Maatstaf. Jaargang 24

[p. 65]

De Russische Revolutie en het anarcho-syndicalisme
Twee documenten ingeleid door Arthur Lehning

De Russische Revolutie heeft, zoals bekend, een verstrekkende invloed uitgeoefend op de internationale organisatie van de arbeidersbeweging en haar ideologie. Dat geldt ook voor de revolutionaire libertaire arbeidersbeweging, die de revolutie had begroet en verdedigd tegen de internationale reactie.

Terwijl de reformistische vakbeweging in 1919 te Amsterdam het Internationaal Verbond van Vakverenigingen oprichtte, nam de Bolsjewistische Partij na de Oktoberrevolutie het initiatief tot de stichting van een Communistische Internationale, bedoeld om de plaats in te nemen van de in 1914 praktisch ineengestorte Tweede Internationale. De overal ontstane communistische partijen waren in het algemeen nog uitermate zwak en de Comintern was dan ook zeer geïnteresseerd in de toetreding van een aantal syndicalistische organisaties, waarin in landen als Italië, Spanje, Portugal de revolutionaire arbeidersbeweging zich had georganiseerd.

Op het Tweede Congres van de Comintern, in 1920, waren verschillende Westeuropese syndicalistische organisaties vertegenwoordigd. Maar een samengaan van de communistische politieke partijen en de syndicalisten in één revolutionaire Internationale bleek op onoverwinnelijke moeilijkheden te stuiten: de oude syndicalistische a-politieke en a-parlementaire traditie was moeilijk te verenigen met de communistische ideologie van politieke partij, parlementarisme en staat.

Om dit obstakel uit de weg te ruimen besloot het Congres op voorstel van Lenin tot de stichting van een tweede internationale organisatie, de Rode Vakverenigings Internationale, die nauw met de Comintern zou samenwerken. Men zou wederzijds vertegenwoordigers aanwijzen.

In Rusland hadden de syndicalistische gedelegeerden evenwel tot hun verbazing bemerkt dat de bolsjewistische leiders die zoveel moeite deden om de revolutionaire organisaties in het buitenland te verenigen, tegenover de Russische syndicalisten en anarchisten een geheel ander standpunt innamen. Deze stonden namelijk reeds buiten de wet, hun organisaties werden door de ‘dictatuur van het proletariaat’ verboden en hun leden vervolgd en gevangen gezet.

Daarnaast had de verovering van de staatsmacht door de Bolsjewistische Partij betekend dat de Russische vakbeweging zelf een onderdeel werd van het gecentraliseerde terroristische staatsapparaat. Zij was in feite een uitvoerend orgaan van de Russische staat, zoals de buitenlandse communistische partijen organen werden van de buitenlandse politiek van de Sovjet Unie.

Het ware karakter van de Rode Vakverenigings Internationale komt dan ook duidelijk naar voren in de woorden die haar secretaris Losowski tien jaar na de stichting schreef: ‘De gehele werkzaamheid van de secties der rvi sinds haar ontstaan bestond in de doorvoering der communistische politiek in de vakbe-

[p. 66]

weging, in de verovering der massa's voor de Communistische Partij en de Comintern, en de verbreiding van de invloed der communistische ideeën op steeds nieuwe groepen van arbeiders. Dat was de betekenis van het ontstaan van de rvi en deze werkzaamheid heeft de rvi in het verloop van de tien jaar van haar bestaan doorgevoerd.’

Daar dit karakter van de rvi vanaf het begin duidelijk was en de revolutionaire syndicalisten aan de economisch georganiseerde revolutionaire arbeidersbeweging een geheel andere betekenis toekenden dan executieve te zijn van de politiek der Comintern - of, Hollands gezegd, een bijwagen te worden van de Communistische Partij, gingen zij hun eigen weg.

Die weg was in zekere zin al aangegeven door het Eerste Internationale Congres van revolutionair-syndicalistische organisaties, dat in 1913 te Londen had plaatsgevonden. Hier waren 38 gedelegeerden van 65 federaties of centrales bijeen met het doel de revolutionaire syndicalisten in één Internationale te verenigen. Christiaan Cornelissen was de secretaris van het Congres; zeven Nederlandse afgevaardigden vertegenwoordigden vijf federaties van het nas.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte verwezenlijking van deze plannen onmogelijk, maar reeds in 1919 trachtten het nas en de Duitse syndicalisten opnieuw een internationaal congres bijeen te roepen. In december 1920 vond een eerste internationale syndicalistische conferentie plaats te Berlijn, gevolgd door een tweetal andere, in oktober 1921 en juni 1922, waar nog steeds pogingen werden aangewend om met de rvi tot overeenstemming te komen.

Na het mislukken hiervan werd in december 1922 de Internationale Arbeiders Associatie gesticht, die in haar beginselverklaring en haar taktiek eens en voor goed met Moskou brak en de revolutionaire syndicalisten uit de gehele wereld wilde verenigen op de grondslag van de beginselen van Bakoenin. Twee grote organisaties bleven buiten de Internationale: de Franse syndicalisten, die zich pas in 1926 aansloten, nadat zij geruime tijd deel hadden uitgemaakt van de cgtu, een afsplitsing van de oude cgt die onder invloed van Moskou stond; en de Amerikaanse iww, die zichzelf als een Internationale beschouwde maar wel nauwe relaties met de iaa onderhield.

De opvattingen van de iaa waren in tweeërlei opzicht door de Russische Revolutie beïnvloed. In de eerste plaats had deze duidelijk gemaakt dat de oplossing van praktische problemen niet te verwachten valt van abstracte theorieën of ideologieën zonder sociale basis, van de propaganda van min of meer los samenhangende groepen, die geen constructieve bijdrage te leveren hadden. In zijn beroemde brief aan de Westeuropese arbeiders heeft Kropotkin hier kort voor zijn dood vanuit Rusland de aandacht op gevestigd.

