een heel arsenaal aan geleerde interpretamenten niet gewaardeerd worden, en dat is eigenlijk niet opmerkelijk. Maar neem nu eens de volgende passage uit Semonides' gedicht over de vrouwen:
(De godheid schiep) ‘één type vrouw uit een teef. Deze is het evenbeeld van haar valse mama. Overal loert ze rond en scharrelt ze rond, en ze blijft keffen zelfs als ze niemand ziet. Haar echtgenoot kan haar niet met dreigementen koest krijgen en zelfs niet wanneer hij in woede met een steen haar tanden uitmept; overigens ook niet wanneer hij haar vriendelijk toespreekt. Ze houdt maar niet op, zelfs niet wanneer hij gasten heeft: ze komt er bij zitten, ononderbroken een droge blaf uitstotend waartegen geen kruid gewassen is.’
Het moet toch mogelijk zijn, hierop onmiddellijk geamuseerd te reageren. Iedereen die enigszins welopgevoed is en geen woman's libber begrijpt trouwens meteen, dat de dichter niet op ontroering of berichtgeving uit is, maar serieus genomen wil wezen op een ander niveau: dat van de vertekening ten behoeve van een publiek van volwassen heren, een vertekening die er nu juist toe bijdraagt dat deze de werkelijkheid een moment betrekkelijk goedgehumeurd onder ogen zien.
Op die toch wel krasse manier amusant en trefzeker is Semonides' hele gedicht, dat te lang is om hier in zijn geheel vertaald opgenomen te worden. De dichter karakteriseert negen vrouwentypen: de viezige varkenvrouw, de lepe vossevrouw, de reeds aangehaalde teefvrouw, de aardevrouw, de onbetrouwbare zeevrouw, de koppig-botte ezelvrouw, de stakkerig-geile fretvrouw, de luxe paardevrouw en de komiek-onaantrekkelijke aapvrouw; tenslotte (moraliserend) de bijevrouw, die een inbegrip is van vrouwelijke deugden: prima als echtgenote, als opvoedster en met het huishoudboekje. Maar, gaat hij door, eigenlijk zijn alle vrouwen een ramp. Ze bederven een man zijn humeur, maken het hem onmogelijk thuis zijn vrienden te ontvangen, bedriegen de sukkel en maken hem bij de buren te schande. Het gedicht breekt af midden in een zin die mogelijk het begin vormde van een opsomming van het leed, door historisch beroemde vrouwen over generaties van mannen gebracht.
Zo op het oog inderdaad weinig aardigs over de vrouwen. Vooral Semonides' tegenvoorbeeld, de brave bijevrouw, zal het inmiddels bij menige (vrouwelijke) lezer slecht doen. Het is vermakelijk, na te gaan hoe in de geleerde literatuur met Semonides' gedicht is omgesprongen. De verwarring van morele met esthetische oordelen is nogal algemeen: omdat Semonides' kijk op ‘de’ vrouw zo negatief is en, vooral, zo beperkt, kan zijn gedicht, zegt men, geen ‘literatuur’ zijn. Waar het bloed niet gaan kan pleegt het echter te kruipen. Omdat in de wetenschap ook over het onbetamelijke gehandeld kan worden, pakte men het gedicht filologisch aan en idee-historisch. Nu is het idee-historisch allicht een geweldig interessant document, namelijk als stuk empirische psychologie onder het beperkte opzicht van een indeling naar typologische begrippen. Deze begrippen (diersoorten, aarde, zee) zijn minder empirisch en vooral minder origineel dan het lijkt: dat de vrouw uit aarde geschapen is komt al in oudere literatuur voor, terwijl de animale typologie ongetwijfeld mede teruggaat op de fabel. Met deze beperkte middelen komt de dichter echter een heel eind. Hier en daar is wel wat systeemdwang te bespeuren. namelijk als hij bij de beschrijving van een bepaald type vrouw daaraan eigenschappen toeschrijft die eerder door het indelend begrip dan door de empirische ervaring gesuggereerd lijken. Er zijn geleerden die hierop nogal gretig hebben ingehaakt: een automatisme! Toch is het zelfs hier oppassen. Zoiets behoeft immers niet ongerept dwangmatig te zijn, maar kan heel goed opzettelijk gehanteerd worden om tot het welbehagen van de luisteraar bij te dragen. Neem bijvoorbeeld de aardevrouw. ‘Aarde’ is koud, daarom, zegt men, heeft volgens Semonides de aardevrouw het (onvrouwelijke eigenschap, zou ik inderdaad haast zeggen) nooit koud. Daarom? In de overtuigende