Maatstaf. Jaargang 24(1976)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Bernard Roder Uit: Jarig Op Een Groene Plee Amstelstraat De poort, ons huis, eraan dat van ‘de miezel’ of ‘kraantje lek’, één kladster van het buurtje: voor dag en dauw in draf met sop en lysol en wijf van Jan die wielen spaakt in 't schuurtje. Aan de overkant ‘de langnek’, weer zo'n plaatje. Ze steekt haar kop door 't voordeurraampje heen als geen giraf, reikhalzend naar een praatje. Haar man heeft ‘k’, griep, struma, kroep, gangreen... Wat verderop, in het verduisterde hoekhuis, beklijft ‘de koerduif’, nog familie ook. Soms wenkt ze je verstolen binnensmuurs. Straf zuigend zwenkt ze daar een vólle koekdoos. - In dromen wordt het pand verwoest door vuur ‘en komt zij om en gaat zij op in rook’. [pagina 45] [p. 45] Dank zij Sjonnie Half maart begon het stekeltjesseizoen. Portielje werd er weer op nageslagen. In sloot en plas een opperst welbehagen. Hoornblad of vederkruid? Meer bruin dan groen? - Een goedgemutst iets elk jaar overdoen. Geen flauw benul van ‘jongetjes belagen’. Volop bereid om weesjes door te zagen. Je malle moer te schaften met Jeroen.(?)- Onze onvergasselijke Sjonnie, teef, sprong zowat dagelijks met melkvee om. Zij droeg haar kunne geen tiet liefde toe. De les aangaande ‘hoe je het overleeft’ werd me ingeprent door een getergde koe. - Ramde ik dat hek? - Dan sloeg jij bijtijds om! Vorige Volgende