Maar ook het a-politieke beginsel dat door veel syndicalistische organisaties tot de Eerste Wereldoorlog werd aangehangen - het ongeacht-beginsel van het nas, de Charte van Amiens van de cgt - was niet meer te handhaven. Een revolutionaire arbeidersbeweging kon geen zelfstandige rol vervullen zonder haar standpunt te bepalen ten opzichte van politieke partijen, staat en dictatuur. Wilde het syndicalisme onafhankelijk blijven en niet een jacht- en slachtveld worden van politieke partijen die de economische organisaties slechts poogden te gebruiken voor hun staatssocialistische en dictatoriale doeleinden, dan moest het partij, parlement en staat bestrijden als onverenigbaar met het syndicalistische doel: de vervanging van de kapitalistische staat en de kapitalistische organisatie van de economie door de beheersing van het economische en sociale leven door de producenten zelf. De doelstelling van het revolutionaire syndicalisme kon geen andere zijn dan het bereiken van een staatloze, vrij-communistische maatschappij, en daarmee was ook een zelfstandige positieve politiek, taktiek en organisatie van het syndicalisme bepaald.

De ontwikkeling van het revolutionaire syndi-

[p. 67]

calisme van 1913 tot 1922, die werd gekenmerkt door een ‘syndicalistische’ oriëntering van het anarchisme en het overnemen van ‘anarchistische’ doelstellingen door het syndicalisme, vond haar ideologische neerslag in het anarcho-syndicalisme en haar praktische organisatie in de iaa, die in haar naam tot uitdrukking bracht dat zij zich beschouwde als een voortzetting van de Eerste Internationale, en met name van haar bakoenistische, federalistische en collectivistische vleugel.

Het eerste hier gepubliceerde document is een resolutie die werd aangenomen op de syndicalistische conferentie die in juni 1922 te Berlijn werd gehouden.^1. Op deze conferentie was nog een gedelegeerde van de Russische vakbonden aanwezig, die overigens ook lid was van het centrale executief comité van de sovjets. Hij arriveerde juist op het moment dat er gediscussieerd werd over de vervolgingen in Rusland en kondigde zichzelf aan als de vertegenwoordiger van zes miljoen Russische vakbondsleden.

Mark Mratschny,^2. een der gedelegeerden van de Russische revolutionair-syndicalistische minderheid, gaf toen gedetailleerde gegevens over de vervolgingen van Russische anarchisten en syndicalisten en over de liquidatie van de anarchosyndicalistische organisaties. Hij zei letterlijk onder meer: ‘Wij beschouwen de vertegenwoordigers van de Rode Vakverenigingen - en wanneer zij rood zijn, dan is dat van het bloed van arbeiders en boeren, dat zij nog voortdurend vergieten om hun macht te kunnen handhaven -, wij beschouwen hen als vertegenwoordigers van de regering en van de Tsjeka [de geheime politie, voorloper van de gpoe], die revolutionaire arbeiders vervolgt en arresteert, dezelfden die ons hebben gearresteerd en uitgewezen. [...] Het is onmogelijk vast te stellen waar de vakvereniging ophoudt en regering en Tsjeka begint.’ De Russische gedelegeerde verliet onder protest de conferentie.

De andere gedelegeerde van de Russische anarcho-syndicalisten, Alexander Schapiro,^3. evenals Mratschny uitgewezen, sprak over de onmogelijkheid van een aansluiting van revolutionaire syndicalisten bij de rvi. Voordien zou negen tiende van de beginselen en statuten van de rvi gewijzigd dienen te worden. En wat het formidabele aantal Russische vakbondsleden betrof: de Russische gedelegeerde had wel van zes miljoen aangeslotenen gesproken, maar er niet bij gezegd dat iemand in Rusland, zodra hij begon te werken, automatisch als lid van de vakbeweging werd geregistreerd. Schapiro stelde vervolgens de hier afgedrukte resolutie voor, die hij inleidde met de woorden: ‘Het is op iedere conferentie, op ieder congres gebruikelijk die revolutionairen niet te vergeten die zuchten in de gevangenissen van het wereldimperialisme. Aan de lange lijst van landen die de revolutionaire idee vervolgen, moeten wij vandaag de naam Rusland toevoegen. Bij verschillende gelegenheden hebben de communisten de Duitse syndicalisten al aangevallen, bijvoorbeeld in het geval van Düsseldorf, omdat deze een krachtiger taal gebruikten aan het adres van Rusland dan aan dat van de andere landen. Dit is niettemin logisch, want wij moeten er rekening mee houden dat wij in Rusland te maken hebben met een regering die zich “revolutionair” en “communistisch” noemt. Noch de rvi, noch de Comintern hebben ooit hun stem verheven tegen de vervolgingen van revolutionair-syndicalisten in Rusland. Het is onze plicht niet in stilte voorbij te gaan aan wat zich in Rusland afspeelt en - scherper tegen de regeerders van Rusland dan tegen die van andere landen van wie niets beters te verwachten valt - onze afschuw uit te spreken over de misdrijven die de Russische Communistische Partij tegen de Russische revolutionairen heeft begaan.’

De tekst van de resolutie luidde als volgt:

La Conférence Syndicaliste Internationale, prenant acte des déclarations de la Minorité syndicaliste russe et des documents publiés récemment dans la presse révolutionnaire

1. Het nas was op deze conferentie niet vertegenwoordigd, met uitzondering van de zeelieden van de ‘Eendracht’. Kort tevoren was op het nas-congres te Arnhem besloten een referendum te houden over de eventuele aansluiting bij de rvi; zou het antwoord ‘ja’ luiden, dan zou gepoogd worden de link van de rvi met de Comintern te verbreken. Als gevolg van dit referendum verliet een grote minderheid in 1923 het nas om het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond op te richten, dat zich aansloot bij de iaa.

2. Mark Mratschny, anarchist sinds 1907, was onder het tsarisme reeds verschillende malen gearresteerd. Hij werd in 1919 te Charkow redacteur van het blad Nabat en reisde als anarchistisch gedelegeerde door de Oeral en Siberië. In november 1920 gearresteerd, werd hij na een hongerstaking die groot schandaal verwekte op het congres van de rvi, eind 1921 uitgewezen.

