het Nederlandse politieke stelsel, die hen verenigt.
Politieke vernieuwing is voor hen verandering van het politieke stelsel in de door hen gewenste richting en het is op dit punt, dat de schoen gaat wringen. Want geen van de Vernieuwers is in staat mij duidelijk te maken welke maatstaven hij aanlegt ter beoordeling van verandering en ontwikkeling van het politieke stelsel of welke waarden hij gaarne gerealiseerd wil zien.
Ook de paus van de politieke Vernieuwers, dr. S.W. Couwenberg - hij is het, die regelmatig voortdurend slechter bezochte congressen over politieke vernieuwing organiseert - slaagt er in zijn artikel ‘Politieke vernieuwing anno 1975’ in zijn blad Civis Mundi (mei 1975) niet in antwoord te geven op zulke essentiële vragen als: politieke vernieuwing - waartoe, in welke richting en met welk doel? Door af en toe in plaats van over politieke over maatschappelijke, staatsrechtelijke of partijpolitieke vernieuwing te spreken, schieten we natuurlijk niets op en ook met vage verwijzingen naar democratisering zonder overigens precies duidelijk te maken, wat daar onder verstaan moet worden, komen we geen stap verder. Niets wordt bereikt op deze manier, behalve dan dat binnenkort ook de begrippen democratie en democratisering in de étalage van het winkeltje Manipulatie en Propaganda geplaatst kunnen worden.
Met de andere Vernieuwers is het niet beter gesteld - de lezer moet me maar op mijn woord geloven. Hoewel ik me daar aanvankelijk hevig tegen verzet heb - het zijn tenslotte toch allemaal geleerde en gestudeerde mensen -, heeft het sterke vermoeden bij me post gevat, dat de Vernieuwers niet alleen niet aan anderen duidelijk kunnen maken, wat ze willen maar dat ze dat zelf ook nauwelijks weten. Achter het gloriërend en zinsbegoochelend geredeneer over Vernieuwing blijkt een grote leegte schuil te gaan: gepraat en geschrijf over Vernieuwing is niets meer dan het is: in trilling gebrachte luchtlaagjes en zwarte symbolen op wit papier, gepraat en geschrijf over niets dus eigenlijk.
Omdat niemand van de Vernieuwers duidelijk kan maken wat zijn uitgangspunten, doeleinden en waarden zijn, verlopen discussies tussen hen volstrekt chaotisch en verzanden in eindeloos heen weer gepraat. Het lijkt alsof een groepje brekebenen een partijtje voetbal speelt met een onzichtbare bal, ieder trapt voortdurend in de lucht en scoort evenzo vele malen. De partijpolitici, door Couwenberg voor zijn congres in september uitgenodigd, moesten dan ook bij het aanvaarden van de uitnodiging ‘de grootst mogelijke weerzin’ overwinnen. Het verlangen naar een rustig middagje met wat vriendelijk geleuter moet het bij hen kennelijk van de weerzin gewonnen hebben. Degenen, die minder gemakkelijk een middagje kunnen spijbelen - de rest van de Nederlandse bevolking dus - lieten begrijpelijkerwijs verstek gaan. Couwenberg verbaasde zich daar oprecht over - misschien is het toch wel een heel aardige man.
Maar goed, ter zake. De verandering van het politieke stelsel, de richting, waarin het zich ontwikkelt, dat zijn natuurlijk uiterst belangrijke kwesties. Juist hierom breken revoluties uit, vinden staatsgrepen plaats, worden burgeroorlogen gevoerd en worden mensen gemarteld, dood geschoten en in concentratiekampen opgesloten. Dat het bij verandering en ontwikkeling, c.q. ‘vernieuwing’ van het politieke stelsel dus misschien wel om het belangrijkste, meest fundamentele en dramatische politieke probleem gaat, zou je haast vergeten, wanneer je het schimmenspel van de politieke Vernieuwers aanziet.
Hoe moet nu het probleem van politieke verandering aangepakt en begrepen worden? Veel weet ik er als geïnteresseerde leek natuurlijk ook niet van, maar we kunnen het allicht proberen. Daartoe is het allereerst noodzakelijk - om een lang verhaal kort te maken laat ik allerlei andere belangrijke kwesties maar achterwege - een onderscheid te maken tussen twee soorten politiek, tussen twee soorten po-