nen om werk te zoeken in het Noorden van Frankrijk.
De felste socialisten, gesteund door de uit Charleroi teruggekeerde verslagen anarchistische mijnwerkers, wensten geen tamme vergaderingen, geen eindeloos praten over een Vereniging en het steeds opnieuw tevergeefs ‘in staking gaan’. Ze verlangden de barrikaden, de grote algemene opstand, de revolutie. Toch slaagden ze er niet in de massa van hongerende fabrieksarbeiders in beweging te brengen. Het kon nu achterhaald dat enkelen onder hen zich in het geheim groepeerden, niet om zoals die brave socialisten elke week een centje voor hun Vereniging af te staan, maar om met geweld in de huizen der rijken binnen te dringen en zich toe te eigenen wat ze ontbrak.
Soms daagden ze in alle stilte op, komend in de duisternis en in de duisternis weer verdwijnend. Soms sloegen ze toe met niets ontziende brutaliteit, de mooie huispoort met de bijl openhakkend, de revolver in de hand, de bewoners mishandelend, om dan met de rijke buit aan de haal te gaan. Nimmer is volledig achterhaald wie of wat allemaal in hun rangen liep. Slechts enkelen zijn de gevangenis ingegaan... Net het ogenblik waarin toevallig ook de onderkommissaris van politie, die hen zó verbeten had nagezeten, voor alleen maar zedenfeiten eveneens mét hen de gevangenis inging.
Hierdoor werd gefluisterd, hoe op een of andere wijze de politie van het stadje zélf aandeel had in deze Zwarte Hand. Het blijkt niet helemaal waarheid. De fantasie van het volk is enkele gelijklopende feiten - toevallig of niet - met elkaar beginnen verwarren. Maar haast met zekerheid kan gezegd dat deze onderkommissaris, met een paar zijner politiemannen, verstrikt raakte in de door de anarchisten opgezette vangnetten... Joeg hij hen genadeloos na, zijzelf zouden niet rusten vooraleer ook hij de gevangenis inging.
Vooraleer echter hun daden te beschrijven, moet gezegd dat achter nog heel wat een groot en misschien nooit meer te verwijderen vraagteken moet geplaatst. Buiten de politie-archieven der stad, verslagen van de gemeenteraad en hier en daar een proces, werd zeer weinig bewijsmateriaal gevonden. Mogelijke processen en veroordelingen, die op de rechtbank te Dendermonde moesten plaatsgrijpen, zijn in de grote brand tijdens het bombardement der Duitsers in 1914 voor immer verloren gegaan. Processen en veroordelingen, die op de rechtbank te Gent werden behandeld, konden niet meer ter beschikking gesteld daar het gerechtshof in 1926 door een brandstichting verwoest raakte en het archief in de vlammen opging.
Uit de politie-archieven weten we nu, dat zij hun geheime bijeenkomsten meestal op het dorp Erembodegem hielden, eerst aan de plaats genoemd ‘De Verbrande Molen’, daarna in de onooglijke kroeg naast de kapel van Ter-Muren, op de Kapellekesbaan. Waarom in Erembodegem? Tussen de uitkant der stad en het pal eraan grenzende dorp bevonden zich kleine bossen van warrelhout, de Osbroek genaamd, en op nog geen tien minuten lopen was de Verbrande Molen of de kroeg aan de kapel bereikt. De voornaamste reden was echter, dat de stad Aalst en het zo aanpalende dorp Erembodegem juridisch en gerechtelijk op de strengste wijze gescheiden waren... Misdaden die te Aalst gebeurden moesten door de prokureur van Dendermonde behandeld, en misdaden die tien, twintig meter verder op Erembodegem plaatsgrepen, vielen onder de bevoegdheid van de prokureur te Oudenaarde. Als de Aalsterse anarchisten een slag sloegen, en zich vijf minuten later in Erembodegem bevonden, stond de Aalsterse politie machteloos.
Weliswaar kon dan nog onmiddellijk de ‘Rijkswacht’ ingeschakeld - in die dagen nog de ‘gendarmerie’ genoemd - maar vreemd genoeg is dit alleen in een paar uiterste gevallen