3. Alexander Schapiro (1883-1946) had reeds als kind Rusland moeten verlaten vanwege de revolutionaire opvattingen van zijn ouders. Sinds 1901 werkte hij in Londen nauw met Kropotkin samen. Hij nam deel aan het internationale anarchistische congres in Amsterdam (1907) en aan de syndicalistische conferentie van 1913 te Londen. In 1917 vertrok hij naar Rusland, waar hij het blad Golos Troeda redigeerde. Eind 1921 reisde hij naar Berlijn; het jaar daarop keerde hij nog eenmaal naar Rusland terug, werd gearresteerd en uitgewezen. Hij was geruime tijd secretaris van de iaa, waarin hij een belangrijke rol speelde.

[p. 68]

mondiale sur la situation de la minorité révolutionnaire du mouvement ouvrier russe, Constate: Que les persécutions des éléments ouvriers de la gauche révolutionnaire en Russie par le gouvernement soviétiste discréditent la Révolution Russe et jettent le désarroi dans les rangs du prolétariat mondial.

Que le mouvement révolutionnaire organisé de tous les pays ne peut permettre que ses frères d'armes en Russie soient assujetis aux mêmes insultes, persécutions et souffrances sous un gouvernement soi-disant révolutionnaire et communiste que sous tout autre gouvernement bourgeois, monarchique ou autocratique;

Que la marche de la Révolution Sociale ne peut qu'être entravée par l'attitude et les actes du gouvernement russe à l'égard des révolutionnaires dont le passé n'a été qu'une suite de preuves de leur dévoûment à la cause commune de la Révolution mondiale;

Que l'unité de front avec les syndicalistes et anarchistes, préconisée par l'Internationale Communiste et l'Internationale Syndicale Rouge, exige de ces derniers une demande catégorique adressée au gouvernement soviétiste de réaliser cette unité en Russie d'abord - le pays d'ou émanent toutes les directives de ces deux Internationales;

Que ni l'une ni l'autre de ces Internationales n'a jamais trouvé nécessaire d'influencer le gouvernement soviétiste à changer sa tactique envers la gauche révolutionnaire, pendant qu'elles remplissent leurs organes de protestations véhémentes contre les iniquités commises par les autres gouvernements à l'égard de ces mêmes révolutionnaires.

La Conférence Syndicaliste Internationale proteste, par conséquent, contre les mesures prises par le gouvernement communiste russe grâce auxquelles toute action et pensée révolutionnaires sont impitoyablement écrasées; Adresse au gouvernement soviétiste une demande formelle pour la libération de tous les révolutionnaires de gauche, pour la cessation de persécutions qui tuent tout ce qu'il y avait de noble dans la Révolution Russe et pour la pleine liberté de propaganda orale et écrite pour tous les éléments de la gauche révolutionnaire - une liberté qui ne peut que consolider les principes fondamentaux de la Révolution d'Octobre.

La Conférence Syndicaliste Internationale engage son Bureau International à entrer en relations avec les Exécutifs des deux Internationales de Moscou pour entreprendre une campagne internationale en faveur d'un revirement de la politique soviétiste à l'égard de la gauche révolutionnaire dans le sens indiqué plus haut.

Et charge aussi son Bureau International à lutter, côte à côte avec toutes les organisations ouvrières, socialistes, communistes, anarchistes et autres contre les ignominies commises par tous les gouvernements contre les militants ouvriers, et à exiger sans trève et sans relâche la libération de tous ceux qui souffrent en ce moment dans les cachots de l'impérialisme mondial.

La Conférence Syndicaliste Internationale adresse à Sacco et Vanzetti, à Mooney, à Marty et Badina, à Cottin, à Boldrini et Ghezzi, à Mühsam, à Olga Taratouta et Rubintchik, à Baron et Askaroff,^4. et aux centaines d'autres militants révolutionnaires qui souffrent dans les geôles monarchistes, républicaines ou soviétistes, les saluts fraternels du mouvement syndicaliste révolutionnaire et industrialiste mondial et l'assurance de sa profonde admiration pour leur intégrité révolutionnaire.

(Uit: Bulletin international des syndicalistes révolutionnaires et industrialistes, Berlijn, no 2-3, augustus 1922.)

Het tweede document wordt gevormd door fragmenten die ontleend zijn aan de anonieme brochure Die russische Revolution und die Kommunistische Partei. Zij verscheen in september 1921 met een voorwoord van Rudolf Rocker, waarin deze verklaarde dat de auteur een vriend van hem was, een bekende kame-

4. Behalve op de bekende zaak Sacco en Vanzetti en de gevangenschap van Erich Mühsam wordt hier gedoeld op de frame-up tegen de Amerikaanse arbeidersleider Tom Mooney, die valselijk beschuldigd werd van een in 1916 te San Francisco gepleegde bomaanslag; hij werd eerst ter dood, toen tot levenslang veroordeeld en ondanks het geleverde bewijs van zijn onschuld pas in 1939 vrijgelaten. André Marty, later bekend leider van de Franse Communistische Partij, zat tot juli 1923 in Frankrijk gevangen om zijn aandeel in de muiterijen op de Franse Zwarte Zeevloot in 1919. Emile Cottin had in 1919 een mislukte aanslag gepleegd op Clémenceau. Naar aanleiding van een bomaanslag in het Theater Diana te Milaan (1920) had de Italiaanse regering van Duitsland de uitlevering geëist van Giuseppe Boldrini en Francesco Ghezzi; eerstgenoemde werd inderdaad uitgeleverd, Ghezzi werd gearresteerd, maar kon naar Rusland emigreren, waar hij in 1929 door de gpoe werd opgepakt. Olga Taratoeta was een oude anarchistische militante die door de Februarirevolutie uit een lange gevangenschap was bevrijd, maar na haar werk voor de anarchistische hulporganisatie het Zwarte Kruis in 1920 opnieuw gearresteerd werd. E. Roebintsjik, onder het tsarisme naar Parijs uitgeweken, werkte na de revolutie in de anarcho-syndicalistische organisatie Golos Troeda in Petrograd en Moskou, waar hij in de lente van 1922 werd gevangen gezet. De anarchist Aron Baron had uit het tsaristische Siberië naar de vs weten te ontsnappen, vanwaar hij in 1917 naar Rusland terugkeerde; hij speelde een belangrijke rol in de revolutionaire beweging in de Oekraïne, werd in 1919 en opnieuw in 1920 gearresteerd, overleefde een aanslag in de gevangenis, werd in 1922 uitgewezen, maar opnieuw vastgezet toen hij bij de gpoe zijn paspoort kwam ophalen. Herman Askarow, anarchist-universalist en redacteur van het blad Anarchija in Moskou, was eind 1921 gearresteerd.

