Ricimer, op dat moment de almachtige generaal achter de schermen, een hersenbloeding kreeg. Maar Olybrius stierf een natuurlijke dood, en stabiliteit leek pas weer gevestigd met de intree van het duo Orestes - Romulus Augustulus, nadat deze het ‘Griekje’ Julius Nepos naar Dalmatië hadden verjaagd.
Maar nu namen de Germanen zelf hun lot in eigen hand, en vanuit hun standpunt hadden ze daar gelijk in. In plaats van slecht bezoldigde huurlingen zonder huis en haard wilden ze kleine grondbezitters worden, de noden en behoeften van het gezin riepen het verlangen wakker het zwerversbestaan, dat hun tenslotte ook maar door de omstandigheden opgedrongen was, vaarwel te zeggen. Zij eisten een derde deel van het land voor zich op. Het was een matige eis, hun stamverwanten in Gallië, Spanje en Noord-Afrika waren hen daarin reeds lang voorgegaan en hadden de helft en soms zelfs twee derde van het land geëist en gekregen. Orestes weigerde. Hij weigerde als behartiger van de belangen van de senaat van Rome. Deze senaat was, als steeds in de Romeinse geschiedenis, de hoogste exponent van de klasse van grootgrondbezitters; hij werd in de vijfde eeuw beheerst door een vrij beperkt aantal families met een rijk verleden, wier voornaamste streven bestond in het conserveren van alles wat in hun ogen kostbaar Romeins erfgoed was. Orestes weigerde. Het gebeurde toch. ‘Und damit, meine Herren, is das römische Reich zu Ende’, merkte Dürrenmatt op, die Romulus Augustulus, de kleine Augustus, transformeerde tot zijn ‘Romulus