Kijk, die grote God geeft nu de regels aan voor al die ontzaglijke kleine mensjes zoals wij. Dan denken die mensjes nog dat ze het beter zouden weten dan die God en dan gaan ze oorlog maken en ruzie zoeken en liegen en bedriegen en nog veel meer. Wat zijn die kleine mensjes dan toch stom. Ze hebben niet eens in de gaten dat ze dan lijnrecht van die God afdwalen naar hun eeuwig verderf.
Zou het niet beter zijn die machtige God te dienen en Hem te gehoorzamen?
Hij wil zich met ons bemoeien, wie we ook zijn.
Hij wil ons gebed, onze smeking, horen.
Hij wil ons voor altijd gelukkig maken.
Hij had er zelfs Zijn Zoon voor over.
Dat is een wonder, een wonder van Liefde.
Het is ook voor U, voor jou!’
De kursivering is van mij, evenals dit naschrift. Enige tijd geleden krulden de nederlandse kranten regelmatig op van de berichten over een kruidendokter. Hij verspreidde waardeloze kruiden voor het lichaam en is na veel deining door het gerecht gegrepen en veroordeeld. Wat is het verschil met de verbreiding van deze preekjes?
Ik hoef er niet voor te betalen, zeg je.
Dat is zo, maar de overeenkomst is belangrijker dan het verschil: dit spul hier is gevaarlijk voor de geest. Jawel, ons kleine mensjes een gehaaide korsikaanse bandiet aanbevelen die oorlog maken, ruzie zoeken, liegen en bedriegen en nog veel meer erg lekker vond. Wat hem een saldo opgeleverd heeft van twee miljoen doden over heel Europa. En daarbuiten, want hij was op de Middellandse Zee, onder Gods handschrift, bezig om Egypte aan te vallen, om te veroveren, roven en doodmaken. Over honderd jaar zal de een of andere geestelijke kruidendokter Hitler citeren in een tekstje waarin de Führer aanhalig doet tegen zijn Almachtige.
Lees je ooit dat het een schrijver van zulke stukjes lastig gemaakt wordt door een synode? Nee. Ik durf daarentegen wel wedden dat Kuitert Napoleon nog nooit heeft aangehaald om Gods Eer Te Verkondigen. Wat zijn die kleine mensjes toch stom.
140. Een oude foto. Er is een onsmakelijke krant bij mij in de bus gegooid. Ik heb hem destijds bewaard en blader hem door zonder mij te herinneren waarom ik hem niet weggegooid heb, maar daar zie ik het portret van Luns. Luns naast Prins Bernhard. Bij een groot artikel van eerstgenoemde. Zijn gezicht staat mij niet aan en zijn artikel helemaal niet. Maar het blad heet De Telegraaf, dus alles klopt weer. Het artikel staat in vet gezet en heeft een groot aantal nog dikkere kopjes.
Het is een artikel dat druipt van vorstenverering maar er komt geen redelijk punt bij mij over, dat mij tot een mede-vereerder maakt. Wanneer wij uit de gezonde jongetjes die vandaag in Nederland geboren zijn of (het is nog vroeg) zullen worden, één door het lot aanwijzen, en hem een speciale opvoeding tot een betrekking met status geven, en het jongetje blijkt niet volstrekt stompzinnig uit te vallen, dan trekken wij hem een generaalskostuum aan en vervolgens is het zeer zeker dat er over zestig jaar een Luns zal zijn om zo'n artikel over hem te schrijven. Want er zal over zestig jaar ook zeker nog een Telegraaf zijn. Zó snel ontwikkelt de mens zich niet.
Die prinsenverering van nu ergert mij niet, hoewel sommigen dat uit mijn woorden zullen opmaken, ik vind die verering alleen maar beschamend. Het is zo dom. En over zestig jaar zal de bevolking van Nederland ongeveer eenzelfde intelligentie hebben als nu. Ook dan zal twintig procent van de bevolking de lagere school niet kunnen doorlopen. Zij zullen dat op zijn toekomstige status en koopkracht geselekteerde jongetje, dat vandaag nog geboren wordt of geboren is, liefhebben. De wereld zal geen flikker aan hem hebben, het tegendeel is waar. Want die ‘liefde’ verduistert de zaken waar het om gaat.