[p. 69]

raad uit de internationale beweging. Rocker verkeerde namelijk in de mening dat de tekst geschreven was door Alexander Berkman. In werkelijkheid had de brochure behalve Berkman nog drie andere auteurs: Emma Goldman, Alexej Borovoy en Alexander Schapiro. De tekst is gedateerd van Moskou, juni 1921, maar naar ik meen gedeeltelijk in Stockholm geschreven en vandaar aan Rocker verzonden. Het was de eerste principiële uiteenzetting van Russische anarchistische zijde over de contra-revolutie in Rusland, die in het buitenland verscheen.

[...]

Es war ganz offensichtlich, daß die einzige gerechte und umfassende Lösung, die die Revolution von ihren äußeren Feinden retten, von inneren blutigen Zusammenstößen befreien und die Idee der Revolution ausbreiten und vertiefen konnte, in der direkten schöpferischen Initiative der Massen des schaffenden Volkes lag. Nur jene, die Jahrhunderte hindurch die schwersten Lasten getragen haben, waren imstande, durch systematische Anstrengungen den Weg zu finden zu einer neuen regenerierten Gesellschaft. Und das wäre der würdige Höhepunkt ihrer beispiellosen revolutionären Aufgabe gewesen.

Lenin selbst antwortete in einem seiner Werke auf die Frage: ‘Wie kann die Disziplin der revolutionären Partei oder des Proletariats erhalten werden, wie kann sie verstärkt werden?’ klar und eindeutig: ‘Dadurch, daß man weiß, wie den breiten Massen der Arbeiter, hauptsächlich die des Proletariats, aber auch den nichtproletarischen Arbeitermassen entgegenzutreten ist, wie sie zu verbinden, ja sogar zu verschmelzen sind.’ Dieser Gedanke jedoch war und befindet sich noch immer in unversöhnlichem Konflikt mit der offiziellen bolschewistischen Auslegung des marxistischen Geistes und ganz besonders mit Lenins autoritärer Auffassung davon.

Jahre hindurch geübt in ihrer besondern ‘unterirdischen’ Sozialphilosophie, in der ein inbrünstiger Glaube an die soziale Revolution in seltsamer Weise gemischt war mit ihrem nicht weniger fanatischen Glauben an die Staatszentralisation, erfanden die Bolschewisten eine völlig neue Wissenschaft der Taktik, die zum Zwecke der Vorbereitung der sozialen Revolution die Organisation eines besonderen konspirativen Stabes bedarf, der ausschließlich aus den Theoretikern der Bewegung besteht, die mit diktatorischer Macht ausgestattet sind, um mit ihren eigenen konspirativen Mitteln das Klassenbewußtsein des Proletariats vorderhand zu klären und zu vollenden.

So war die fundamentale Charakteristik der bolschewistischen Philosophie Mißtrauen entgegen den Massen des Proletariats. Sich selbst überlassen, würden die Massen nach der Ueberzeugung der Bolschewisten sich nur zu Kleinreformen erheben.

So war die Straße verlassen, die zum direkten Schaffen der Massen führt.

Nach bolschewistischer Auffassung sind die Massen dunkel und geistig verkrüppelt durch die Zeitalter der Sklaverei; sie sind vielfarbig. Neben der revolutionären Stoßtruppe umfassen sie die großen Mengen der Indifferenten und viele Selbstsüchtige. Die Massen müssen nach der alten, aber noch immer gültigen Maxime von Rousseau befreit werden mit Gewalt, um sie zur Freiheit zu erziehen, darf man nicht zögern, Zwang und Gewalt anzuwenden. ‘Proletarischer Zwang in allen seinen Formen,’ schreibt Bucharin, einer der hervorragendsten kommunistischen Theoretiker, ‘der mit summarischer Hinrichtung beginnt und mit Zwangsarbeit endet, ist, wie paradox es auch immer klingen mag, eine Methode des Herausarbeitens des Menschenmaterials aus der kapitalistischen Epoche in die kommunistische Gesellschaft.’

Diese zynische Lehre, diese fanatische Scheinphilosophie, die schmackhaft gemacht wird durch eine kommunistische pädagogische Sauce und der nachgeholfen wird durch den Druck von heilig gesprochenen Beamten (Ausspruch des bedeutenden Kommunisten- und

[p. 70]

Arbeiterführers Schliapnikoff) repräsentiert die tatsächliche Methode der ‘Parteidiktatur’, der man den Titel ‘Diktatur des Proletariats’ nur für Galavorstellungen im Lande und für Reklamezwecke im Auslande gegeben hat. Schon in den ersten Tagen der Revolution, zu Anfang des Jahres 1918, als Lenin der Welt sein sozial-ökonomisches Programm bis in die kleinsten Einzelheiten entwickelte, waren die Rollen des Volkes und der Partei, die sie im revolutionären Wiederaufbau zu spielen hatten, aufs genaueste abgegrenzt und endgültig festgelegt.

