Dalton Trevisan Autobiografie
* Geboren in 1925, in Curitiba. Advocaat. Getrouwd. Twee dochters.
* Heeft niets te zeggen, buiten zijn boeken. Alleen het werk is van belang, de auteur betekent minder dan het personage. Het verhaal is altijd beter dan de verteller.
* Als adolescent wilde hij kampioen worden op de 110 meter horden. Jongeman met snorretje, lieveling van alle taxi-girls. Noch atleet, noch tapdanser met vlinderdas: zijn plaats is tussen de minsten der minor verhalenschrijvers.
* Vampier, ja, van zielen. Spion der eenzame harten. Schorpioen met gifstaart geheven, ziedaar de verteller.
* Verzint alleen vampiers die bestaan.
* De schrijver is een broer van Kain en verre neef van Abel.
* Politieberichten, flarden van zinnen, gebruiksaanwijzingen van medicijnen, briefjes van zelfmoordenaars, het spook op zolder, vertrouwelijke woorden van een vriend, lectuur van de klassieken, enz. Wat men hem niet vertelt beluistert hij achter de deur. Hij raadt wat hij niet weet - en met een beetje geluk ontdekt men wat, vroeg of laat, uiteindelijk gebeurt.
* Om het geringste aller verhalen te schrijven is een mensenleven te kort. Hij beëindigt een verhaal nooit - één keer herlezen en hij schrijft het overnieuw.
* Er bestaat het vooroordeel dat men na verhalen novellen moet schrijven en tenslotte een roman. Zijn weg zal zijn van het verhaal naar het sonnet, naar de hai-kai.
* Hij schriijft niet om het leven te veranderen, de wereld te verbeteren, zijn ziel te redden. Is papier meer waard, bedekt met woorden? Ziedaar zijn exkuus tot schrijven.
* De goede schrijver realiseert zich nooit: het werk schiet tekort bij de droom. In laatste instantie merkt hij dat hij de droom heeft verloochend, het werk verraden, het leven geruild heeft voor niets.
* Hij kan geen raad geven; aan jongeren zou hij slechts zeggen: heb talent.
* Zijn beste verhaal? Dat wat hij morgen schrijft.
* Je kunt op de vingers van je hand de kleine vreugden des levens aftellen: de rinsige smaak van de pitanga op je tong van kleine jongen, het beprijsde prentje bij de Zequinha-zuurtjes, hier en daar een verhaal van Tsjechov, het zingen van de corruíra 's morgens vroeg, de geur van blauweregen onder het raam, de verrukking van de eerste dronkenschap, de kus met smaak van Mariakoekjes en druivengelei, een naakt vrouwenlichaam.
* Hij beweert dat de twee stijlen van het Portugees zijn: Machado de Assis en pater João Ferreira de Almeida, vertaler van de Bijbel. Het enige boek dat niemand ongelezen kan laten. Daarin is te vinden: Homerus, Duizend-en-één-nacht, Fanny Hill, sonnetten van Camões, epileptische kreten van Dostojefski, melaatse kakkerlakken van Kafka, annonces voor afrodisiaca, elegieën van Rilke, etc.
* Jezus is één van zijn helden. Kwetsbaarder dan Holden Caulfield, verleidelijker dan Julien Sorel, tougher dan Philip Marlowe. Geweldige vent, toornige contestatair, altijd in de contramine, als ongewenst persoon uit Nazareth gezet, in staat over water te lopen, de zweep te doen zingen, briljantine in zijn haar te doen, fallisch te vloeken, van elke vrouw een nachtclubdanseres te maken en van jou een Job in zak en as, een berouwvolle Petrus, een herleefde Lazarus.
* O, had hij slechts de stijl van de zelfmoordenaar in zijn laatste brief.
Vertaling door A. Willemsen van de flaptekst van A faca no coraçao (Het mes in het hart, Rio, 1975).