Auf der einen Seite war eine absolut untertänige sozialistische Herde und auf der anderen die allwissende, alles kontrollierende politische Partei. Was allen andern unergründlich ist, liegt vor ihr wie ein offenes Buch. Im Lande darf es nur eine undiskutierbare Quelle der Wahrheit geben: den Staat. Aber der kommunistische Staat ist in seinem Wesen wie in seiner Praxis nur die Diktatur der Partei, - oder genauer - die Diktatur ihres Zentralkomitees. Jeder Bürger muß zuerst und vor allem andern der Diener des Staates, sein gehorsamer Funktionär sein, der ohne Frage den Willen seines Herrn ausführt - wenn nicht aus Ueberzeugung, so aus Furcht. Alle weiteren Initiativen, sowohl die des Individuums wie die der Gemeinschaft, sind von der Bildfläche verschwunden. Die Sowjets des Volkes sind verwandelt worden in Sektionen der regierenden Partei. Die Sowjetinstitutionen werden seelenlose Büros, bloße Uebermittler des Willens vom Zentrum zur Peripherie. Alle Ausdrücke der Staatsaktivität müssen abgestempelt sein mit dem bejahenden Siegel des Kommunismus, wie er von der herrschenden Fraktion ausgelegt wird. Alles andere wird für überflüssig, nutzlos und gefährlich gehalten. Dieses System des Kasernen-Absolutismus, das aufrechterhalten wird durch Gewehrkugeln und Bajonette, hat jede Erscheinung des Lebens unterjocht; weder hält es ein vor der Vernichtung der großten Kulturwerte, noch vor der erstaunlichsten Verschwendung von menschlichen Leben und menschlichen Energien. [...]

So beantworteten die Bolschewisten die revolutionäre Begeisterung und den tiefen Glauben, der die Massen zu Beginn ihres großen Kampfes für Freiheit und Gerechtigkeit erfüllte -, eine Antwort, die sich im Auslande in einer Politik der Kompromisse und im Inland in einer Schreckensherrschaft ihren Ausdruck suchte.

Diese Politik erwies sich als fatal: sie korrumpierte und veruneinigte die Revolution, vergiftete sie, erschlug ihre Seele, zerstörte ihre geistige und moralische Bedeutung. Durch ihren Despotismus, ihren hartnäckigen kleinen Patriarchalismus, durch Treulosigkeit, die den früheren revolutionären Idealismus ersetzte, durch steifen Formalismus und verbrecherische Unwissenheit gegenüber den Interessen und Zielen der Massen, durch ihre feigen Verdächtigungen und dem Mißtrauen gegenüber dem ganzen Volke hat die ‘Diktatur des Proletariats’ sich hoffnungslos abgeschnitten von den arbeitenden Massen.

Zurückgewiesen von der direkten Teilnahme am konstruktiven Werk der Revolution, bei jedem Schritt gehindert und das Opfer fortwährender Bevormundung und Kontrolle durch die Partei, ist das Proletariat daran gewöhnt worden, die Revolution und ihr ferneres Geschick als Privatsache der Bolschewisten zu betrachten. Vergebens versucht die kommunistische Partei, durch immer neue Verordnungen ihre Stellung im Lande zu halten. Doch das Volk hat erkannt, was Parteidiktatur in Wirklichkeit bedeutet; es hat ihren engen selbstsüchtigen Dogmatismus kennen gelernt und ihren feigen Opportunismus; es kennt ihren inneren Verfall und weiß um die Intriguen hinter der Szene.

In dem Lande, in dem nach drei Jahren ungeheurer Anstrengungen, nach furchtbaren heroischen Opfern die Wunderblume Kommunismus zum Vorschein gekommen sein sollte, sind selbst ihre Knospen getötet und erstickt

[p. 71]

worden in Mißtrauen, Apathie und Feindseligkeit.

So kam es zum revolutionären Stillstand und zur Unfruchtbarkeit, die durch die Methoden keiner politischen Partei kuriert werden kann und die am erschrecklichsten den vollständigen sozialen Zusammenbruch demonstriert.

Der Sumpf der Kompromisse, in dem die bolschewistische Diktatur versunken ist, hat sich der Revolution als fatal erwiesen: die Revolution wurde vergiftet von den schädlichen Miasmen dieses Sumpfes; vergebens weisen die Bolschewisten auf den imperialistischen Weltkrieg als auf die Ursache des wirtschaftlichen Bankerotts in Rußland, vergebens schieben sie die Schuld auf die Angriffe der Konterrevolution. Nicht in Weltkrieg, Blockade und Konterrevolution liegen die wahren Ursachen des Zusammenbruches.

Keine Blockade, kein Krieg gegen ausländische Reaktion konnte dieses revolutionäre Volk aufreiben oder besiegen, das mit beispiellosem Heroismus, mit Selbstaufopferung und Ausdauer alle seine äußeren Feinde besiegt hat. Ganz im Gegenteil ist es wahrscheinlich, daß der Bürgerkrieg die Bolschewisten in der Befestigung ihrer Macht geholfen hat. Er trug dazu bei, die öffentliche Begeisterung wachzuhalten und nährte die Hoffnung, daß mit Beendigung des Krieges die regierende kommunistische Partei die neuen revolutionären Grundsätze verwirklichen und den breiten Massen des Volkes die Freuden und Früchte der Revolution bringen würden. Die Massen blickten voraus auf den ersehnten günstigen Moment der Verwirklichung der sozialen und ökonomischen Gleichheit. So paradox es auch klingen mag, es ist Tatsache, daß die bolschewistische Diktatur keinen besseren Verbündeten für die Kräftigung und Verlängerung ihres Lebens hatte, wie die reaktionären Mächte, die gegen sie kämpften.

Erst die Beendigung des Krieges gestattete einen vollen Ueberblick über die ökonomische und moralische Demoralisation, die die blinde despotische Politik über das Land gebracht hatte. Es wurde erkennbar, daß die größte Gefahr für die Revolution nicht außerhalb, sondern im Lande selbst lag: eine Gefahr, die in der Natur der sozialen und ökonomischen Anordnungen liegen, die die gegenwärtige ‘Uebergangszeit’ charakterisieren.

Wir erkennen volständig an, daß es ein großer Irrtum der bürgerlichen Nationalökonomie ist, die willig das Studium der industriellen Entwicklung vom historisch-sozialen Standpunkt aus ignoriert und beschränkterweise das System des Staatskapitalismus mit dem der sozialistischen Diktatur verwechselt. Die Bolschewisten sind vollständig im Recht, wenn sie darauf bestehen, daß diese beiden Typen der sozial-ökonomischen Entwicklung sich einander ‘diametrisch gegenüberstehen in ihrem wesentlichsten Charakter’. Jedoch wäre es falsch und unnütz, vorzugeben, daß die Form industriellen Lebens, wie sie sich unter der proletarischen Diktatur vorfindet, im Wesentlichen etwas anderes wäre, als Staatskapitalismus.

Es ist eine Tatsache, daß die proletarische Diktatur, wie sie gegenwärtig besteht, sich in nichts vom Staatskapitalismus unterscheidet. Das besonders Charakteristische des letzteren, die übernommenen sozialen Gegensätze, werden in der Sowjetrepublik nur formell aufgehoben. In Wirklichkeit bestehen diese Gegensätze weiter und sie sind sehr tief eingewurzelt. Die Ausbeutung der Arbeit, die Versklavung der werktätigen Bevölkerung in Industrie und Landwirtschaft, die Entwertung des Individuums als menschliches Wesen, als Persönlichkeit und seine Umwertung zum mikroskopischen Teil des wirtschaftlichen Mechanismus, der einzig und allein der Regierung gehört, die Schaffung von privilegierten Gruppen, die vom Staat begünstigt werden, das System zwangsweisen Arbeitsdienstes und seine Straforgane -: das sind die charakteristischen Linien des Staatskapitalismus.

Alle diese Züge sind in dem gegenwärtigen System Rußlands zu finden. Es wäre eine unverzeihliche Naivität oder eine noch un-

[p. 72]

verzeihlichere Heuchelei - wie bolschewistische Theoretiker, besonders Bucharin -, vorzugeben, daß allgemeiner zwangsweiser Arbeitsdienst im System der proletarischen Diktatur dem Staatskapitalismus entgegengesetzt und die ‘Selbstorganisation der Massen zum Zwecke der Arbeit’ sei, oder daß die bestehende ‘Mobilisierung der Industrien die Kräftigung des Sozialismus’ bedeute und daß ‘Staatszwang unter dem System der proletarischen Diktatur ein Mittel zum Aufbau der kommunistischen Gesellschaft’ ist.

Vor einem Jahre donnerte Trotzky auf dem neunten Kongreß der kommunistischen Partei Rußlands gegen die ‘bürgerliche Auffassung’, daß Zwangsarbeit nicht produktiv sei. Er versuchte seine Zuhörerschaft zu überzeugen, ‘daß der Arbeiter in den Produktionsprozeß hineingezogen werden müsse nicht durch äußere Zwangsmittel, sondern durch innere psychologische Notwendigkeit’. Aber als er die konkrete Anwendung dieser Grundsätze erklärte, entwickelte er ein ‘sehr verwickeltes System, das sowohl Methoden ethischer Natur wie auch Prämien und Strafen einschloß; so soll die Produktivität der Arbeit in Verbindung mit den Grundsätzen des Zwanges, nach denen wir unser ganzes ökonomisches Leben aufbauen, gesteigert werden’. Der Versuch wurde gemacht und er brachte überraschende Resultate hervor. Entweder erwies die ‘bürgerliche Auffassung’ sich als korrekt oder der neueste Sozialismus war machtlos, die Arbeiter ‘innerlich, psychologisch und zwangsweise’ vermittels Prämien, Strafen usw. in den Produktionsprozeß hineinzuziehen. Die Arbeiter lehnten es ab, sich durch die verführerische Formel ‘psychologischer Zwang’ einfangen zu lassen. Ganz offensichtlich überzeugte sowohl die Ideologie wie die Praxis des Bolschewismus die Arbeiter, daß die sozial-ökonomischen Ideale der Bolschewisten nur ein Schritt weiter vorwärts zur intensiven Ausbeutung der Arbeit war. Der Bolschewismus ist weit entfernt davon, das Land vor dem Zusammenbruch zu retten und in keiner Weise verbessert er die Lebensbedingungen der Massen, aber dieses System versucht es, den Hörigen und Leibeigenen von gestern in einen volständigen Sklaven zu verwandeln.

Wie wenig der kommunistische Staat für das Wohlergehen der Arbeiter besorgt ist, ersieht man aus einer Behauptung, die ein bedeutender kommunistischer Delegierte auf dem 10. Kongreß der Partei machte. Er sagte: ‘Bis zur Stunde ist die Sowjetpolitik charakterisiert gewesen durch vollständige Abwesenheit irgend eines Planes für die Verbesserung der Lebensbedingungen der Arbeiter.’ Und weiter: ‘Alles, das in dieser Hinsicht getan worden ist, geschah zufällig, dann und wann einmal, wenn lokale Autoritäten von den Massen selbst gezwungen worden waren’.

Ist dieses nun das System der Diktatur des Proletariats oder des Staatskapitalismus? Gekettet an die Arbeit, des Rechtes beraubt, bei Gefängnisstrafe oder summarischer Hinrichtung wegen ‘Desertion von der Arbeit’ den Arbeitsplatz aufzugeben, bevormundet und umspioniert von Parteiaufsehern, eingeteilt in qualifizierte Schafe (Handwerker) und unqualifizierte Ziegen (ungelernte Arbeiter), ungleiche Nahrungsmittelrationen empfangend, hungrig, mangelhaft bekleidet, des Rechtes beraubt, zu protestieren oder zu streiken -: das sind die modernen Proletarier unter der Diktatur der kommunistischen Partei. Ist eine solche ‘Selbstorganisation’ der arbeitenden Massen nicht ein Schritt zurück, eine Rückkehr zur feudalen Leibeigenschaft oder in die Negersklaverei? Ist die Hand des Henkers des kommunistischen Staates weniger grausam wie die Peitsche des Plantagenaufsehers? Nur Scholastizismus oder blinder Fanatismus kann in dieser abscheulichsten Form der Sklaverei die Emanzipation der Arbeit oder auch nur die leiseste Annäherung an dieses Ziel erkennen. Es ist die Höhe der Tragödie, daß der Staatssozialismus der Welt nichts anderes zu geben hatte als die Intensivierung der Uebel desselben Systems, dessen Widerspruch den Sozialismus geboren hatte.

[p. 73]

Die Parteidiktatur wendet überall dieselbe Politik, auch der Landbevölkerung gegenüber, an. Auch hier ist der Staat der über alles bestimmende Herr. Dieselbe Politik des zwangsweisen Arbeitsdienstes, der Unterdrückung, Spionage und systematischer Expropriation der Früchte der Landarbeiter, entweder durch die frühere Methode der Requisition, die den Bauern sehr häufig sogar die allernotwendigsten Lebensmittel nahm oder durch die neuerdings eingeführte, aber nicht weniger räuberische Nahrungsmittelsteuer, die vernunftlose, ungeheure Verschwendung von Nahrungsmitteln durch das System der Zentralisation und der bolschewistischen Ernährungspolitik, die Verurteilung ganzer landwirtschaftlicher Distrikte zu allmählichem Verhungern, zu Krankheit und Tod, Strafexpeditionen, die Bauernfamilien in Massen abschlachten und Dörfer dem Erdboden gleichmachen, des geringsten Widerstandes gegenüber der räuberischen Politik der kommunistischen Diktatur wegen -: das sind die Methoden des bolschewistischen Regimentes.

So hat weder die wirtschaftliche, noch politische Ausbeutung des industriellen und landwirtschaftlichen Proletariats aufgehört. Nur die Formen der Ausbeutung haben sich geändert. War früher die Ausbeutung rein kapitalistisch, so ist sie jetzt von der ‘Arbeiter- und Bauern-Regierung’ abgestempelt und ‘kommunistische Oekonomie’ getauft worden; sie ist staatskapitalistisch geworden.

Aber dieses moderne System des Staatskapitalismus ist nicht nur verderblich, weil es lebende Wesen in seelenlose Maschinen verwandelt; es enthält noch ein anderes, nicht weniger zerstörerisches Element; aus seinem innersten Wesen heraus ist dieses System außerordentlicht aggressiv. Weit entfernt davon, den Militarismus (im begrenzten Sinne des Wortes) abzuschaffen, wendet es die Grundsätze der Militarisation mit allen ihren Attributiven mechanischer Disziplin, unverantwortlicher Autorität und Unterdrückung auf jede Erscheinung menschlicher Tätigkeit an. Sozialistischer Militarismus wird nicht nur zugelassen, sondern er wird von den Theoretikern der Partei verteidigt und gerechtfertigt. So schreibt Bucharin in seinem Werk ‘Die Wirtschaftsweise während der Uebergangsperiode’ folgendermaßen: ‘Die Arbeiterregierung muß, wenn sie sich im Kriege befindet, den ökonomischen Grund, auf den sie sich stützt, d.i. die sozialistische Form der Produktion, erweitern und kräftigen. Daraus geht ganz klar hervor, daß im Prinzip sogar ein revolutionär sozialistischer Angriffskrieg entschuldbar ist.’ Und tatsächlich sind wir ja auch schon mit einer Reihe ‘imperialistischer’ Anmaßungen der Diktatur der ‘Arbeiter’ bekannt geworden.

So kehrten ‘bürgerliche Vorurteile’, die man zum Fenster hinausgeworfen hatte, zur Türe wieder zurück.

Es ist klar, daß der Militarismus der ‘Arbeiter’-Diktatur, wie jeder andere Militarismus, die Formation einer gigantischen Armee von Nichtproduzenten erfordert. Außerdem müssen eine solche Armee und ihre verschiedenen Organe mit technischen Mitteln und Lebensmitteln unterhalten werden. Das bürdet den Produzenten, das sind die Industrie- und Landarbeiter, weitere Lasten auf.

Eine andere und sehr bedeutende Gefahr ist - die Diktatur selbst. Die Diktatur, die in ihrem Despotismus und ihrer Grausamkeit sich aus den Massen erhoben und genährt hatte, hat Initiative und Freiheit erwürgt, den schöpferischen Geist, dessen Elemente die Flammen der Revolution entzündet und getragen haben, unterdrückt und führt ihr Gift langsam aber sicher, in das Herz und den Geist Rußlands.

So sät eine Diktatur selbst die Konterrevolution; keine Verschwörungen von außen, nicht die Feldzüge der Denikins und Wrangels sind Rußlands Damoklesschwert. Die wahre und große Gefahr ist die über das ganze Land verbreitete Enttäuschung, der Widerstand und der Haß gegen den bolschewistischen Despotismus: die konterrevolutionäre Haltung des Vol-

[p. 74]

kes im großen und ganzen, die das direkte Resultat der kommunistischen Diktatur selbst ist. [...]

Die organisierte Arbeiterbewegung in Rußland entwickelte sich unmittelbar nach der Februarrevolution. Die Bildung von werkstätten- und Fabrikkomitees war der erste Schritt zu einer tatsächlichen Kontrolle der Unternehmungen der kapitalistischen Eigentümer. Eine solche Kontrolle jedoch konnte nicht allgemein durchgeführt werden, ohne sich mit dem Wirken aller anderen ähnlichen Komitees in Verbindung zu setzen: so wurden die Sowjets oder Generalräte der Werkstätten- und Fabrikäte und ihr allrussischer Kongreß ins Leben gerufen. Auf diese Weise waren die Werkstättenund Fabrikkomitees die Vorkämpfer für die Kontrolle der Industrien und sie hatten die Aussicht, in der nahen Zukunft die Industrien vollständig zu leiten. Auf der anderen Seite waren die Arbeiterverbände damit beschäftigt, die Lebensbedingungen ihrer Mitgliedschaft zu bessern und ihre kulturelle Befreiung zu fördern.

Aber nach der Oktoberrevolution hatte sich die Lage verändert. Die Zentralisationsmethoden der Bolschewisten durchdrangen auch die Arbeiterverbände. Und nun wurde die Autonomie der Werkstättenkomitees für überflüssig erklärt. Die Arbeiterverbände wurden nach industriellen Grundsätzen neu organisiert. Die Werkstättenkomitees wurden zu bloßen ‘Embryos’ des Verbandes herabgedrückt und vollständig der Autorität der Zentralorgane unterstellt. So wurde den Arbeitern alle Unabhängigkeit der Aktion und alle eigene Initiative entrissen und der Verbandsbürokratie übertragen. Das Resultat dieser Politik ist die vollständige Indifferenz der Arbeiter gegenüber ihren Verbänden und gegenüber dem Schicksal der Industrien gewesen.

Dann begann die kommunistische Partei die Arbeiterverbände mit ihren eigenen Parteiangehörigen anzufüllen. Sie besetzte die Verbandsbüros. Das konnte sie um so leichter tun, als alle anderen politischen Parteien gesetzlich verboten waren und keine andere wie die offizielle bolschewistische Presse existierte. So ist es kein Wunder, daß nach sehr kurzer Zeit die Kommunisten in allen provinzialen und zentralen Exekutiv-Komitees in überwältigender Majorität saßen und sie die Führung aller Arbeiterverbände in Händen hatten. Sie eigneten sich die dominierende Rolle in allen Arbeitervereinigungen an, selbst in solchen Organisationen, in denen die Mitgliedschaft ausgesprochen und aufs bitterste im Widerspruch steht zu den Bolschewisten (beispielweise der Verband der Sowjetangestellten). Wenn immer ein Verband sich widerspenstig zeigte (wie beispielsweise die Union der Buchdrucker) und der ‘inneren psychologischen Ueberredung’ widerstand, so lösten die Kommunisten diese Schwierigkeit einfach so, daß sie die gesamte Verwaltung der betreffenden Organisation ihres Postens entsetzte.

Als die kommunistische Partei dann die Kontrolle über die Arbeiterorganisationen gewonnen hatte, ging sie daran, in allen Fabriken ihre eigenen ‘kleinen Kreise’ (kleine Gruppen von Kommunisten) zu organisieren, die praktisch die Herren der Situation wurden. Diese kommunistischen ‘kleinen Einheiten’ sind mit derartiger Macht ausgestattet, daß keine Aktion des Fabrikkomitees, obgleich dieses aus Kommunisten besteht, verwirklicht werden kann, ehe sie sanktioniert worden ist von dem ‘kleinen Kreis’. Sogar das höchste Organ der gesamten Arbeiterbewegung, der allrussische Zentral-Sowjet der Arbeiterverbände, steht unter direkter Kontrolle des Zentralkomitees der kommunistischen Partei.

Lenin und andere kommunistische Führer nehmen den Standpunkt ein, daß der Arbeiterverband zuerst und vor allem andern eine ‘Schule des Bolschewismus’ sein müsse. In der Praxis ist die Rolle des Arbeiterverbandes in Rußland zu einer automatischen Agentur für die Ausführung der Befehle der regierenden Partei heruntergedrückt worden. [...]

[p. 75]

So sind durch die riesenhafte Lüge, die immer noch an Ausdehnung zunimmt und über die ganze Welt sich ausbreitet und ein Netz von Lüge und Verrat spinnt, dem Moloch Bolschewismus Menschenopfer gebracht worden. Und es sind nicht nur Freiheit und Leben von Individuen, die diesem tönernen Götzen geopfert worden sind und nicht nur das Wohlergehen des Landes: es waren die sozialistischen Ideale und das Schicksal der Revolution, was zerstört worden ist.

Vor langer Zeit schrieb Bakunin: ‘Die ganze Macht des Zaren ist auf einer Lüge, - einer Lüge im Landen und eind Lüge draußen aufgebaut: auf einem kolossalen und kunstvollen System der Lüge, wie es vielleicht in der ganzen Geschichte der Menschheit noch niemals vorher dagewesen ist.’

Aber nun existiert ein solches System. Es ist das System des Staatskommunismus. Das revolutionäre Weltproletariat darf seine Augen vor der wirklichen Situation Rußlands nicht verschließen. Es muß erkennen und muß sehen, in welchen furchtbaren Abgrund die herrschende bolschewistische Partei durch ihre blinde und blutige Diktatur Rußland und die russische Revolution hineingeführt hat. Das Weltproletariat muß die Stimmen der wahren Revolutionäre hören, jene Stimmen, deren Haupt- und einziges Ziel nicht politische Parteimacht, sondern der Erfolg und Sieg der sozialen Revolution ist, und denen Revolution gleichbedeutend mit menschlicher Würde, Freiheit und Erneuerung der Gesellschaft ist. [...]

Nicht auf Befehl irgend einer Zentralautorität, sondern organisch, aus dem Leben selbst muß die eng geknüpfte Föderation der vereinigten industriellen, agrarischen usw. Assoziation aufsteigen. Von den Arbeitern selbst muß sie organisiert und geleitet werden. Und dann - und nur dann wird die große Sehnsucht der Arbeiterschaft nach gesellschaftlicher Erneuerung ein gesundes, festes Fundament haben. Nur eine solche Organisation des Gemeinwesens wird Raum schaffen für die wirklich freie, schöpferische, neue Menschheit und sie wird

[p. 76]

tatsächlich das Eingangstor sein zum herrschaftslosen anarchistischen Kommunismus. So und nur so können vollständig fortgefegt werden alle Ueberreste der alten sterbenden Zivilisation und Geist und Herz des Menschen befreit werden von ihren mannigfaltigen Giften, von Unwissenheit und Vorurteil. Das revolutionäre Weltproletariat muß diese anarchistische Stimme hören, die - wie ehedem - aufsteigt aus den Tiefen der Gefängniskerker. Das Weltproletariat muß die große Tragödie der Arbeiter Rußlands verstehen: die herzzerreißende Tragödie der Arbeiter und Bauern, die die Flammen der Revolution getragen haben und nun sich hilflos in den eisernen Klauen eines alles lähmenden Staates befinden. Das Weltproletariat muß, ehe es zu spät ist, die würgende Schlinge lösen. Wenn nicht, dann wird Sowjet-Rußland, einst der Herd der sozialen Weltrevolution, wieder die Weltstätte schwärzester Reaktion werden.

Moskau, Juni 1921.